ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3168

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-460952-08
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M.J. Lommen-van Alphen
  • B. van Berge Henegouwen
  • C.W. Inden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van begunstiging na moord door vernietigen van bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van medeplegen van begunstiging na een moord. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 april 2006, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], werd doodgeschoten. De verdachte en zijn medeverdachten hebben geprobeerd de sporen van het misdrijf te verdoezelen door de auto waarin de moord was gepleegd naar een autosloperij te brengen en deze te laten vernietigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord en zijn er verklaringen van medeverdachten en deskundigen gepresenteerd. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte niet op de hoogte was van de moord en dat hij handelde uit loyaliteit naar zijn broer. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk wist dat hij betrokken was bij het verdoezelen van een ernstig misdrijf. De rechtbank heeft het verweer tot bewijsuitsluiting verworpen en geoordeeld dat de redelijke termijn niet was overschreden. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met vervangende hechtenis van 120 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/460952-08
Datum uitspraak: 20 juli 2012
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1943],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 9 februari 2012, 18 juni 2012, 20 juni 2012, 26 juni 2012, 28 juni 2012, 29 juni 2012, 2 juli 2012, en 6 juli 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. C.J. Cnossen en S. de Klerk en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.L.E.M. Poll, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 april 2006 tot en met 8 januari 2007, althans van 7 april 2006 tot en met heden, te Haarlem en/of (gemeente) Utrecht, in ieder geval in Nederland, nadat er op of omstreeks 7 april 2006 te Nederhorst den Berg, gemeente Wijdemeren en/of te Hilversum, in ieder geval in Nederland, het misdrijf was gepleegd van artikel 289/287 Wetboek van Strafrecht (moord/doodslag in vereniging), althans nadat er enig misdrijf was gepleegd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een of meer voorwerpen waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd of andere sporen van dat misdrijf heeft vernietigd en/of weggemaakt en/of verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrokken, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
-een auto welke betrokken was/is gebruikt bij genoemd misdrijf en/of waarin (mogelijk) sporen van dat misdrijf aanwezig zijn, opgehaald (in [plaats]) en/of
-(vervolgens) een of meer (tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) werkzaam bij een autosloperij (op industrieterrein Lage Weide)) benaderd en/of opgebeld en/of
-(vervolgens) die auto naar die/een autosloperij gebracht en/of
-een of meer autosleutels aan die perso(o)n(en) overhandigd en/of
-die perso(o)n(en) opdracht gegeven die auto te (laten) verdwijnen/vernietigen en/of
-(vervolgens) enig geldbedrag betaald/laten betalen en/of
-die auto bij die perso(o)n(en) en/of dat sloopbedrijf achtergelaten en/of
-een of meer kledingstuk(ken) (met daarop sporen van dat misdrijf) weggegooid/vernietigd/verborgen/doen verdwijnen en/of
-een of meer (auto)papieren verbrand/weggegooid/verborgen/doen verdwijnen, althans op enigerlei wijze die auto (met daarin die (mogelijke) sporen) en/of (andere) goed(eren) vernietigd en/of weggemaakt en/of verborgen en/of aan het onderzoek van politie/justitie onttrokken.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld, kort samengevat, dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2 Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat alle taps die zijn verkregen op grond van de aanvragen/verlengingen die mede zijn onderbouwd met een geheimhoudersgesprek en de door gebruikmaking van de onrechtmatige taps verkregen overige onderzoeksresultaten (waaronder de verklaringen van verdachte en zijn broer [medeverdachte 3]), van het bewijs moeten worden uitgesloten. Dit moet tot gevolg hebben dat verdachte moet worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Subsidiair heeft de verdediging vrijspraak bepleit omdat, kort samengevat,
- verdachte niet het besef heeft gehad dat in de auto van medeverdachte [medeverdachte 2] ([medeverdachte 2]) daadwerkelijk een moord was gepleegd (de auto was schoon en er waren geen sporen van een moord zichtbaar);
- niet wettig en overtuigend bewezen is te achten dat de auto die verdachte heeft laten vernietigen, de auto is waarin het misdrijf zich heeft voltrokken;
- verdachte geen weet heeft gehad van het weggooien van kledingstukken;
- de opzet van verdachte was gericht op het helpen van zijn broer en niet van iemand die vervolgd zou kunnen worden;
- de vereiste nauwe en bewuste samenwerking met de mededaders niet kan worden bewezen.
4.3 Oordeel van de rechtbank
4.3.1 Ten aanzien van het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
De rechtbank is op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet gebleken dat opgenomen geheimhoudersgesprekken hebben geleid tot het aanmerken van verdachte als zodanig. Evenmin is de rechtbank gebleken dat verdachte en/of zijn broer bij de politie en rechter-commissaris verklaringen hebben afgelegd als gevolg van de inhoud van opgenomen geheimhoudersgesprekken. Reeds om die reden verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman tot bewijsuitsluiting.
4.3.2 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna genoemde feiten en omstandigheden die in de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen zijn vervat. De rechtbank verwerpt aldus de subsidiaire verweren van de raadsman.
Op 6 april 2006 hebben [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) en [medeverdachte 2] [slachtoffer] en zijn reisgenoot, [reisgenoot slachtoffer] (hierna aangeduid als [reisgenoot slachtoffer]), van Schiphol opgehaald. Zij hebben hierbij de auto van [medeverdachte 2] gebruikt.i [slachtoffer] was naar Nederland gekomen om anabole steroïden te halen en [medeverdachte 1] zou daarvoor zorgen.ii [medeverdachte 1] was bevriend met [slachtoffer] en heeft voor de komst van [slachtoffer] naar Nederland op 6 april 2006 regelmatig contact met hem gehad.iii [medeverdachte 2] kende [slachtoffer] niet en heeft voor 6 april 2006 geen contact met hem gehad. [medeverdachte 2] had over de anabole steroïden gehoord van [medeverdachte 1].iv Voornoemde vier personen zijn van Schiphol naar Haarlem gereden, waar zij met elkaar hebben gegeten in restaurant [restaurant]. Gedurende de avond heeft [slachtoffer] alleen met [medeverdachte 1] gesproken over de anabole steroïden. [slachtoffer] heeft gedurende de avond nauwelijks met [medeverdachte 2] gesproken.v Vervolgens hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [reisgenoot slachtoffer] en [slachtoffer] afgezet bij [hostel] in Amsterdam. [medeverdachte 1] is daarna meegegaan naar de woning van [medeverdachte 2] in [plaats].vi
Op 7 april 2006 rond een uur of 2 in de nacht zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] weer vertrokken naar Amsterdam met de auto van [medeverdachte 2] om [slachtoffer] op te halen bij [hostel]. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zetten hun mobiele telefoons uit.vii [slachtoffer] is om 2.39 uur op zijn mobiele telefoon gebeld vanaf het telefoonnummer van een telefooncel aan het Waterloopleinviii. [reisgenoot slachtoffer] hoorde [slachtoffer] in het Spaans of Galicisch vragen: "heb jij de steroïden meegebracht?". [slachtoffer] ging toen naar beneden.ix [slachtoffer] is bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] achter in de auto gestapt. Vervolgens is het drietal in de richting van Hilversum gereden. [medeverdachte 1] zei dat hij een partij anabole steroïden wilde gaan bekijken. Onderweg wisselden [slachtoffer] en [medeverdachte 1] van plaats, zodat [slachtoffer] voorin kwam te zitten. In Hilversum is [medeverdachte 2] gestopt op aanwijzingen van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] is toen uitgestapt. [slachtoffer] en [medeverdachte 2] bleven in de auto zitten. Na een minuut of twintig kwam [medeverdachte 1] terug. Hij zei [medeverdachte 2] terug te rijden. Onderweg praatte [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] over de route. [medeverdachte 2] kon niet direct de weg terug vinden naar [plaats].x Op een gegeven moment zag [medeverdachte 2] dat er een politieauto achter zijn auto reed.xi xii[slachtoffer] sliep. [medeverdachte 1] zei [medeverdachte 2] bij Breukelen af te slaan. [medeverdachte 2] reed toen richting Hilversum. Toen hoorde [medeverdachte 2] ineens een knal. [medeverdachte 2] draaide zich om en zag [slachtoffer]. Het leek alsof hij sliep. Hij zag [medeverdachte 1] met een vuurwapen in zijn hand achter [slachtoffer]. [medeverdachte 1] zei dat [medeverdachte 2] de auto moest keren. Toen hij bijna was gekeerd volgde een tweede schot, waarbij [medeverdachte 1] vloekte in het Spaans. Na het tweede schot zei [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] dat hij het raampje naast de passagiersstoel open moest doen. Toen [medeverdachte 2] het raampje had geopend, zag [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 1] ging verzitten meer naar het midden - [medeverdachte 1] zat toen bijna achter [medeverdachte 2] - en het vuurwapen richtte op de linker slaap van [slachtoffer]. Toen volgde het derde schot.
Op instigatie van [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 2] op een bepaald moment de auto gestopt.xiii [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] uit de auto getrokken, waarbij [medeverdachte 2] hielp door de autogordel los te maken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben samen [slachtoffer] ieder onder een arm vastgepakt en naar de rand van het water gesleept. Ze hebben het slachtoffer daar neergelegd en zijn weggereden. [medeverdachte 2] reed en [medeverdachte 1] zat op de bijrijdersplaats.xiv
Op vrijdag 7 april 2006 omstreeks 20.16 uur hebben verbalisanten - na een melding van getuige [getuige 1] (hierna aangeduid als [getuige 1]) - aan de oever van het Hilversumsch Kanaal, aan de zijde van de [weg] te Nederhorst den Berg een menselijk lichaam aangetroffen.xv Dat bleek te zijn het stoffelijk overschot van [slachtoffer].xvi xvii
Op 8 april 2006 heeft [arts en patholoog], arts en patholoog, uit- en inwendige schouwing verricht op het lijk. Bij sectie blijken drie inschoten in het hoofd:
1. inschot schuin boven het linkeroor. Schotkanaal verlopend van links naar rechts (in vrijwel rechte lijn) en iets naar onder;
2. inschot achterhoofd links
3. inschot achterhoofd juist rechts van het midden.
[arts en patholoog] concludeert dat de dood is ingetreden door de gevolgen van de inschoten in het hoofd.xviii
De drie kogels afkomstig uit het hoofd van het slachtoffer zijn onderzocht door gerechtelijk deskundige [gerechtelijk deskundige 1]. Voornoemde deskundige concludeert dat twee kogels zeer waarschijnlijk zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop van een vuurwapen en dat één kogel waarschijnlijk is afgevuurd uit voornoemde loop.xix
[gerechtelijk deskundige 2] heeft ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer] schotrestenonderzoek gedaan. Daaruit blijkt dat de verwondingen schuin boven het linkeroor en aan het achterhoofd links van het midden vrijwel zekere inschotverwondingen zijn met een schootsafstand tussen 0 en circa 25 cm. Van de verwonding aan het achterhoofd rechts wijzen de sporen op een opgezet schot.xx
[medeverdachte 1] vertelde aan [medeverdachte 2] dat hij het had gedaan omdat mensen van [slachtoffer] zijn neef hadden vermoord. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn teruggereden naar de woning van [medeverdachte 2] in [plaats]. Toen [medeverdachte 2] de volgende ochtend wakker werd, was [medeverdachte 1] in zijn woning aanwezig. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn toen samen naar de auto gaan kijken en hebben geprobeerd de auto schoon te maken. xxi Ze slaagden er niet helemaal in om de sporen uit te wissen.xxii
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wilden van de auto af en om die reden heeft [medeverdachte 2] die vrijdagmiddag [medeverdachte 3] benaderd om een oplossing voor de auto te bedenken. Die middag rond een uur of 5 zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de auto van [A] naar de woning van [medeverdachte 3] boven zijn restaurant aan de [adres] in [plaats] gereden en hebben de mogelijkheid besproken om de auto te vernietigen.xxiii Daar heeft [medeverdachte 1] ook aan [medeverdachte 3] verteld dat hij [slachtoffer] had dood geschoten met een vuurwapen dat hij bij zich had omdat hij de zaak niet vertrouwde.xxiv Diezelfde avond zijn [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar diens broer [verdachte] (verdachte) gegaan in verband met het vernietigen van de auto. Ook daar hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen verteld wat er was gebeurd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [medeverdachte 1] hem vertelde dat hij had geschoten.xxv
Verdachte heeft die avond gezegd dat hij zou informeren wat hij kon doen. xxvi xxvii Daarna hebben [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en verdachte contact gehouden over het wegmaken van de auto. [medeverdachte 3] belde met verdachte. [verdachte] heeft tegen [medeverdachte 3] gezegd dat het geld zou gaan kosten. Nadat [medeverdachte 3] had gezegd dat ze bereid waren te betalen, heeft verdachte een bedrag van 3000 euro genoemd. Daarmee zijn ze akkoord gegaan.xxviii [medeverdachte 3] heeft het geld betaald aan verdachte. Hierbij heeft [medeverdachte 3] een deel van het geld voorgeschoten en hij had van [medeverdachte 2] een deel van het geld gekregen .xxix Op zondag (de rechtbank begrijpt: 9 april 2006) is verdachte met de trein naar Haarlem gegaan. [medeverdachte 3] heeft hem opgehaald van het station en naar de auto van [medeverdachte 2] gebracht.xxx [medeverdachte 1] heeft verdachte de sleutels gegeven en de autopapieren. Verdachte heeft de auto meegenomen naar Utrecht en de auto maandag (de rechtbank begrijpt 10 april 2006) naar een autosloperij in Lageweide gebracht om hem te laten slopen. Drie of vier dagen later heeft verdachte de sleutels en de papieren naar [medeverdachte 3] gebracht. xxxi xxxii [medeverdachte 2] heeft tegen [medeverdachte 3] gezegd de papieren te verbranden, wat [medeverdachte 3] vervolgens heeft gedaan.xxxiii
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte,
in de periode van 7 april 2006 tot en met 21 april 2006 te Haarlem en Utrecht, nadat op 7 april 2006 in Nederland het misdrijf was gepleegd van artikel 289 Wetboek van Strafrecht (moord), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, sporen van dat misdrijf heeft vernietigd en/of weggemaakt en/of verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrokken, immers hebben verdachte en zijn mededaders
- een auto welke betrokken was bij genoemd misdrijf en waarin sporen van dat misdrijf aanwezig waren, opgehaald in [plaats] en
- enig geldbedrag betaald/laten betalen en
- die auto naar een autosloperij gebracht en
- die auto bij dat sloopbedrijf achtergelaten
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1 Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door het Openbaar Ministerie bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Het Openbaar Ministerie neemt het verdachte vooral kwalijk dat hij door zijn handelen heeft bijgedragen aan het ernstig belemmeren van het opsporingsonderzoek.
Bij het bepalen van de strafeis heeft het Openbaar Ministerie verder rekening gehouden met de omstandigheden dat verdachte inzicht heeft getoond in zijn handelen doordat hij heeft meegewerkt aan het opsporingsonderzoek en dat hij heeft geleden onder de lange duur van de zaak.
8.2 Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de lange duur van de zaak, de lichamelijke klachten van verdachte, zijn leeftijd en de omstandigheid dat hij first offender is. Primair acht de verdediging toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht passend, subsidiair oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en meer subsidiair een werkstraf, waarbij rekening wordt gehouden met de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de omstandigheid dat de redelijke termijn is overschreden.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich door zijn handelen schuldig gemaakt aan het misdrijf van begunstiging. Dat is een ernstig strafbaar feit. Door de bewezen verklaarde handelingen heeft verdachte met zijn mededaders geprobeerd de ware toedracht van een zeer ernstig strafbaar feit, te weten de moord op [slachtoffer], te verhullen. Bovendien heeft hij daardoor het opsporingsonderzoek naar de moord ernstig bemoeilijkt.
Gelet op het voorgaande is toepassing van het door de raadsman bepleite artikel 9a Sr niet aan de orde. Evenmin kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf.
De verdediging heeft aangevoerd dat de redelijke termijn is overschreden, hetgeen moet leiden tot matiging van de straf.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Sinds de start van de redelijke termijn - naar het oordeel van de rechtbank is als start aan te merken de betekening van de inleidende dagvaarding op 3 mei 2008 - zijn ruim vier jaren verstreken tot de inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Dat is weliswaar onwenselijk, maar leidt op zichzelf nog niet tot de conclusie dat de redelijke termijn is overschreden. Nu in de zaken van twee van de medeverdachten veel en tijdrovend onderzoek heeft plaatsgevonden op verzoek van de verdediging in die zaken, waarbij verdachte zich - veelal - heeft aangesloten, is de behandeling van de zaak van verdachte - die gelijktijdig met die van de medeverdachten diende plaats te vinden vanwege de samenhang van de zaken - hierdoor ook vertraagd, maar kan niet worden geconcludeerd dat de redelijke termijn is overschreden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft verder acht geslagen op de onwenselijk lange duur tot de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 189 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om het te bedekken of de nasporing of vervolging te beletten of te bemoeilijken, sporen van het misdrijf vernietigen of wegmaken of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.J. Lommen-van Alphen, voorzitter,
mrs. B. van Berge Henegouwen en C.W. Inden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2012.
Mr. C.W. Inden is buiten staat deze uitspraak
mede te ondertekenen.
i Verklaring van [medeverdachte 1] van 25 oktober 2007, afgelegd bij de rechter-commissaris (p. 2)
ii Verklaring van [reisgenoot slachtoffer] van 6 februari 2008, afgelegd te Ourense, Spanje, ten overstaan van de Spaanse officier van justitie [Spaanse officier van justitie] en mr. [rechter-commissaris], rechter-commissaris in de rechtbank Amsterdam, p. 4.
iii Verklaring van [medeverdachte 1] van 25 oktober 2007, afgelegd bij de rechter-commissaris (p. 4)
iv Verklaring van [medeverdachte 2] van 7 augustus 2008, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 8.
v Voornoemde verklaring van [reisgenoot slachtoffer] (noot 2), p. 4.
vi Verklaring van [medeverdachte 1] van 25 oktober 2007, afgelegd bij de rechter-commissaris (p. 4)
vii Voornoemde verklaring van [medeverdachte 2] (noot 4), p. 26.
viii Een proces-verbaal van 1 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar], houdende onderzoek naar telecommunicatie, (hoofdstuk 8 p. 12 met bijbehorende bijlage 11).
ix Voornoemde verklaring van [reisgenoot slachtoffer] (noot 2), p. 3.
x Voornoemde verklaring van [medeverdachte 2] (noot 4), p. 26-27.
xi Een proces-verbaal van relaas van 4 oktober 2010, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] (p. 32 van het proces-verbaal, onder 7.15).
xii Voornoemde verklaring van [medeverdachte 2] (noot 4), p. 27.
xiii Voornoemde verklaring van [medeverdachte 2] (noot 4), p. 27-33.
xiv Voornoemde verklaring van [medeverdachte 2] (noot 4), p. 34 e.v..
xv Een proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2006, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] (hoofdstuk 1, p. 001 tot en met 004).
xvi Een proces-verbaal van 14 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], houdende het verhoor van [H], (hoofdstuk 2, p. 087 e.v.).
xvii Een proces-verbaal van bevindingen van 24 april 2006, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] (hoofdstuk 2, p. 116).
xviii Een verslag, van het Nederlands Forensisch Instituut, van 3 oktober 2006, opgemaakt door de beëdigde deskundige [arts en patholoog], arts en patholoog (hoofdstuk 2, p. 022 tot en met 029).
xix Een onderzoeksverslag van 9 augustus 2006, opgemaakt door [gerechtelijk deskundige 1] op de door hem als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte (hoofdstuk 2, p. 19 tot en met 21).
xx Een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 17 mei 2006, zaaknummer [zaaknummer], opgemaakt door [gerechtelijk deskundige 2] op de door hem als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte (hoofdstuk 2, p. 14 tot en met 17).
xxi Voornoemde verklaring van [medeverdachte 2] (noot 4), p. 41.
xxii Verklaring van [medeverdachte 3] van 20 augustus 2008, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 15.
xxiii Voornoemde verklaring van [medeverdachte 2] (noot 4), p. 43.
xxiv Een proces-verbaal van 18 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], houdende het verhoor van [medeverdachte 3], (hoofdstuk 19, p. 030).
xxv Verklaring van verdachte ter terechtzitting van [0]28 juni 2012.[0]
xxvi Voornoemde verklaring van [medeverdachte 2] (noot 4), p. 16 en 17.
xxvii Verklaring van verdachte van 20 augustus 2008, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 5.
xxviii Verklaring van verdachte van 20 augustus 2008, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 5 en 6.
xxix Verklaring van [medeverdachte 3] van 20 augustus 2008, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 17.
xxx Een proces-verbaal van 17 december 2007, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], met bijgevoegd het verslag van het studioverhoor van [medeverdachte 3] van 17 december 2007 (hoofdstuk 19, bladzijde 066).
xxxi Een proces-verbaal van 26 november 2007, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], houdende de verklaring van verdachte, (hoofdstuk 20, bladzijden 008 en 009).
xxxii Een proces-verbaal van 17 december 2007, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], met bijgevoegd het verslag van het studioverhoor van [medeverdachte 3] van 17 december 2007 (hoofdstuk 19, bladzijde 068).
xxxiii Verklaring van [medeverdachte 3] van 20 augustus 2008, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 18.
??
??
??
??
Inzake: [verdachte]
Parketnummer: 13/460952-08
1
10