ECLI:NL:RBAMS:2012:BX5430

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1310014 CV EXPL 11-43074
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een onderaannemer voor schade door onzorgvuldige montage van een badkamermeubel

In deze zaak vorderde eiser, wonende te Amsterdam, schadevergoeding van gedaagde, een besloten vennootschap gevestigd te Amsterdam, wegens onzorgvuldige montage van een badkamermeubel. Eiser had in 2010 zijn woning laten renoveren en gedaagde had de installatie van het badkamermeubel uitgevoerd. Op 2 oktober 2011 viel het meubel van de wand, wat leidde tot schade. Eiser stelde gedaagde aansprakelijk en vorderde een bedrag van € 3.541,14, inclusief rente en proceskosten. Gedaagde voerde verweer en stelde dat de werkzaamheden in onderaanneming waren uitgevoerd en dat zij niet verantwoordelijk was voor de schade.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde onzorgvuldig had gehandeld door het badkamermeubel niet deugdelijk te bevestigen, ondanks dat zij op de hoogte was van het ontbreken van voldoende bevestigingsmiddelen. De rechter benadrukte dat een onderaannemer rekening moet houden met de belangen van de opdrachtgever en dat eiser erop mocht vertrouwen dat gedaagde haar werk goed zou uitvoeren. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde aansprakelijk was voor de schade en veroordeelde haar tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Het vonnis werd uitgesproken op 24 juli 2012 door de kantonrechter D.H. de Witte. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis bevestigt de zorgplicht van onderaannemers en de aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit onzorgvuldig handelen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton - Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1310014 CV EXPL 11-43074
Vonnis van: 24 juli 2012
F.no.: 569
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te Amsterdam
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. B. Külbs
t e g e n
de besloten vennootschap [gedaagde]
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederende bij: [naam], directeur van [gedaagde]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 7 december 2011 inhoudende de vordering van [eiser] met producties;
- het proces-verbaal van het mondelinge antwoord van [naam directeur] namens [gedaagde] ter terechtzitting met producties.
Ingevolge het tussenvonnis van 28 februari 2012 zijn vervolgens nog ingediend:
- de conclusie van repliek, tevens akte wijziging van eis, van [eiser] met producties;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde]
Daarna is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
feiten en omstandigheden
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
a. [eiser] heeft in 2010 zijn woning gelegen aan [adres] te Amsterdam laten renoveren.
b. [gedaagde] heeft werkzaamheden verricht tijdens deze renovatie en daarvoor op 29 januari 2010 een factuur verzonden aan Fortaleza Vastgoed b.v. te Amsterdam van om en nabij de € 50.000,00.
c. Op 2 oktober 2011 is een door [gedaagde] geplaatst badkamermeubel van de wand gevallen.
d. Op 5 oktober 2011 is door de leverancier van het badkamermeubel, [naam leverancier] en de fabrikant van het badkamermeubel in de woning van [eiser] een onderzoek verricht. Het rapport van onderzoek vermeldt onder andere:
‘Blad is niet ondersteund door de door ons aangeleverde steunen en middelste bevestigingshaken zijn niet toegepast, met als gevolg dat meubel van de muur is gekomen’
e. Bij brief van 20 oktober 2011 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade.
f. Bij brief van 3 november 2011 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] onder andere bericht:
‘Namens cliënt verzoek en voor zover nodig sommeer ik u (…) € 3.272,50, inclusief BTW, binnen 14 dagen na heden aan cliënt te vergoeden. Voorts stel ik u in de gelegenheid het nieuwe badkamermeubel binnen 14 dagen na de levering ervan, bij cliënte te plaatsen, thans met de nodige bevestigingsmiddelen, en wel om niet.’
g. [gedaagde] heeft per email van 7 november 2011 in reactie hierop aan [gedaagde] onder andere laten weten:
‘tijdens werk hebben wij aangegeven aan uitvoeder dat onderdelen ontbraken (beugels), wij moesten meubel wel ophangen en afwachten op nakomende onderdelen (beugels) tijdens werk heeft onze monteur al aangegeven dat meubel te zwaar zou zijn voor de buiten beugels.. “het moet klaar” was als enige het antwoord..
wij waren overigens niet “bekend” met dit meubel wat wij ook niet standaard leveren en ook niet geleverd hebben. De bevestigingspapieren ontbraken, ook dit hebben wij aangeven.’
vordering en verweer
2. [eiser] vordert, na wijziging van eis, dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 3.541,14 aan hoofdsom;
b. wettelijke rente over € 3.272,50 vanaf 7 december 2011 tot aan de voldoening;
c. wettelijke rente over € 268,64 vanaf 24 april 2012:
d. de proceskosten van [eiser].
3. [eiser] stelt hiertoe – kort gezegd – dat [eiser] ten behoeve van de renovatie aan zijn woning genoemd onder 1.a. een aannemingsovereenkomst heeft gesloten met [A] De installatie- en loodgieterwerkzaamheden, waaronder het ophangen van het badkamermeubel, zijn uitgevoerd door [gedaagde]. De heer [naam] van [B] begeleidde de werkzaamheden. [gedaagde] is ondanks aansprakelijkstelling en nadat uit onderzoek is gebleken dat zij verantwoordelijk was voor de ontstane schade niet bereid gebleken deze te vergoeden. De gevorderde schade bestaat uit de kosten van een nieuw badkamermeubel dat tegen kostprijs is geleverd. Het plaatsen van het meubel door een derde bedroeg € 268,64, waarvan een factuur is bijgevoegd.
4. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer en voert – kort gezegd – aan dat de werkzaamheden zijn verricht in onderaanneming. Geconstateerd werd dat er onderdelen ontbraken, dit is meegedeeld aan de aannemer die het zou opnemen met [eiser]. Ter onderbouwing worden verklaringen van medewerkers overgelegd. Bij conclusie van dupliek voert [gedaagde] aan dat de opdracht is verstrekt via Fortaleza Vastgoed, behorende bij de heer [werknemer org. B], in samenwerking met Deurwaarder. Ook was de heer [werknemer org. B] op de hoogte, dat heeft [gedaagde] vernomen via een collega. [gedaagde] wilde het meubel in eerste instantie niet meer plaatsen maar door tijdsdruk moest het uitgevoerd worden. De beugels zouden door derden besteld worden en door het eigen personeel (de uitvoerder) geplaatst worden. De levertijd zou 2 tot 4 weken bedragen en [gedaagde] moest van de uitvoerder snel afmonteren omdat het één van de laatste werkzaamheden betrof, aldus [gedaagde]
5. De overige stellingen en verweren van partijen komen voor zover van belang bij de beoordeling aan de orde.
Beoordeling
6. De kantonrechter stelt voorop, dat vast staat dat het badkamermeubel niet correct door [gedaagde] is gemonteerd hetgeen de oorzaak is van het loskomen daarvan van de muur, waardoor de schade is ontstaan. Tevens staat vast dat [gedaagde] vóór het monteren op de hoogte was van het ontbreken van voldoende beugels om het meubel deugdelijk te bevestigen, dat het meubel te zwaar was voor de gebruikte bevestiging en dat zij het meubel heeft bevestigd zonder gebruik van een handleiding c.q. bevestigingspapieren. Tevens heeft [gedaagde] zich niet de moeite getroost om naderhand te controleren of er maatregelen zijn genomen die ertoe hebben geleid dat het meubel vervolgens wel correct is gemonteerd.
7. Veronderstellenderwijs aannemende dat [gedaagde] het badkamermeubel in onderaanneming heeft geplaatst, rijst de vraag of [gedaagde] onder deze omstandigheden jegens de opdrachtgever [eiser] aansprakelijk is.
8. De Hoge Raad heeft onder meer in het arrest van 20 januari 2012, LJN: BT7496 overwogen dat ook een onderaannemer in het algemeen rekening heeft te houden met de belangen van de opdrachtgever en dat de opdrachtgever er in het algemeen erop mag vertrouwen dat de onderaannemer dat doet. In deze context kan onder omstandigheden een onderaannemer bij de uitvoering van het werk jegens de opdrachtgever onzorgvuldig te werk gaan.
9. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan in dit geval sprake. Een onderaannemer die een badkamermeubel plaats op een zodanige wijze dat naar de onderaannemer weet, althans behoort te weten, dat er een aanmerkelijk risico bestaat dat het badkamermeubel van de muur valt met alle risico’s voor onder meer gebruikers van de badkamer vandien zonder de opdrachtgever voor die risico’s te waarschuwen handelt jegens die opdrachtgever onzorgvuldig.
Daarbij speelt tevens een rol dat [gedaagde] een professionele partij is waarvan [eiser], als niet professioneel, mocht verwachten dat deze haar werk goed zou uitvoeren. [eiser] is daar ook op goede gronden vanuit gegaan nu gesteld noch gebleken is dat [eiser] vóór het ontstaan van de schade op de hoogte was van de door [gedaagde] gebruikte wijze van bevestigen en het daaraan verbonden risico. [gedaagde] heeft voor zijn handelen en nalaten een eigen verantwoordelijkheid en kan zich niet verschuilen achter anderen, zoals de hoofdaannemer. Ook is gelet op de aard en strekking van de overeenkomst tussen [gedaagde] en de hoofdaannemer niet gebleken van bezwaren aan de zijde van [gedaagde] om haar gedrag mede te laten bepalen door de belangen van [eiser].
Dit leidt tot het oordeel dat [gedaagde] jegens [eiser] maatschappelijk onzorgvuldig heeft gehandeld en dientengevolge de daaruit vloeiende schade heeft te vergoeden.
10. Het voorgaande betekent voorts dat het debat tussen partijen over de contractuele verhoudingen kan worden kortgesloten nu dit geen invloed heeft op de uitkomst van het geding.
11. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde schade die redelijk voorkomt en waarvan de onderbouwing blijk geeft van het voldoen aan de schadebeperkingplicht van de zijde van [eiser] door de kostprijs van het badkamermeubel te vorderen. Tevens is daarbij van belang dat [gedaagde] bij brief genoemd onder 1 f. in de gelegenheid is gesteld om voornoemde meubel correct te monteren hetgeen zij, daargelaten de discussie tussen partijen over de overige kosten, heeft nagelaten. Dit betekent dat de gevorderde hoofdsom toewijsbaar is evenals de daarover niet bestreden rente.
12. Nu [gedaagde] in het ongelijk is gesteld wordt zij veroordeeld in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van [eiser].
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van:
- € 3.541,14 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.272,50 vanaf 7 december 2012 tot aan de voldoening en vermeerderd met de wettelijke rente over € 268,64 tot aan de voldoening;
II. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
-griffierecht: € 202,00
-kosten dagvaarding: € 96,69
-salaris gemachtigde: € 350,00
--------------
totaal: € 648,69
inclusief eventueel verschuldigde BTW;
III. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter