ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3378

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.706.279-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van een Europees Aanhoudingsbevel en de toepassing van de Overleveringswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 mei 2012 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Judge te Liverpool, Groot-Brittannië. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof de overlevering van een opgeëiste persoon die in Nederland was gedetineerd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de strafbare feiten die aan de overlevering ten grondslag lagen. De opgeëiste persoon was beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en andere ernstige misdrijven, waaronder mishandeling en bedreiging.

De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die stelden dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) geweigerd moest worden, zorgvuldig overwogen. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure in Groot-Brittannië en dat hij niet adequaat was verdedigd. De rechtbank oordeelde echter dat de weigeringsgrond van artikel 12 niet van toepassing was, omdat de opgeëiste persoon in ieder geval op de hoogte was van het feit dat er een proces tegen hem liep. De rechtbank concludeerde dat de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit betrouwbaar was en dat er geen reden was om aan de juistheid daarvan te twijfelen.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden. De rechtbank besloot dan ook om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Groot-Brittannië toe te staan, zodat hij zijn straf kon ondergaan voor de feiten waarvoor zijn overlevering werd verzocht. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, en er werd geen gewoon rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.706.279-12
RK nummer: 12/2266
Datum uitspraak: 18 mei 2012
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 april 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 april 2012 door the District Judge (Magistrates’ Court) te Liverpool (Groot-Brittannië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [plaats] (Groot-Brittannië) op [1986],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats], [locatie] te [plaats];
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 mei 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. G. Meijers, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Engelse taal.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van:
- een aanhoudingsbevel van 9 augustus 2011, uitgevaardigd door Liverpool City Magistrates’ court, for offences of escape lawful custody and conspiracy to escape lawful custody;
- een Memorandum of Conviction (on 8th March 2012) en Sentence (on 16th March 2012) from Woolwich Crown Court, for offences of conspiracy to possess firearms with intent to endanger life and conspiracy to damage property with intent to endanger life.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van
- een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul¬dig heeft gemaakt aan een naar het recht van Groot-Brittannië strafbaar feit
- de tenuitvoerlegging van een levenslange vrijheidsstraf met een minimum van
22 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Het aanhoudingsbevel en het vonnis betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
Bij schrijven van 23 april 2012 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit aangegeven dat de overlevering niet betreft de vervolging voor de gebeurtenissen die in het EAB zijn omschreven vanaf de arrestatie van de opgeëiste persoon en anderen in Amsterdam op 8 augustus 2009 (pag. 13) tot en met de het sms-bericht van 8 augustus 2009 00.22.07 uur, verzonden van het nummer 31634309744 (pag. 16).
3.1 Toetsing artikel 12 OLW
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld, kort samengevat, dat het verzoek tot overlevering voor zover dat betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf moet worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 12 van de OLW.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de OLW niet van toepassing is en overweegt daartoe als volgt.
Uit het EAB blijkt, zakelijk weergegeven, dat het strafproces tegen de opgeëiste persoon is begonnen bij the Liverpool Crown Court. De opgeëiste persoon was bij de behandeling ter terechtzitting aanwezig totdat hij, aldus het EAB, tijdens een transport naar the Liverpool Crown Court is ontsnapt. Het proces in Liverpool is vervolgens gestopt en opnieuw gevoerd bij the Woolwich Crown Court in afwezigheid van de opgeëiste persoon. Dit nieuwe proces heeft geleid tot het vonnis dat (mede) aan het EAB ten grondslag ligt. De verdediging van de opgeëiste persoon is tijdens de nieuwe procedure door dezelfde junior counsel en solicitors gevoerd als in de procedure in Liverpool. De opgeëiste persoon had tijdens de nieuwe procedure een andere Queen’s Counsel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel (d) van het EAB verklaard:
“being aware of the scheduled trial, the person had given a mandate to a Legal counsellor, who was either appointed by the person concerned or by the State, to defend him or her at trial, and was indeed defended by that counsellor at the trial.”
De rechtbank is op grond van de hiervoor weergegeven informatie in het EAB van oordeel dat de uitzonderingssituatie op de weigeringsgrond van artikel 12 van de OLW, genoemd in artikel 12, onder b, van de OLW van toepassing is.
Op grond van het vertrouwensbeginsel moet de rechtbank in beginsel uitgaan van de juistheid van de verklaring van de uitvaardigende justitiële autoriteit. Wat de verdediging heeft aangevoerd geeft geen aanleiding dit uitgangspunt te verlaten. De enkele stelling van de opgeëiste persoon dat hij niet op de hoogte was van de procedure in Woolwich is hiertoe onvoldoende. De rechtbank stelt namelijk vast dat de opgeëiste persoon in ieder geval op de hoogte was van het feit dat er een proces tegen hem liep. Hierbij merkt de rechtbank op dat het bepaalde in artikel 12, onder b, van de OLW niet vereist dat de opgeëiste persoon op de hoogte is van de precieze data en tijdstippen van de terechtzittingen, zoals de verdediging heeft gesteld. Verder is gesteld noch gebleken dat de opgeëiste persoon niet in de gelegenheid is geweest de raadslieden, die zijn verdediging hebben gevoerd in de procedure in Woolwich, nieuwe instructies te geven. De enkele stelling van de verdediging dat de opgeëiste persoon zijn raadslieden niet heeft geïnstrueerd voor de procedure in Woolwich doet daaraan niet af. Voor zover dit het geval is, heeft de opgeëiste persoon hiertoe kennelijk geen aanleiding gezien.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel (d) van het EAB voorts aangegeven,, kort samengevat, dat het vonnis niet aan de opgeëiste persoon is uitgereikt, dat dit alsnog zal gebeuren na zijn overlevering en dat hij zal worden geïnformeerd over de mogelijkheid van appel. Deze verklaring geeft, anders dan gesteld door de verdediging, geen aanleiding te twijfelen aan de informatie die de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft verstrekt met betrekking tot de procedure in Woolwich, nu die informatie daarmee niet wordt tegengesproken.
De rechtbank ziet geen aanleiding nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, zoals subsidiair verzocht door de verdediging.
4. Strafbaarheid
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Groot-Brittannië als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De feiten, vermeld in onderdeel e) van het EAB leveren naar het Nederlands recht op:
ten aanzien van de feiten 1 en 2 die ten grondslag liggen aan het vonnis:
- het deelnemen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van de feiten 3 en 4 die ten grondslag liggen aan het aanhoudingsbevel:
- medeplegen van mishandeling;
- medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
- medeplegen van opzettelijk iemand, krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van de vrijheid beroofd, bevrijden;
De feiten die ten grondslag liggen aan het aanhoudingsbevel zijn door de uitvaardigende justitiële autoriteit, naar Brits recht, gekwalificeerd als ‘escape lawful custody’ en conspiracy to escape lawful custody’. Bij de beoordeling van de strafbaarheid naar Nederlands recht is, anders dan gesteld door de verdediging, deze kwalificatie niet van belang. De rechtbank moet beoordelen of het materiële feitencomplex naar Nederlands recht strafbaar is. Dat is, zoals hiervoor overwogen, het geval.
5. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 47, 191, 285, 300 en 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.
7. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon], aan the District Judge (Magistrates’ Court) te Liverpool (Groot-Brittannië) ten behoeve van het in Groot-Brittannië tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten 3 en 4 waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten 1 en 2 waarvoor zijn overlevering wordt verzocht
Aldus gedaan door
mr. C.W. Bianchi, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en I.V. Ottens, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. R.R. Eijsten en T. van de Kraats, griffiers,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2012.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.