vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Rolnummer: 1294368 CV EXPL 11-35858
Vonnis van: 3 september 2012
F.no.: 560
Vonnis van de kantonrechter
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE ENERGIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
nader te noemen de NEM,
gemachtigde: mr. P.L.J.M. Guinée,
[gedaagde],
wonende te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
nader te noemen [gedaagde],
gemachtigde: mr. J. Bouter.
- dagvaarding van 14 oktober 2011 met producties;
- antwoord, tevens eis in reconventie, met producties;
- instructievonnis;
- repliek/antwoord, met producties;
- dupliek/repliek;
- dupliek in reconventie, met producties;
- akte uitlating producties van [gedaagde];
- dagbepaling vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
in conventie en in reconventie
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken, staat het volgende vast.
1.1. [gedaagde] is op 21 november 2008 door de NEM telefonisch benaderd om een overeenkomst aan te gaan. Van een deel van het telefoongesprek is een opname gemaakt, welke opname door de NEM in het geding is gebracht.
1.2. De NEM heeft een op 24 november 2008 gedateerde “bevestiging aanmelding” opgesteld. In de brief wordt [gedaagde] welkom geheten als klant van de NEM. Voorts wordt onder meer medegedeeld:
“(…) Deze brief en welkomstmap ontvangt u ter bevestiging van de telefonische aanmelding bij NL Energie. Op de achterzijde vindt u onze productvoorwaarden en als bijlage onze algemene voorwaarden. “
1.3. Bij brief van 5 december 2008 heeft de NEM aan [gedaagde] bevestigd dat de overstap administratief is afgerond en is verwerkt.
1.4. Per brief van 11 december 2008 heeft de NEM aan [gedaagde] onder meer bericht:
“Onlangs hebben wij van u een bericht ontvangen aangaande uw overeenkomst met de Nederlands Energie Maatschappij. (…) In uw brief geeft u aan dat u naar aanleiding van het verkoopgesprek niet duidelijk was dat de Nederlandse Energie Maatschappij u in de toekomst energie zou gaan leveren. Tevens geeft u aan dat u onder een valse naam bent benaderd.
Na uw klacht onderzocht te hebben kunnen wij niet anders dan constateren dat uw overeenkomst met de Nederlandse Energie Maatschappij rechtsgeldig is. (…)”
1.5. Per brief van 18 december 2008 heeft [gedaagde] aan de NEM geschreven dat de medewerker aan de telefoon voor hem onbegrijpelijk en onduidelijk Nederlands sprak en dat hij het gesprek niet goed kon volgen. Hij heeft voorts geschreven dat hij geen overeenkomst met de NEM heeft gesloten.
1.6. De NEM heeft een op 16 maart 2009 gedateerde eindafrekening aan [gedaagde] gestuurd. De eindafrekening heeft betrekking op de periode van 2 januari 2009 tot 28 februari 2009, in welke periode gas en elektra is geleverd aan [gedaagde].
1.7. [gedaagde] heeft twee keer € 142,00 aan de NEM betaald.
2. De NEM vordert in conventie dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 240,76 aan hoofdsom;
b. € 37,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 18,97 aan rente, berekend tot en met 20 juni 2011;
d. de wettelijke rente over € 240,76 vanaf 21 juni 2011;
e. de proceskosten van de NEM.
3. De NEM stelt hiertoe, kort en zakelijk weergegeven, dat [gedaagde] op grond van de tussen partijen geldende overeenkomst gehouden is tot betaling voor geleverde energie. Indien mocht worden aangenomen dat er geen sprake is van een overeenkomst, dan is er volgens de NEM sprake van onverschuldigde prestatie en is [gedaagde] tot vergoeding van de verrijking gehouden.
4. [gedaagde] heeft in conventie verweer gevoerd tegen de vordering. [gedaagde] voert, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aan. Hij wist niet dat hij een overeenkomst met de NEM sloot. Dit bleek hem niet duidelijk uit het telefoongesprek en hij kon de consequenties daarvan niet overzien. De onder 1.2 bedoelde brief met welkomstpakket heeft [gedaagde] nimmer ontvangen. Op 5 december 2008 heeft [gedaagde] een brief ontvangen en daarop heeft hij in reactie te kennen gegeven geen overeenkomst te willen. Dit is binnen de termijn van zeven dagen waarbinnen beëindiging van de overeenkomst zonder kosten mogelijk was. Voorts wijst [gedaagde] erop dat hij reeds twee betalingen van € 142,00 elk heeft gedaan en dat de NEM een veel te hoog bedrag berekent voor geleverde energie over de periode van 2 januari 2009 tot 28 februari 2009.
5. [gedaagde] vordert in reconventie dat de NEM bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om binnen 8 dagen na betekening van het vonnis een bedrag van € 284,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het nemen van de conclusie van eis in reconventie. Voorts vordert [gedaagde] betaling van de proceskosten, waaronder een bedrag aan nakosten.
6. [gedaagde] stelt hiertoe, kort en zakelijk weergegeven, dat hij in de periode van 2 januari 2009 tot en met 28 februari 2009 elektriciteit en gas geleverd heeft gekregen van de NEM. [gedaagde] heeft hiervoor 2 keer € 142,00 betaald. Omdat [gedaagde] nooit een overeenkomst heeft aanvaard, althans deze heeft beëindigd, heeft de NEM de bedragen zonder enige rechtsgrond ingevorderd, waardoor [gedaagde] onverschuldigd heeft betaald. [gedaagde] heeft de voorschotnota’s betaald omdat hij geen problemen wilde.
7. De NEM voert verweer tegen de vordering in reconventie. De NEM voert hiertoe aan, kort en zakelijk weergegeven dat, ook indien er geen overeenkomst tot stand is gekomen, [gedaagde] voor de geleverde energie moet betalen.
8. Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] telefonisch met de NEM een overeenkomst is aangegaan en of die overeenkomst al dan niet rechtsgeldig is beëindigd.
9. Voor het aangaan van een overeenkomst is een op een rechtsgevolg gerichte wil noodzakelijk, die zich door een verklaring heeft geopenbaard. De NEM heeft zich in dit verband beroepen op een voicelog van een deel van een telefoongesprek dat de medewerker van de NEM, die telefonisch contact met [gedaagde] heeft gezocht, heeft gevoerd.
10. Op de voicelog is de medewerker van de NEM te horen, die tegen [gedaagde] zegt dat hij op alle vragen die gesteld gaan worden met “ja” moet beantwoorden. Een dergelijke introductie maakt al dat er gerede twijfel bestaat aan de vrije wil van [gedaagde]. De eerste vraag die de medewerker vervolgens stelt is met moeite te volgen, maar gaat erom dat [gedaagde] moet bevestigen dat het hem duidelijk is dat hij overstapt naar een andere energieleverancier, namelijk de NEM. De medewerker eindigt de vraag met: “meneer [gedaagde]”. Omdat het daarop stil blijft, herhaalt de medewerker: “meneer [gedaagde]?” waarop [gedaagde]: “ja” zegt. De medewerker vervolgt met: “oké” en stelt de vervolgvraag. Ook het merendeel van de overige vragen eindigt de medewerker met: “meneer [gedaagde]” waarop [gedaagde] met “ja” antwoordt.
11. Op de opname is te horen dat [gedaagde] de Nederlandse taal niet goed beheerst. De medewerker van de NEM praat snel, is niet altijd goed te verstaan en de vragen volgen elkaar in hoog tempo op. Voorts blijkt uit de opname dat op de vraag of het [gedaagde] duidelijk is dat hij van energieleverancier overstapt het antwoord van [gedaagde] geen betrekking heeft op de vraag van de medewerker, maar een reactie is van [gedaagde] op de medeweker die hem aanroept. De medewerker besteedt daar geen enkele aandacht aan. Het risico dat niet duidelijk is waarop [gedaagde] aan de telefoon reageert – op de vraag of op zijn naam - bestaat ook bij de andere vragen die de medeweker eindigt met: “meneer [gedaagde]”. Bovendien eindigt de medewerker de vraag of [gedaagde] “degene is die de energierekeningen betaalt of bevoegd is een beslissing daarover te nemen” met: “nou dat bent u hè meneer”. Een dergelijke wijze van het stellen van vragen geeft aan iemand een suggestie om op een bepaalde manier te antwoorden. Dit geldt temeer bij iemand die de Nederlandse taal niet goed machtig is.
12. Het voorgaande brengt met zich mee dat, anders dan de NEM betoogt, uit de opname naar het oordeel van de kantonrechter niet blijkt dat de wil van [gedaagde] was gericht op het sluiten van een overeenkomst met de NEM. Er is derhalve geen overeenkomst tot stand gekomen tussen de NEM en [gedaagde]. Op deze grond is de vordering dan ook niet toewijsbaar.
13. Indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaaan dat er wel een overeenkomst tot stand zou zijn gekomen, dan heeft [gedaagde] die overeenkomst tijdig beëindigd. Een consument kan immers binnen 7 dagen - ervan uitgaande dat alle daaromtrent benodigde informatie door de verkoper is verstrekt - nadat hij de zaak heeft ontvangen de overeenkomst kosteloos ontbinden. Gelet op de aard van de zaak start de ontbindingstermijn vanaf het moment dat de overeenkomst aan [gedaagde] bevestigd is. Nu [gedaagde] heeft ontkend dat hij de onder 1.2. bedoelde brief met welkomstpakket heeft ontvangen en de NEM het tegendeel niet heeft aangetoond, gaat de ontbindingstermijn lopen met ingang van 5 december 2008.
14. Uit de brief van de NEM van 11 december 2008 blijkt dat [gedaagde] de NEM binnen zeven dagen heeft bericht dat het hem niet duidelijk was dat hij een overeenkomst met de NEM sloot, hetgeen impliceerde dat hij de overeenkomst niet wilde. De NEM had dit ook kunnen begrijpen. [gedaagde] bevestigt dit standpunt in de brief van 18 december 2008 (zie 1.5.) Nu [gedaagde] geacht wordt de overeenkomst tijdig te hebben ontbonden, stuit de vordering ook hierop af.
15. Ten slotte heeft de NEM zich nog beroepen op ongerechtvaardigde verrijking. Ook op deze grondslag is de vordering niet toewijsbaar. De door de NEM geleverde energie aan [gedaagde] is hem immers opgedrongen in die zin dat de NEM bewust aan [gedaagde] is gaan leveren en [gedaagde] die levering niet kon weigeren. Van ongerechtvaardigde verrijking kan dan geen sprake zijn.
16. Gelet op het voorgaande wordt de vordering van de NEM afgewezen en wordt de NEM als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.
17. Gelet op hetgeen in conventie is overwogen is de vordering van [gedaagde] toewijsbaar. Dat [gedaagde] toch voor gas en elektra heeft betaald omdat hij niet in de problemen wilde komen is begrijpelijk.
18. Gelet op de samenhang tussen de twee procedures in conventie en in reconventie worden de proceskosten in reconventie gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
I. wijst de vordering af;
II. veroordeelt de NEM in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op € 120,00, inclusief eventueel verschuldigde btw;
III. veroordeelt de NEM om aan [gedaagde] € 284,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 januari 2012 tot aan de voldoening;
IV. compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
V. verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst het meer of anders gevorderde af;
Aldus gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 september 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.