ECLI:NL:RBAMS:2012:BX7583

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-660066-11 (A) en 13-660265-11 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak en bedreiging van getuigen in Amsterdam

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 29 augustus 2012, is de verdachte beschuldigd van diefstal met braak en meerdere bedreigingen. De zaak betreft twee afzonderlijke parketnummers, 13/660066-11 (A) en 13/660265-11 (B). De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 februari 2010 te Berkhout een inbraak heeft gepleegd bij Autobedrijf Koggeland, waarbij hij een kluis heeft weggenomen. De toegang tot het bedrijfspand werd verkregen door een raam in te slaan. Daarnaast heeft de verdachte op 22 januari 2011 in Amsterdam een motorrijtuig bestuurd zonder geldig rijbewijs.

In zaak B wordt de verdachte beschuldigd van het bedreigen van getuigen, waaronder [benadeelde 3] en [benadeelde 4], in een poging hen te dwingen hun aangifte in te trekken. De bedreigingen waren ernstig van aard en omvatten uitspraken als "Je gaat er aan kankerhoer" en "Ik maak hier een bloedbad". De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelden als geloofwaardig beoordeeld, mede omdat zij de verdachte bij fotoconfrontaties hebben herkend.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de diefstal en de bedreigingen. De strafmaat is bepaald op een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is er een contactverbod opgelegd om herhaling van de feiten te voorkomen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel is opgelegd voor het in zaak A onder 1. ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummers: 13/660066-11 (A) en 13/660265-11 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 29 augustus 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1987],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 augustus 2012.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.A.M. Wijffels en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging op de zitting - ten laste gelegd dat
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 29 augustus 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een kentekenbewijs (deel I) en/of autoverzekeringsbewijs (groene kaart) en/of (een) mobiele telefoon(s) (merk Samsung en/of Nokia) en/of een geldbedrag (40 euro) en/of een tas (merk
Eastpack) en/of een gouden ring, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) sleutel(s) tot welk gebruik
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet was/waren gerechtigd, in elk geval door middel van een valse sleutel;
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2010 te Berkhout, binnen de gemeente Koggenland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een bedrijfspand (gelegen aan de Westeinde 353) heeft weggenomen een kluis (inhoudende een of meerdere (zogenaamde) Groene kaarten VWE NL (blanco en/of genummerd) en/of een of meerdere blok(ken) genummerde RDW-machtigingen en/of een of meerdere blok(ken) blanco vrijwarringen en/of 15, althans een of meer cilinderslot(en) met sleutels), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Autobedrijf Koggeland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door een raam van voornoemd bedrijfspand (met een koevoet) in te slaan en/of in te gooien, in elk geval door middel van braak op en/of verbreking van een raam van dat bedrijfspand en/of inklimming in dat bedrijfspand;
3.
hij op of omstreeks 05 februari 2010 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een bedrijspand (gelegen aan de Esmoreitdreef 1) weg te nemen (een) geldbedrag(en) en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan garagebedrijf Kwikfit, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd bedrijfspand te verschaffen en / of die / dat weg te nemen geldbedrag(en) en/of goederen onder zijn / hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en / of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemd bedrijfspand is/zijn toegegaan en/of een (boven)raam (aan de zijde van wasstraat) heeft/hebben ingeslagen en/of ingegooid, althans een (boven)raam van dat bedrijfspand heeft/hebben verbroken en/of een touw heeft/hebben vastgeknoopt aan een metalen dwarsbalk (van de wasstraat) en/of zich (door de onstane opening) met behulp van dat (geknoopte) touw heeft/hebben laten afzakken in dat bedrijfspand, althans dat bedrijfspand is/zijn ingeklommen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 22 januari 2011 te Amsterdam, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle categoriën, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Seineweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Zaak B
1.
hij op een (of meerdere) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2010 tot en met 08 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) zich opzettelijk mondeling en/of door gebaren jegens [benadeelde 3] heeft geuit kennelijk om dier vrijheid om naar waarheid of geweten ten
overstaan van een rechter en/of een ambtenaar van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland een verklaring af te leggen, te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, immers, heeft hij, verdachte, met één of meer van zijn mededaders, (telkens) die [benadeelde 3] de woorden toegevoegd: "Je moet zeggen dat je de echte dader hebt gezien op straat, anders ga je me leren kennen en wordt het echt lelijk" en/of "Je kent mij niet, het wordt lelijk, het wordt zwaar lelijk. Als jij je aangifte niet intrekt, krijg je van mij geen bescherming in de wijk" en/of "Je moet je aanklacht intrekken, anders wordt het lelijk" en/of "Donderdag is de rechtzaak, jouw zus moet goed praten en ze moet het rommelig maken en onduidelijkheid maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
en/of
hij op een (of meerdere) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2010 tot en met 08 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend voornoemde [benadeelde 3] (telkens) de woorden toegevoegd:"Je moet zeggen dat je de echte dader hebt gezien op straat, anders ga je me leren kennen en wordt het echt lelijk" en/of "Je gaat er aan kankerhoer" en/of "Ik maak hier een bloedbad" en/of "We maken je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op een (of meerdere) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2010 tot en met 08 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend voornoemde [benadeelde 4] (telkens) de woorden
toegevoegd:"Als je vrouw die aangifte niet intrekt, maak ik jullie af, ik maak jullie dan kapot" en/of "Ik ga je echt vermoorden, het wordt een bloedbad bij jullie thuis" en/of "Kijken jullie maar uit, ik heb thuis een uzi", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op een (of meerdere) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 16 februari 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) zich opzettelijk mondeling en/of door gebaren jegens [benadeelde 5] heeft geuit kennelijk om dier vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter en/of een ambtenaar van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland een verklaring af te leggen, te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, immers, heeft hij, verdachte, met één of meer van zijn mededaders, (telkens) die [benadeelde 5] (telefonisch) de woorden toegevoegd: "Nu moet jij in je verklaring heel veel onduidelijkheid brengen, anders leer je me kennen, dan maak ik jou af. Ik pak jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/of
hij op een (of meerdere) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 16 februari 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend voornoemde [benadeelde 5] (telkens) (telefonisch) de
woorden toegevoegd: "Jij moet in je verklaring heel veel onduidelijkheden brengen, anders leer je me kennen, dan maak ik je jou af" en/of "Ik maak jou af, ik sta boven de politie, dit is mijn wijk, je ziet je zus niet meer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. Voorvragen
De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de in zaak A onder 1., 2., 3. en 4. en in zaak B onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde in zaak A heeft de officier van justitie gerefereerd aan de verklaring van verdachte ter zitting, namelijk dat hij vaak blikjes Red Bull drinkt en die blikjes vaak laat rondslingeren.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2. ten laste gelegde is de officier van justitie van mening dat het lastig is om te verklaren dat verdachte niet op de plaats van het misdrijf is geweest nu daar twee druppels bloed zijn gevonden, waarvan één druppel op een stuk van een ingeslagen ruit en één op een stuk luxaflex, welke goederen door de politie binnen in het bedrijfspand waren gelegd. Het DNA profiel van beide druppels komt overeen met het DNA profiel van verdachte.
Met betrekking tot het in zaak A onder 3. ten laste gelegde heeft de officier van justitie gewezen op het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte op het touw dat in het bedrijfspand hing. Het betreft een sterk profiel, waarvoor verdachte geen verklaring heeft gegeven. Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde in zaak A is er een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waaruit blijkt dat verbalisanten verdachte hebben zien rijden. Verdachte heeft daartegen ingebracht dat hij stilstond. De officier van justitie vindt dit, gelet op het proces-verbaal van bevindingen, een ongeloofwaardige verklaring. Bovendien heeft verdachte vaker zonder geldig rijbewijs gereden.
Ten aanzien van de onder B tenlastegelegde feiten 1., 2. en 3. heeft de officier van justitie gewezen op de aangiften van [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 5]. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde is voorts een proces-verbaal van bevindingen van de buurtregisseur aan het dossier toegevoegd. Daaruit blijkt dat [benadeelde 3] op verschillende momenten gedurende de ten laste gelegde periode het gedrag van verdachte en zijn mededader(s) bij de buurtregisseur heeft gemeld.
[benadeelde 3] heeft verklaard dat verdachte er altijd bij was en [benadeelde 4] heeft de voornaam van verdachte in zijn verklaring genoemd, nu verdachte zich had voorgesteld.
[benadeelde 3] en [benadeelde 5] hebben beiden over hetzelfde woordgebruik door verdachte verklaard.
Ten aanzien van het onder "en/of" in het onder 1. ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd voor de bewoordingen "Je moet zeggen dat je de echte dader hebt gezien op straat, anders ga je me leren kennen en wordt het echt lelijk", nu zij dit onder het eerste deel van het onder 1. ten laste gelegde bewezen acht.
4.2. Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het in zaak A onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde dient verdachte naar de mening van de raadsman te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde heeft de raadsman erop gewezen dat niet kan worden uitgesloten dat het blikje Red Bull, met daarop speeksel van verdachte, als een dwaalspoor in de woning is neergezet. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat door middel van een valse sleutel is binnengetreden.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman verklaard dat bloedsporen op de luxaflex en op een glasscherf zijn aangetroffen. Uit het dossier, te weten het proces-verbaal sporenonderzoek, blijkt dat deze goederen buiten zijn aangetroffen en in de kantine zijn neergelegd. Dit kan echter niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld, nu een proces-verbaal van de hand van verbalisanten die de goederen binnen hebben gelegd, ontbreekt. Verder is op grond van het dossier niet vast te stellen waar de luxaflex en glasscherf buiten zijn aangetroffen. Ook blijkt uit het dossier niet de staat van het bloed. Daardoor is niet bekend of het vers of opgedroogd bloed was.
Met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde gevonden DNA van verdachte is van belang dat sprake is van een mengprofiel van minimaal twee personen en dat elders op het touw nog een mengprofiel is veiliggesteld van minimaal drie personen en dat verdachte wordt uitgesloten als donor van het DNA in dit mengprofiel. Niet kan met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld wanneer het DNA van verdachte op het touw is gekomen.
De raadsman heeft ten aanzien van het in zaak A onder 4. ten laste gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de in zaak B ten laste gelegde feiten heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent de feiten te hebben gepleegd. Ten aanzien van de in zaak B onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft de raadsman verder betoogd dat de aangevers uit dezelfde hoek komen en dat er geen objectief - neutraal - bewijs is dat de verwijten ondersteunt. Daarnaast geldt het volgende. Feitelijk kan de kwestie, naar de mening van de verdediging, worden teruggebracht tot twee incidenten, één op 27 februari 2011 en één op 8 maart 2011.
In beide gevallen gaat het om twee korte ontmoetingen, waarbij niet veel is gebeurd en waarbij de verklaringen te ver uiteenlopen om geloofwaardig te zijn. Bovendien heeft verdachte ten aanzien van de gebeurtenis op 8 maart 2011 aangegeven een alibi te hebben. Hij heeft toen het kantoor van zijn raadsman en de reclassering bezocht. Er is derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich aan deze feiten heeft schuldig gemaakt, zodat hij ook van deze feiten dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het in zaak B onder 3. ten laste gelegde heeft de raadsman gewezen op het feit dat het bewijs daarvoor slechts uit de verklaring van [benadeelde 5] bestaat, terwijl er geen enkel ondersteunend bewijs is. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken voor dit feit.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Vrijspraak van het in zaak A onder 1. en 3. ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat in zaak A onder 1. en 3. is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het in zaak A onder 1. ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat uit het dossier is gebleken dat sprake is geweest van het aantreffen van een blikje Red Bull op de eettafel in de woning waar is ingebroken. De aangever heeft verklaard dat dit blikje zich eerder niet in de woning bevond. Van de hals en rondom de opening van het blikje is een speekselbemonstering gemaakt. Deze bemonstering is overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), waar het bleek te matchen met het DNA-profiel van het referentiemonster wangslijmvlies van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat, nu het in casu om een blikje en derhalve om een gemakkelijk te verplaatsen object gaat, de mogelijkheid bestaat dat dit blikje door een ander dan verdachte is achtergelaten in de woning. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij veel blikjes Red Bull drinkt en de lege blikjes regelmatig laat slingeren. Nu deze mogelijkheid niet kan worden uitgesloten, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3. ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat uit het dossier is gebleken dat een touw is aangetroffen met daarin diverse knopen, hangend aan de binnenzijde van een bedrijfspand waar was geprobeerd in te breken. Het touw is veiliggesteld en de buitzijden van 6 knopen zijn bemonsterd door het NFI. Van het DNA in 2 bemonsteringen (#01 en #04) zijn DNA-profielen verkregen. Van het DNA in de bemonstering #01 is een DNA-mengprofiel verkregen, waarin reproduceerbare DNA-kenmerken zichtbaar zijn van ten minste één man. Uit dit DNA mengprofiel is een DNA hoofdprofiel afgeleid van een man wiens celmateriaal prominent in de bemonstering aanwezig is. Bij vergelijking van dit hoofdprofiel in de Nederlandse DNA-databank is een match gevonden met het DNA-profiel van het referentiemonster wangslijmvlies van verdachte.
Van het DNA in de bemonstering #04 is een DNA-mengprofiel verkregen, waarin reproduceerbare DNA-kenmerken zichtbaar zijn van minimaal drie personen, waarvan ten minste één man. Uit dit DNA-mengprofiel zijn geen DNA-profielen van individuele celdonoren af te leiden.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat sporen van verdachte op het touw zijn aangetroffen nog niet maakt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde. De rechtbank kan immers niet uitsluiten dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, in een eerder stadium dan ten tijde van de poging tot inbraak in contact is geweest met het touw. Dit geldt temeer nu er ook sporen van anderen op het touw zijn aangetroffen.
4.3.2. Vrijspraak van het in zaak B onder 3. ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat in zaak B onder 3. is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat voor dit feit enkel de verklaring van [benadeelde 5] aanwezig is.
In het dossier is daarnaast geen aanvullend bewijs gevonden.
4.3.3 Het oordeel over het in zaak A onder 2. en 4. en in zaak B onder 1. en 2. ten laste gelegde
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
Ten aanzien van het in zaak A onder 2. ten laste gelegde
Op 26 februari 2010 wordt te Berkhout, binnen de gemeente Koggenland, ingebroken bij autobedrijf Koggeland, Westeinde 353. Er is een groot raam ingeslagen. Men is naar binnen geklommen en heeft de kluis weggenomen. In de kluis lagen blanco en genummerde groene kaarten VWE NL, blokken genummerde machtigingen van de RDW, blokken met blanco vrijwaringen en 15 cilindersloten met sleutels. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.ii Bij sporenonderzoek wordt geconstateerd dat in de linkergevel van het pand een ruit van een raam is gebroken. Er liggen glasscherven en delen van een luxaflex onder het raam. Via het gat in de ruit kon een kantoorruimte worden binnengegaan. Aan de binnenzijde van het raam hangen restanten van de luxaflex. Buiten worden een glasscherf en een deel van de luxaflex aangetroffen waar een rode substantie op aanwezig is. Deze goederen zijn in de kantine neergelegd. Door middel van een wattenstaafje worden bloedsporen op het deel van de luxaflex en de glasscherf veiliggesteld. Het spoor op de luxaflex krijgt het kenmerk SIN AAAZ6385NL en het spoor op de glasscherf krijgt het kenmerk SIN AAAZ6384NL.iii
Uit DNA-onderzoek door het NFI blijken beide sporen afkomstig te zijn van de dezelfde donor. Om die reden is alleen het DNA profiel van het spoor met SIN AAAZ6384NL opgenomen in de DNA databank. Dit DNA profiel komt overeen met het in de DNA databank voorkomende DNA profiel van verdachte.iv
Overwegingen rechtbank
Voor de rechtbank staat op grond van het voorgaande genoegzaam vast dat de glasscherf met daarop bloed en een deel van de luxaflex met daarop bloed die buiten zijn aangetroffen onder de ingeslagen ruit, van die ruit c.q. van achter die ruit afkomstig zijn. Blijkens het proces-verbaal sporenonderzoek zijn deze goederen kennelijk vervolgens in de kantine gelegd, om ze veilig te stellen. Hieromtrent is, zoals de raadsman heeft aangevoerd, inderdaad geen apart proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. De rechtbank gaat echter uit van de juistheid van het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van sporenonderzoek op dit punt.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de relatie van de voorwerpen met de specifieke plek van de plaats van het misdrijf, te weten de ingeslagen ruit, en het feit dat op voornoemde voorwerpen, DNA profielen zijn aangetroffen die overeenkomen met het DNA profiel van verdachte, verdachte dient te worden aangemerkt als dader van de bedrijfsinbraak. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van het in zaak A onder 4. ten laste gelegde
Op 22 januari 2011 bevinden verbalisanten zich op de Seineweg, ter hoogte van perceel 1 in Amsterdam. Daar ziet één van de verbalisanten dat er een personenauto het parkeerterrein van de Seineweg perceel 1 oprijdt. In het voertuig zit een man. De man wordt gevraagd naar zijn rijbewijs. Hij overhandigt een rijbewijs op naam van [broer 1 van verdachte]. De foto van de persoon op het rijbewijs komt niet overeen met de persoon die in het voertuig zit. Het is de verbalisanten ambtshalve bekend dat de broer van [broer 1 van verdachte] gesignaleerd staat terzake woninginbraak. Deze broer is genaamd [verdachte]. Verbalisanten herkennen op dat moment de persoon in de auto als [verdachte], verdachte.v
Na onderzoek blijkt dat het rijbewijs van verdachte volledig ongeldig is verklaard vanaf 2 september 2010 voor de categorieën AM en B.vi
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, maar dat hij op 22 januari 2011 niet reed, maar stilstond op de parkeerplaats.vii
Overwegingen rechtbank
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter zitting, inhoudende dat hij op 22 januari 2011 niet in de personenauto reed, maar stilstond op de parkeerplaats, welke verklaring verdachte niet eerder heeft afgelegd, onaannemelijk, gelet op het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van drie verbalisanten. Het ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van het in zaak B onder 1. en 2. ten laste gelegde
[benadeelde 3] heeft op 8 maart 2011 aangifte van bedreiging gedaan tegen twee jongens met de achternaam [achternaam verdachte]. Het gaat om broers. In de zomer van 2010 heeft hun jongste broertje geprobeerd om haar en haar tweelingzus te beroven. Zij heeft daarvan aangifte gedaan en daarop is het broertje aangehouden. Op 8 maart 2011 doet zij aangifte tegen de middelste en de oudste broer.
Aangeefster heeft verklaard dat rond half augustus (de rechtbank begrijpt: 2010) enkele mensen bij haar woning aan de [adres] in [plaats] zijn geweest. Ze zag drie jongens staan. Eén van hen zei dat hij de broer was van de jongen die haar had beroofd. Dit was de middelste broer. Hij had een litteken in zijn gezicht. Hij zei tegen haar: "Je moet zeggen dat je de echte dader hebt gezien op straat, anders ga je me leren kennen en dan wordt het echt lelijk!" Aangeefster voelde zich zeer angstig en heeft gezegd dat zij haar best voor hem ging doen en ging proberen de aanklacht in te trekken.
Na ongeveer twee maanden werd er bij haar woning aangebeld. Aangeefster zag dat opnieuw de middelste broer en nog iemand voor haar deur stonden. Aangeefster hoorde dat hij tegen haar zei: "Je kent me niet, het wordt lelijk, het wordt zwaar lelijk. Als je de aanklacht intrekt krijg je van mij bescherming in de wijk." Aangeefster voelde zich daardoor bedreigd en zeer angstig. Vanaf toen kwamen er ongeveer wekelijks mensen bij haar aan de deur, iedere keer met hetzelfde verhaal. Nu eens waren het de middelste en de oudste broer samen, dan weer was er een neef bij. Iedere keer werden er dingen tegen haar geroepen als: "Je moet je aanklacht intrekken, anders wordt het lelijk."
Op 8 maart 2011 bevond aangeefster zich in haar woning. Ze hoorde de deurbel en liep naar het raam om te kijken. Ze zag de middelste en oudste van de [achternaam verdachte] broers staan.
De middelste broer keek haar aan en zei: "Donderdag is de rechtszaak, jouw zus moet goed praten en ze moet het rommelig maken en onduidelijkheid maken. Je gaat eraan kankerhoer. Ik maak hier een bloedbad. We maken jou af." Zij voelde zich hierdoor bedreigd en zeer angstig. Aangeefster heeft verklaard dat één van de broers [verdachte] heet.viii
[benadeelde 4] heeft op 9 maart 2011 aangifte gedaan ter zake van bedreiging. Hij heeft verklaard dat hij op 8 maart 2011 samen met zijn vriendin [benadeelde 3] bij haar thuis was. Zij woont op de [adres] in [plaats]. Omstreeks 14:00 uur werd er aangebeld. Sinds de zomer van 2010 werd er zeer regelmatig aangebeld. Soms gebeurde het enkele maanden niet, maar daarna werd er weer, voor een periode van enkele weken, minimaal twee keer per week bij hen aangebeld. Degenen die bij hen aanbelden, waren heel vaak verschillende personen. Alleen [verdachte] was er altijd bij. [benadeelde 4] weet dat hij zo heet, omdat [verdachte] zich een keer aan hem heeft voorgesteld. [benadeelde 4] is heel vaak met de jongens in gesprek gegaan. De gesprekken gingen altijd over hetzelfde. [verdachte] zei altijd dat zij ervoor moesten zorgen dat de aanklacht of aangifte die [benadeelde 3] tegen één van de broertjes [achternaam verdachte] had gedaan, ingetrokken werd. Het betreft het jongere broertje van [verdachte]. Deze had geprobeerd [benadeelde 3] en haar zus te beroven in de zomer van 2010. De eerste keer dat [verdachte] bij hen aanbelde was in 2010, ongeveer twee maanden nadat geprobeerd was zijn vriendin te beroven. [verdachte] was nooit alleen. Iedere keer als [benadeelde 4] met hem in gesprek ging, kwamen er wel jongeren bij staan. Hierdoor voelde [benadeelde 4] zich telkens bedreigd.
[benadeelde 4] heeft verklaard dat [verdachte] in veel gesprekken zei: "Als je vrouw die aangifte niet intrekt maak ik jullie af, ik maak jullie dan kapot". Verder heeft [verdachte] een keer tegen hem gezegd: "Kijken jullie maar uit, ik heb thuis een uzi."
Op 8 maart 2011 deed zijn vriendin het raam open. [benadeelde 4] hoorde aan de stem van degene die sprak dat het weer [verdachte] was. [benadeelde 4] keek vervolgens naar buiten en zag dat [verdachte] daar samen met een ander stond. [benadeelde 4] hoorde [verdachte] zeggen: "Ik ga je vermoorden, het wordt een bloedbad bij jullie thuis." Door deze bedreigingen door [verdachte] is het hele leven van [benadeelde 4] en zijn vriendin veranderd.ix
Als aan aangeefster [benadeelde 3] een foto met daarop de afbeelding van verdachte wordt getoond, verklaart zij dat hij de middelste broer is die zij bedoelde in haar aangifte. Zij weet dat 100% zeker.x
Als aan aangever [benadeelde 4] op 8 maart 2011 een foto met daarop de afbeelding van verdachte wordt getoond, verklaart hij dat dat [verdachte] is en dat hij dat 100% zeker weet. [verdachte] stond die middag voor de deur en heeft doodsbedreigingen geuit naar zijn vrouw. Hij is de middelste van de broers, zo verklaart [benadeelde 4].xi
De buurtregisseur van het adres van aangeefster [benadeelde 3] is er ambtshalve mee bekend dat zij aangifte heeft gedaan van straatroof, waarin [broer 2 van verdachte] als verdachte is aangemerkt. Hij heeft verklaard dat hij op 30 december 2010 tijdens zijn werkzaamheden door aangeefster werd aangesproken. Zij deelde hem mee dat zij werd lastig gevallen door de broers van [broer 2 van verdachte]. Deze waren al diverse keren bij haar aan de deur geweest om haar te bewegen tijdens de rechtszaak haar verklaring in te trekken. Een van hen heette [verdachte]. Zij verklaarde bang te zijn geworden.
Op 15 februari 2011 werd hij telefonisch benaderd door aangeefster. Zij deelde hem mee dat zij de afgelopen tijd [verdachte] steeds weer in de buurt van haar woning had gezien. Zij had van hem gehoord dat zij haar aangifte tegen zijn broertje [broer 2 van verdachte] moest intrekken, want anders zouden 'er dingen met haar gebeuren'. Zij verklaarde erg bang te zijn.
Op 27 februari 2011 had de buurtregisseur wederom telefonisch contact met aangeefster. Zij verklaarde toen onder meer dat zij eraan dacht haar verklaring te gaan intrekken.xii
Overwegingen rechtbank
De rechtbank overweegt dat de ontkenning van verdachte ongeloofwaardig is, nu aangevers [benadeelde 3] en [benadeelde 4] hem bij een fotoconfrontatie beiden hebben herkend als de dader en bovendien zijn voornaam kennen.
Door de raadsman is betoogd dat er geen objectief c.q. neutraal bewijs is dat de verwijten ondersteunt. De rechtbank verwerpt dit verweer nu uit het proces-verbaal van bevindingen van de buurtregisseur blijkt dat deze op verschillende momenten in de tenlastegelegde periode is benaderd door [benadeelde 3]. De strekking van de verklaringen die zij tegenover de buurtregisseur heeft afgelegd komt overeen met wat zij in haar aangifte heeft verklaard.
Ten aanzien van het alibi dat verdachte heeft gegeven voor 8 maart 2011 omstreeks 13.00 uur, overweegt de rechtbank dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat verdachte niet op [adres] kan zijn geweest op het moment van het onder 1. en 2. ten laste gelegde. Door de politie is onderzoek gedaan naar de tijden die nodig zijn voor verplaatsing van de door verdachte genoemde plaatsen naar de plaats delict lopend, per openbaar vervoer en per auto (ongenummerd proces-verbaal van bevindingen van 17 maart 2011 van verbalisant [verbalisant]). Reeds daaruit volgt dat het niet onmogelijk is dat verdachte op de plaats delict aanwezig was. Voorts stellen beide aangevers verdachte bij de woning te hebben gezien. De rechtbank volgt dan ook de lezing van beide aangevers en verwerpt het verweer van verdachte.
Hoewel voor de exacte bewoordingen zoals opgenomen in het onder 2. ten laste gelegde zich alleen de verklaring van [benadeelde 4] in het dossier bevindt, is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de bewezenverklaring van het onder 1. ten laste gelegde. Hierdoor staat immers vast dat verdachte heeft geprobeerd [benadeelde 3] ertoe te bewegen haar verklaring in te trekken, wat de verklaring van [benadeelde 4] ondersteunt.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A onder 2. ten laste gelegde
op 26 februari 2010 te Berkhout, binnen de gemeente Koggenland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, gelegen aan de Westeinde 353, heeft weggenomen een kluis, inhoudende een of meerdere zogenaamde Groene kaarten VWE NL, blanco en genummerd, en blokken genummerde RDW-machtigingen en blokken blanco vrijwaringen en 15 cilindersloten met sleutels, toebehorende aan Autobedrijf Koggeland, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door een raam van voornoemd bedrijfspand in te slaan of in te gooien, en inklimming in dat bedrijfspand;
Ten aanzien van het in zaak A onder 4. ten laste gelegde
op 22 januari 2011 te Amsterdam, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle categorieën, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Seineweg, als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Ten aanzien van het in zaak B onder 1. ten laste gelegde
op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 8 maart 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens zich opzettelijk mondeling jegens [benadeelde 3] heeft geuit kennelijk om dier vrijheid om naar waarheid of geweten ten
overstaan van een rechter en/of een ambtenaar van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland een verklaring af te leggen, te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte wist dat die verklaring zou worden afgelegd, immers, heeft hij, verdachte, met één of meer van zijn mededaders, die [benadeelde 3] de woorden toegevoegd: "Je moet zeggen dat je de echte dader hebt gezien op straat, anders ga je me leren kennen en wordt het echt lelijk" en "Je kent mij niet, het wordt lelijk, het wordt zwaar lelijk. Als jij je aangifte intrekt, krijg je van mij bescherming in de wijk" en "Je moet je aanklacht intrekken, anders wordt het lelijk" en "Donderdag is de rechtszaak, jouw zus moet goed praten en ze moet het rommelig maken en onduidelijkheid maken";
en
op 8 maart 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend voornoemde [benadeelde 3] de woorden toegevoegd: "Je gaat er aan kankerhoer" en "Ik maak hier een bloedbad" en "We maken je af";
Ten aanzien van het in zaak B onder 2. ten laste gelegde
op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 8 maart 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, [benadeelde 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en een of meer van zijn mededaders opzettelijk dreigend voornoemde [benadeelde 4] de woorden toegevoegd: "Als je vrouw die aangifte niet intrekt, maak ik jullie af, ik maak jullie dan kapot" en "Ik ga je vermoorden, het wordt een bloedbad bij jullie thuis" en/of "Kijken jullie maar uit, ik heb thuis een uzi".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1., 2., 3. en 4. en in zaak B onder 1., 2. en 3. bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en met daarbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte tijdens de proeftijd geen contact zal opnemen met [benadeelde 3], [benadeelde 4], [benadeelde 5], dan wel met één van hun familieleden.
Voorts heeft de officier van justitie ten aanzien van het door haar in zaak A onder 1. bewezen geachte feit toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
8.2. Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring zou komen, verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, met eventueel daarnaast een werkstraf.
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij in het in zaak A onder 1. ten laste gelegde primair de niet-ontvankelijkheid bepleit, nu verdachte voor dit feit dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering af te wijzen.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een bedrijf en aan het rijden zonder geldig rijbewijs. Daarnaast heeft hij, samen met een ander dan wel anderen, een jonge vrouw in een periode van ruim een half jaar met regelmaat ernstig verbaal bedreigd en geïntimideerd om haar ertoe te bewegen haar aangifte tegen zijn jongere broer in te trekken. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan het belemmeren van de verklaringsvrijheid. Ook heeft verdachte samen met anderen de vriend van deze vrouw verbaal bedreigd. De rechtbank vindt met name deze laatste feiten zeer ernstig. Het proberen iemand te weerhouden om in vrijheid en naar waarheid een verklaring af te leggen raakt de fundamentele beginselen van de rechtsstaat en belemmert de waarheidsvinding. Een dergelijk intimiderend gedrag van verdachte dient naar het oordeel van de rechtbank in beginsel te worden bestraft met onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal daartoe echter niet overgaan, gelet op de eis van de officier van justitie en het tijdsverloop, in combinatie met het feit dat de voorlopige hechtenis van verdachte in die zaak is geschorst.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 15 augustus 2012.
Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten, al dan niet met geweld, en feiten strafbaar gesteld in de Wegenverkeerswet 1994.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van het advies van Reclassering Nederland van 9 maart 2011.
Alles overwegende zal de rechtbank opleggen een werkstraf van na te noemen duur en een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde een contactverbod, om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan soortgelijke feiten.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het feit dat voor enkele feiten tot vrijspraak is gekomen, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd ter zake van het in zaak A onder 1. ten laste gelegde, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [benadeelde 2] in zijn vordering niet-ontvankelijk is.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 285, 285a en 311 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
Verklaart het in zaak A onder 1. en 3. ten laste gelegde en in zaak B onder 3. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 2. en 4. ten laste gelegde en in zaak B onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 2. bewezenverklaarde
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van het in zaak A onder 4. bewezenverklaarde
Overtreding van artikel 9, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van het in zaak B onder 1. bewezenverklaarde
Medeplegen van opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet dat die verklaring zal worden afgelegd, meermalen gepleegd
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het in zaak B onder 2. bewezenverklaarde
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als verdachte tijdens de proeftijd de volgende bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
een contactverbod, inhoudende dat veroordeelde wordt verboden om gedurende de proeftijd op wat voor manier dan ook contact te leggen, dan wel te laten leggen met [benadeelde 3],
[benadeelde 4] en [benadeelde 5].
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis in zaak A.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis in zaak B.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. Moors, voorzitter,
mrs. M.R. Jöbsis en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Noomen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 augustus 2012.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Bewijsmiddel 1, aangifte door [A], p. 2000 t/m 2003.
iii Bewijsmiddel 2, sporenonderzoek, p. 2006 en 2007.
iv Bewijsmiddel 3, uitslag onderzoek, p. 2008 en 2009.
v Bewijsmiddel 4, bevindingen, p. 3 en 4.
vi Bewijsmiddel 5, een geschrift, p. 4004 en 4005.
vii Bewijsmiddel 6, de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 augustus 2012.
viii Bewijsmiddel 7, aangifte door [benadeelde 3], pagina 4 t/m 8, geldend ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde.
ix Bewijsmiddel 8, aangifte door [benadeelde 4], p. 24 t/m 27, (idem p. 43 t/m 45), geldend ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde.
x Bewijsmiddel 9, bevindingen, p. 20 en 21, geldend ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde.
xi Bewijsmiddel 10, bevindingen, p. 29 en 30, geldend ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde.
xii Bewijsmiddel 11, bevindingen, p. 17 t/m 19, geldend ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde.