RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/706189-2012
RK nummer: 12/2839
Datum uitspraak: 12 juni 2012
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 april 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 januari 2012 door the Judge of the Regional Court te Radom, Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [plaats], Polen, op [1990],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie] te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 mei 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Bosman.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. W. Anker, advocaat te Breda, en door een tolk in de Poolse taal.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een de volgende vonnissen, alle gewezen door the District Court te Radom:
1. d.d. 28 april 2009, zaaksnummer VIII K 433/09
2. d.d. 17 december 2009, zaaksnummer VIII K 1015/09
3. d.d. 30 december 2009, zaaksnummer VIII K 1516/09
4. d.d. 28 december 2009, zaaksnummer VIII K 2039/09
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de volgende vrijheidsstraffen:
1. VIII K 433/09: zes maanden
2. VIII K 1015/09: een jaar, volgens het EAB resteren nog elf maanden en 28 dagen
3. VIII K 1516/09: een jaar,
4. VIII K 2039/09: tien maanden, volgens het EAB resteren nog negen maanden en 28 dagen
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de vier feiten zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt verdediging ten aanzien van de onder 2 en 3 genoemde vonnissen.
De raadsman heeft verzocht de overlevering te weigeren, nu onvoldoende duidelijk is of de opgeëiste persoon gewezen is op de mogelijkheid een rechtsmiddel tegen de vonnissen VIII K 1015/09 en VIII K 1516/09 in te stellen. Dat de opgeëiste persoon een aantal zittingen heeft bijgewoond en over de bijstand van een aan hem toegevoegde raadsvrouw heeft beschikt, doet daar niet aan af, zo stelt de raadsman.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt van de raadsman bestreden en aangevoerd dat
a) met betrekking tot VIII K 1015/09 uit aanvullende informatie valt op te maken dat de opgeëiste persoon bij twee zittingen aanwezig is geweest, op de hoogte was van de tegen hem ingebrachte beschuldiging en wist dat een vonnis verwacht kon worden. Zijn advocaat in Polen heeft hem op de vervolgzittingen vertegenwoordigd. Het vonnis is in persoon betekend op het van hem op dat moment bekende adres in Polen. De appeltermijn heeft de opgeëiste persoon laten verstrijken;
b) met betrekking tot VIII K 1516/09 kan op grond van de gegevens uit het EAB worden geconcludeerd dat de weigeringsgrond zich niet voordoet.
Dat niet alle vragen zijn beantwoord, zoals de raadsman als bezwaar naar voren heeft gebracht, vloeit voort uit het feit dat alle opties die artikel 12 OLW biedt, aan de uitvaardigende autoriteit zijn voorgelegd. Deze heeft vervolgens bij de beantwoording een keuze gemaakt.
Oordeel rechtbank met betrekking tot VIII K 1015/09
De rechtbank is van oordeel dat de weigeringsgrond zich niet voordoet ten aanzien van dit vonnis, nu de in artikel 12 a en 12 c 2e OLW bedoelde omstandigheden zich voordoen.
De rechtbank overweegt het volgende met betrekking tot artikel 12 a OLW. Uit de stukken blijkt dat de opgeëiste persoon aanwezig is geweest op de zittingen van 23 juli 2009 en 1 september 2009 en tijdig en in persoon gedagvaard en op de hoogte gebracht van datum en tijd van de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing heeft geleid. Hij wordt dan ook geacht ondubbelzinnig op de hoogte te zijn geweest van de voorgenomen, voortgezette, behandeling ter terechtzitting en ervan in kennis te zijn gesteld dat een vonnis kan worden gewezen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt. Een toegevoegd raadsvrouw heeft de opgeëiste persoon vertegenwoordigd.
Met betrekking tot artikel 12 c, 2e OLW blijkt uit de stukken voorts dat het vonnis aan de opgeëiste persoon is betekend en dat hij daarbij uitdrukkelijk is geïnformeerd over de mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen het vonnis. De opgeëiste persoon heeft niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend tegen dit vonnis.
Het verweer faalt ten aanzien van het vonnis VIII K 1015/09.
Anders ligt dit met het vonnis VIII K 1516/09.
De rechtbank stelt vast dat het EAB ten aanzien van dit vonnis (VIII K 1516/09) strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis, dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld (i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft een dergelijke, ondubbelzinnige, garantie niet gegeven.
Om die reden zal de verzochte overlevering voor de tenuitvoerlegging van de bij vonnis met het kenmerk VIII K 1516/09 opgelegde straf, worden geweigerd.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
VIII K 433/09 en VIII K 2039/09
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de feiten waarvoor de opgeëiste persoon veroordeeld is en waarop de vonnissen VIII K 433/09 en VIII K 2039/09 betrekking hebben niet aan bedoelde vereisten voldoen. De veroordelingen betroffen respectievelijk het bezit van een hoeveelheid van 0,120 gram marihuana en het bezit van een hoeveelheid van 0,202 gram marihuana. Naar Nederlands recht levert het bezit van dergelijke geringe hoeveelheden soft drugs geen strafbaar feit op waarop tenminste 12 maanden gevangenisstraf staat zoals vereist door de Nederlandse wet. Voor deze feiten zal de overlevering worden geweigerd.
VIII K 1015/09
De rechtbank stelt vast dat feit 2 waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar is en dat op dit feit in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
Dit feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.
Nu ten aanzien van de feiten, waarop het vonnis VIII K 1015/09
betrekking heeft en waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor dat feit te worden toegestaan. Voor het overige moet zij worden geweigerd.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 Overleveringswet.
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Judge of the Regional Court te Radom ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, dat is opgelegd wegens feit 2, waarop het vonnis VIII K 1015/09 betrekking heeft.
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] voor zover het EAB betrekking heeft op de vrijheidsstraffen die zijn opgelegd wegens de feiten 1, 3 en 4, waarop de vonnissen VIII K 1516/09, VIII K 433/09 en VIII K 2039/09 betrekking hebben.
Aldus gedaan door
mr. J.J. Bade, voorzit¬ter,
mrs. C.W. Inden en N. Rozemond, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juni 2012.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.