ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3746

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/706292-2012
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon in het kader van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot medeplichtigheid aan een verkeersdelict

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 mei 2012 uitspraak gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Hongarije, die verantwoordelijk wordt gehouden voor een ongeval waarbij een dode is gevallen. De officier van justitie heeft betoogd dat het feit voldoet aan de eis van dubbele strafbaarheid, en dat de opgeëiste persoon als passagier medeplichtig was aan het delict. De rechtbank heeft de argumenten van de officier van justitie gevolgd en vastgesteld dat de feiten zowel naar Hongaars als naar Nederlands recht strafbaar zijn.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft. De vordering is behandeld op een openbare zitting, waarbij de opgeëiste persoon schriftelijk afstand heeft gedaan van zijn recht om te worden gehoord. De raadsvrouw heeft verklaard gemachtigd te zijn om namens de opgeëiste persoon op te treden. De rechtbank heeft de relevante vonnissen uit Hongarije in overweging genomen, waaronder een vonnis van de Town Court of Baja en een vonnis van de City Court of Kecskemét.

De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon medeplichtig kan worden geacht aan de overtreding van de Wegenverkeerswet, aangezien hij zijn broer, die onder invloed van alcohol was en geen rijbewijs had, heeft gefaciliteerd om te rijden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn. De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen met inachtneming van de toepasselijke wetsbepalingen, waaronder het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/706292-2012
RK nummer: 12/2554
Datum uitspraak: 29 mei 2012
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 april 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 augustus 2011 door the Head of the Penal Enforcement Divsion of the Bács-Kiskun County Court, Kecskemét, Hongarije, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [plaats], Hongarije, op [1972],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting ‘[locatie]’, Huis van Bewaring ‘[locatie]’ te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 mei 2012. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Bosman en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon mr. K.K. Hansen Löve, advocaat te Amsterdam.
De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht op de vordering te worden gehoord. Zijn raadsvrouw heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om namens de opgeëiste persoon het woord te voeren.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Hongaarse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van de volgende vonnissen:
- Order of the Town Court of Baja d.d. 8 april 2004, onherroepelijk sinds 7 mei 2004;
- Sentence of the City Court of Kecskemét d.d. 7 juli 2009 en onherroepelijk bij ‘order’ van de Bács-Kiskun County Court d.d. 28 mei 2010.
Referentienummers: 12.B.118/2004/2; No. 5/B.1776/2007/21; 1BF 242/2009/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van
a) een vrijheidsstraf voor de duur van vijf maanden en
b) een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren,
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Van deze laatste straf resteert volgens het EAB nog één jaar, elf maanden en 27 dagen.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de vier feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
4. Strafbaarheid
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e van de OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Hongarije als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
Feiten waarop het vonnis van the Town Court of Baja d.d. 8 april 2004 betrekking heeft
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit waarop het vonnis van the City Court of Kecskemét d.d. 7 juli 2009 betrekking heeft
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar een vonnis van de Rechtbank Zutphen d.d.
8 september 2010 (LJN: BK0013), beargumenteerd dat het in het EAB omschreven feit voldoet aan de eis van dubbele strafbaarheid. De omstandigheden waaronder het ongeval, waarvoor de opgeëiste persoon als passagier verantwoordelijk is gehouden, heeft plaatsgevonden wijzen op een vorm van deelneming in de zin van ‘medeplichtigheid’.
Standpunt verdediging
In reactie hierop heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het in het EAB omschreven feit naar Hongaars recht een zelfstandig strafbaar feit is, dat de Nederlandse wet niet als zodanig kent. De door de officier van justitie aangeduide deelnemingsvorm is niet van toepassing op het feit.
Oordeel rechtbank
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsvrouw in die zin dat zij heeft bepleit dat overlevering voor het feit moet worden geweigerd, op grond van het ontbreken van de dubbele strafbaarheid.
De rechtbank zal de officier van justitie in haar standpunt volgen. Het is niet ondenkbaar dat ook naar Nederlands recht een veroordeling kan volgen voor deelneming aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, ook indien iemand als passagier aan het verkeer deelneemt. De officier van justitie heeft gewezen op een voorbeeld van een dergelijke veroordeling.
Uit de feitsomschrijving in het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon zijn broer – de bestuurder van de bij het ongeval betrokken auto – als het ware heeft gefaciliteerd om te gaan rijden. Deze broer was op dat moment onder invloed van alcoholhoudende drank en beschikte niet over een rijbewijs. Desondanks heeft de opgeëiste persoon hem een auto ter beschikking gesteld en heeft zijn broer laten rijden. Vervolgens heeft een ongeval plaatsgevonden waarbij een dode is gevallen. Naar Nederlands recht kan medeplichtigheid aan een culpoos delict strafbar zijn, mits de medeplichtige opzet heeft op het plegen van het delict.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het feit naar Nederlands recht kan worden gekwalificeerd en oplevert:
medeplichtigheid aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeluk betreft waardoor een ander wordt gedood.
5. Referte
De raadsvrouw heeft zich overigens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6. Slotsom
Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor die feiten te worden toegestaan.
7. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 48 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.
8. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Head of the Penal Enforcement Divsion of the Bács-Kiskun County Court, Kecskemét, Hongarije, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, dat is opgelegd wegens de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.J. Bade, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 mei 2012.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[C]