1. De feiten:
1.1 [eiser], geboren op [1974], is op 4 maart 2001 bij een rechtsvoorganger van Sligro in dienst getreden. Laatstelijk vervulde [eiser] de functie van medewerker expeditie orders. Het laatstverdiende salaris bedraagt € 2.307,47 bruto per maand, te vermeerderen met toeslagen en 8% vakantiegeld.
1.2 op 19 mei 2011 heeft Sligro [eiser] op staande voet ontslagen. De grond voor het ontslag, zo vermeldt de brief van 19 mei 2011 van Sligro, is (kort gezegd) dat [eiser] op 15 mei 2011 zijn teamleidster, mevrouw [naam], zou hebben uitgemaakt voor “ fucking hoer”, hetgeen door mevrouw [naam teamleidster] als bedreigend en intimiderend is ervaren.
1.3 bij brief van 1 juni 2011 heeft de gemachtigde van [eiser] de vernietigbaarheid van het ontslag ingeroepen, doorbetaling van het loon gevorderd, met een bereidverklaring van [eiser] om de bedongen werkzaamheden te blijven verrichten.
1.4 de kantonrechter te Amsterdam heeft bij kort geding vonnis van 30 september 2011 de loonvordering en de vordering tot tewerkstelling van [eiser] afgewezen. Daarbij heeft zij onder meer overwogen dat (in het kader van de kort geding procedure) niet was komen vast te staan dat [eiser] de gewraakte uitlating had gedaan, doch dat indien zou komen vast te staan dat [eiser] inderdaad “ fucking hoer” heeft gezegd tegen zijn leidinggevende [naam teamleidster], dit in beginsel een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert.
1.5 bij beschikking van 30 september 2011 heeft de kantonrechter te Amsterdam de arbeidsovereenkomst tussen partijen, onder het voorbehoud dat deze nog bestaat, ontbonden met ingang van 1 november 2011, met toekenning aan [eiser] van een vergoeding van € 8.500,- bruto.
Vordering
2. [eiser] vordert voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet dat Sligro hem op 19 mei 2011 heeft gegeven, nietig is. [eiser] vordert voorts - kort gezegd - betaling van het loon, met toeslagen, vakantiegeld en vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen over de periode van 19 mei 2011 tot 1 november 2011, in totaal bedragende € 22.492,41 bruto, met nevenvorderingen zoals in de dagvaarding beschreven. Tot slot vordert hij uitbetaling van een bedrag van € 1.000,- netto, dat Sligro als fictieve schadevergoeding (en volgens [eiser] dus ten onrechte) op de eindafrekening per 19 mei 2011 heeft ingehouden.
3. [eiser] stelt daartoe dat hij de onder 1.2 genoemde uitlating absoluut niet heeft gedaan en dat hij evenmin een dreigende lichaamshouding heeft aangenomen en/of andere verbale uitingen heeft gebruikt. Er kan (dus) van een dringende reden voor ontslag geen sprake zijn en het loon e.a. moet tot de datum van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden doorbetaald. Ook dient het als fictieve schadevergoeding ingehouden bedrag te worden terugbetaald, primair omdat er geen dringende reden was, subsidiair omdat er geen sprake was van opzet of schuld.
4. [eiser] wil erop wijzen dat de werkverhouding tussen mevrouw [naam teamleidster] en een groot aantal medewerkers, onder wie [eiser], al geruime tijd ernstig verstoord was. Dit had te maken met de soms ronduit vijandige wijze van communiceren van [naam teamleidster]. Omdat de directie van Sligro hiertegen, ondanks verzoeken van personeelsleden, niet tegen optrad, heeft een groep werknemers op 8 februari 2011 bij vestigingsdirecteur [naam] een petitie ingediend. Deze was ondertekend door een dertigtal medewerkers. [eiser], die de rol had van meewerkend voorman, had bij het opstellen van de petitie en het verzamelen van de handtekeningen een grote rol gespeeld. Met de petitie heeft de directie (anders dan het schrijven van een memo) niets gedaan en dat leidde tot een verdere verslechtering in de werkverhouding met [naam teamleidster].
5. Op 15 mei 2011 rond 20.30 uur heeft [naam teamleidster] [eiser] en enkele collega’s aangesproken omdat zij volgens [naam teamleidster] stonden te kletsen in plaats van te werken. Die veronderstelling van [naam teamleidster] klopte niet: iedereen was gewoon aan het werk en men voelde zich door de opmerking van [naam teamleidster] geschoffeerd. [eiser] wilde het voorval met de teamleider bespreken (die om 22.00 uur zou beginnen) en is daartoe naar de kantine gegaan. Kort na 21.30 uur is er toen een woordenwisseling ontstaan, waarbij [naam teamleidster] op hoge en luide toon eiste dat [eiser] direct weer aan het werk ging. [eiser] is toen boos geworden en heeft gezegd dat zij hem met rust moest laten, dat hij niet met haar in discussie wilde en dat hij nog op [naam] (de teamleider) wachtte. Hij heeft echter niet gescholden en/of gedreigd. Er zijn vele getuigen die dat kunnen bevestigen.
6. Anders dan Sligro meent, is de tusen [naam teamleidster] en [eiser] (en een groot aantal van zijn collega’s) bestaande gespannen sfeer wel degelijk van belang voor de beoordeling van hetgeen op 15 mei 2011 is voorgevallen, aldus [eiser].