ECLI:NL:RBAMS:2012:BX4184

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
506171 - HA ZA 11-2848
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Letselschade na medische behandeling en verjaring van vorderingen

In deze zaak heeft eiser, na een laserbehandeling bij Eye-Q-Vision op 10 november 2005, schade geleden in de vorm van dubbel zicht. Eiser heeft Eye-Q-Vision aangeklaagd voor schadevergoeding, stellende dat er sprake was van een medische fout. De rechtbank heeft eerder in een verstekvonnis op 17 augustus 2011 de vorderingen van eiser toegewezen. Eye-Q-Vision heeft hiertegen verzet aangetekend, primair stellende dat de vordering van eiser was verjaard. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verjaringstermijn van vijf jaar, zoals vastgelegd in artikel 3:310 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, is gaan lopen op het moment dat eiser bekend was met zijn schade en de mogelijke aansprakelijke partij. Eiser had na de behandeling direct last van zijn zicht en was zich bewust van de fout. De rechtbank concludeert dat de vordering van eiser meer dan vijf jaar na de schade is ingesteld, waardoor deze is verjaard. Het primaire verweer van Eye-Q-Vision wordt gegrond verklaard, en de rechtbank vernietigt het eerdere verstekvonnis en wijst de vorderingen van eiser af. Eiser wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, met uitzondering van de kosten die voortvloeien uit het niet verschijnen van Eye-Q-Vision in de eerste instantie, die voor rekening van Eye-Q-Vision komen. Het vonnis is uitgesproken door mr. K.A. Baggerman op 18 juli 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 506171 / HA ZA 11-2848
Vonnis in verzet van 18 juli 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. B.F. Eblé te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EYE-Q-VISION B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. M.E.M. Vermeij te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser] en Eye-Q-Vision genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 februari 2012;
- het proces-verbaal van comparitie van 23 april 2012 met de daarin vermelde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 10 november 2005 heeft [eiser] bij Eye-Q-Vision een laserbehandeling ondergaan met het doel zijn oogafwijking te corrigeren. De behandeling is uitgevoerd door oogarts [oogarts] (hierna: [oogarts]). Nadat de behandeling had plaatsgevonden had [eiser] last van dubbel beeld, veroorzaakt door een soort bobbels althans oneffenheden in de boog van zijn oogbol (zogenaamd “verschilzicht”).
2.2. Op 30 september 2006 heeft [oogarts] een herstelbehandeling bij [eiser] uitgevoerd. Die behandeling heeft wel geleid tot correctie van de oogsterkte van [eiser], maar het verschilzicht is gebleven.
3. Het geschil
3.1. [eiser] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Eye-Q-Vision zal veroordelen tot betaling van een bedrag van in totaal € 132.190,00, te vermeerderen met proces- en nakosten. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [eiser] gesteld dat sprake is van een medische fout van Eye-Q-Vision ten gevolge waarvan hij schade lijdt.
3.2. Bij verstekvonnis van 17 augustus 2011 zijn de vorderingen van [eiser] toegewezen, waarbij de proceskosten aan de zijde van [eiser] tot de dag van de uitspraak zijn begroot op in totaal € 2.922,81.
3.3. Eye-Q-Vision vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [eiser] alsnog worden afgewezen. Eye-Q-Vision beroept zich primair op verjaring van de vordering van [eiser]. Verder betwist Eye-Q-Vision dat sprake is van een medische fout en betwist zij de hoogte van de gestelde schade.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het verzet kan geacht worden tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat Eye-Q-Vision in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2. Beoordeeld dient eerst te worden of het primaire verweer van Eye-Q-Vision inhoudende dat de vordering van [eiser] is verjaard, doel treft.
Op grond van artikel 3: 310 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) verjaart een vordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. De verjaringstermijn gaat niet lopen voordat de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van schade in te stellen. Tegen deze achtergrond gaat de termijn in een geval als het onderhavige lopen zodra de patiënt voldoende zekerheid heeft – die niet een absolute zekerheid hoeft te zijn – dat de schade (het letsel) (mede) is veroorzaakt door tekortschietend of foutief medisch handelen. Dit houdt echter niet in dat voor het gaan lopen van de verjaringstermijn vereist is dat de benadeelde bekend is met de exacte oorzaak van de schade en met de juridische beoordeling van de relevante feiten en omstandigheden.
4.3. [eiser] heeft zelf gesteld dat hij na de behandeling door Eye-Q-Vision op
10 november 2005 meteen last kreeg van verschilzicht en dat hij zich ook onmiddellijk realiseerde dat er een fout was gemaakt. Dat brengt met zich dat hij op dat moment bekend was met zijn schade en de daarvoor (mogelijk) aansprakelijke (rechts-)persoon en dat de op zijn vordering tot schadevergoeding toepasselijke verjaringstermijn ook toen (althans een dag later) is gaan lopen.
[eiser] heeft nog gesteld dat hij tot 19/20 oktober 2010, toen hij te horen kreeg dat herstel niet meer mogelijk was, de hoop heeft gehad dat zijn zicht zich zou herstellen. Ook als hiervan uit wordt gegaan, doet dat aan het voorgaande echter niet af. Voor het gaan lopen van de verjaringstermijn is niet vereist dat absolute duidelijkheid bestaat ten aanzien van het blijvende karakter van de schade of zelfs dat een medische eindtoestand is bereikt.
Niet gesteld of gebleken is dat de verjaringstermijn door [eiser] is gestuit voordat hij (op
7 juli 2011) ertoe overging Eye-Q-Vision te dagvaarden. Dat betekent dat toen de dagvaarding werd uitgebracht inmiddels meer dan vijf jaren waren verstreken en de vordering van [eiser] dus was verjaard.
4.4. Het voorgaande betekent dat het primaire verweer van Eye-Q-Vision doel treft en de overige stellingen van partijen geen behandeling behoeven. Het verstekvonnis van
17 augustus 2011 zal derhalve worden vernietigd en de vorderingen van [eiser] zullen alsnog worden afgewezen.
4.5. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van verstek- en verzetprocedure worden verwezen. De kosten van het betekenen van het verstekvonnis en van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen echter op grond van het bepaalde in art. 141 Rv. voor rekening van Eye-Q-Vision komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat Eye-Q-Vision in eerste instantie niet is verschenen. De door [eiser] te vergoeden kosten aan de zijde van Eye-Q-Vision worden begroot op:
- griffierecht € 3.529,00
- salaris advocaat € 2.842,00 (2,0 punten × tarief € 1.421,00)
totaal € 6.371,00.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. vernietigt het door deze rechtbank op 17 augustus 2011 onder zaaknummer / rolnummer 495418 / HA ZA 11-2204 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2. wijst de vorderingen af,
5.3. veroordeelt Eye-Q-Vision in de kosten die zijn veroorzaakt door het aanvankelijk niet verschijnen, aan de zijde van [eiser] begroot op € 87,41 voor de kosten van de betekening van het verstekvonnis,
5.4. veroordeelt [eiser] in de overige kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van Eye-Q-Vision tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de overige kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van Eye-Q-Vision tot op heden begroot op € 6.371,00,
5.5. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Baggerman en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2012.?