ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3746
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Overlevering van een opgeëiste persoon in het kader van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot medeplichtigheid aan een verkeersdelict
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 mei 2012 uitspraak gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Hongarije, die verantwoordelijk wordt gehouden voor een ongeval waarbij een dode is gevallen. De officier van justitie heeft betoogd dat het feit voldoet aan de eis van dubbele strafbaarheid, en dat de opgeëiste persoon als passagier medeplichtig was aan het delict. De rechtbank heeft de argumenten van de officier van justitie gevolgd en vastgesteld dat de feiten zowel naar Hongaars als naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft. De vordering is behandeld op een openbare zitting, waarbij de opgeëiste persoon schriftelijk afstand heeft gedaan van zijn recht om te worden gehoord. De raadsvrouw heeft verklaard gemachtigd te zijn om namens de opgeëiste persoon op te treden. De rechtbank heeft de relevante vonnissen uit Hongarije in overweging genomen, waaronder een vonnis van de Town Court of Baja en een vonnis van de City Court of Kecskemét.
De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon medeplichtig kan worden geacht aan de overtreding van de Wegenverkeerswet, aangezien hij zijn broer, die onder invloed van alcohol was en geen rijbewijs had, heeft gefaciliteerd om te rijden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn. De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen met inachtneming van de toepasselijke wetsbepalingen, waaronder het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet.