ECLI:NL:RBAMS:2012:BX6307
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis in incident betreffende ontvankelijkheid eisers in hoofdzaak en vernietiging arbitraal vonnis
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers [A] c.s. een vordering tot vernietiging ingesteld tegen de besloten vennootschap [C] B.V. De procedure is gestart met een dagvaarding op 21 mei 2012, waarbij de eisers in de hoofdzaak en verweerders in het incident betrokken zijn. De rechtbank heeft zich gebogen over de ontvankelijkheid van de eisers in de hoofdzaak, waarbij de termijn van artikel 1064 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) centraal staat. De eisers vorderen vernietiging van arbitraal vonnis dat door het appelscheidsgerecht is gewezen, en stellen dat de termijn voor het instellen van deze vordering niet is verstreken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het incident dat door [C] is opgeworpen, niet in de wet is geregeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het van belang is om eerst te beslissen over de incidentele vordering, omdat deze kan leiden tot een beëindiging van de procedure zonder inhoudelijke behandeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eisers hun vordering tot vernietiging tijdig hebben ingesteld, omdat deze is gedaan binnen de termijn van drie maanden na de afwijzing van hun verzoek om een aanvullend vonnis.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering in het incident gedeeltelijk toegewezen en de eisers in de hoofdzaak niet-ontvankelijk verklaard voor de overige gronden van vernietiging. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij de eisers de gelegenheid krijgen om hun vorderingen verder toe te lichten.