ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3166

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-664086-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M.J. Lommen-van Alphen
  • B. van Berge Henegouwen
  • C.W. Inden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van begunstiging na moord door vernietigen van sporen en wegmaken van een auto

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juli 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte], die beschuldigd werd van medeplegen van begunstiging na een moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 7 april 2006 in Nederland een moord is gepleegd op [slachtoffer]. Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] hebben na de moord geprobeerd de sporen van het misdrijf te verdoezelen door de auto waarin de moord was gepleegd naar een sloopbedrijf te brengen, autopapieren te verbranden en kledingstukken met sporen van het misdrijf weg te gooien. De rechtbank heeft het bewijs tegen verdachte als voldoende beschouwd, maar heeft geoordeeld dat hij niet strafbaar is op grond van artikel 189, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit omdat verdachte er in redelijkheid van uit mocht gaan dat hij na de moord in de auto van [medeverdachte 1] een verdenking van een strafbaar feit zou krijgen. De rechtbank heeft verdachte dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging. De uitspraak is gedaan na meerdere zittingen, waarbij het Openbaar Ministerie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd, en heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken. De beslissing van de rechtbank is op tegenspraak gewezen, waarbij de rechters de verklaringen van getuigen en deskundigen hebben meegewogen in hun oordeel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/664086-12 (Promis)
Datum uitspraak: 20 juli 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1973],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode], [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 18 juni 2012, 20 juni 2012, 26 juni 2012, 28 juni 2012, 29 juni 2012, 2 juli 2012, 3 juli 2012 en 6 juli 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. C.J. Cnossen en S. de Klerk en van wat verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. F. van Baarlen, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 april 2006 tot en met 21 april 2006 te Haarlem en/of (gemeente) Utrecht, in ieder geval in Nederland, nadat er op of omstreeks 7 april 2006 te Nederhorst den Berg, gemeente Wijdemeren en/of te Hilversum, in ieder geval in Nederland, het misdrijf was gepleegd van artikel 289/287 Wetboek van Strafrecht (moord/doodslag in vereniging), althans nadat er enig misdrijf was gepleegd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om dat
misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een of meer voorwerpen waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd of andere sporen van dat misdrijf heeft vernietigd en/of weggemaakt en/of verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrokken, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
-een auto welke betrokken was/is gebruikt bij genoemd misdrijf en/of waarin (mogelijk) sporen van dat misdrijf aanwezig waren schoongemaakt en/of, opgehaald (in [plaats]) en/of -(vervolgens) een of meer (tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) werkzaam bij een autosloperij (op industrieterrein Lage Weide)) benaderd en/of opgebeld en/of
-(vervolgens) die auto naar die/een autosloperij gebracht en/of
-een of meer autosleutels aan die perso(o)n(en) overhandigd en/of
-die perso(o)n(en) opdracht gegeven die auto te (laten) verdwijnen/vernietigen en/of
-(vervolgens) enig geldbedrag betaald/laten betalen en/of
-die auto bij die perso(o)n(en) en/of dat sloopbedrijf achtergelaten en/of
-een of meer kledingstuk(ken) (met daarop sporen van dat misdrijf) weggegooid/vernietigd/verborgen/doen verdwijnen en/of
-een of meer (auto)papieren verbrand/weggegooid/verborgen/doen verdwijnen, althans op enigerlei wijze die auto (met daarin die (mogelijke) sporen) en/of (andere) goed(eren) vernietigd en/of weggemaakt en/of verborgen en/of aan het onderzoek van politie/justitie onttrokken.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld, kort samengevat, dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, kort samengevat, dat verdachte moet vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, zoals hierna onder 5 weergegeven, en grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna genoemde feiten en omstandigheden die in de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen zijn vervat.
Op 6 april 2006 hebben verdachte en [medeverdachte 1] [slachtoffer] en zijn reisgenoot, [reisgenoot slachtoffer] (hierna aangeduid als [reisgenoot slachtoffer]), van Schiphol opgehaald. Zij hebben hierbij de Ford Mondeo van [medeverdachte 1] gebruikt.i [slachtoffer] was naar Nederland gekomen om anabole steroïden te halen en verdachte zou daarvoor zorgen.ii Verdachte was bevriend met [slachtoffer] en heeft voor de komst van [slachtoffer] naar Nederland op 6 april 2006 regelmatig contact met hem gehad.iii [medeverdachte 1] kende [slachtoffer] niet en heeft voor 6 april 2006 geen contact met hem gehad. [medeverdachte 1] had over de anabole steroïden gehoord van verdachte.iv Voornoemde vier personen zijn van Schiphol naar Haarlem gereden, waar zij met elkaar hebben gegeten in restaurant [restaurant]. Gedurende de avond heeft [slachtoffer] alleen met verdachte gesproken over de anabole steroïden. [slachtoffer] heeft gedurende de avond nauwelijks met [medeverdachte 1] gesproken.v Vervolgens hebben verdachte en [medeverdachte 1] [reisgenoot slachtoffer] en [slachtoffer] afgezet bij [hostel] in Amsterdam. Verdachte is daarna meegegaan naar de woning van [medeverdachte 1] in [plaats].vi
Op 7 april 2006 rond een uur of 2 in de nacht zijn verdachte en [medeverdachte 1] weer vertrokken naar Amsterdam met de auto van [medeverdachte 1] om [slachtoffer] op te halen bij [hostel]. Verdachte en [medeverdachte 1] zetten hun mobiele telefoons uit.vii [slachtoffer] is om 2.39 uur op zijn mobiele telefoon gebeld vanaf het telefoonnummer van een telefooncel aan het Waterloopleinviii. [reisgenoot slachtoffer] hoorde [slachtoffer] in het Spaans of Galicisch vragen: "heb jij de steroïden meegebracht?". [slachtoffer] ging toen naar beneden.ix [slachtoffer] is bij verdachte en [medeverdachte 1] achter in de auto gestapt. Vervolgens is het drietal in de richting van Hilversum gereden. Verdachte zei dat hij een partij anabole steroïden wilde gaan bekijken. Onderweg wisselden [slachtoffer] en verdachte van plaats, zodat [slachtoffer] voorin kwam te zitten. In Hilversum is [medeverdachte 1] gestopt op aanwijzingen van verdachte. Verdachte is toen uitgestapt. [slachtoffer] en [medeverdachte 1] bleven in de auto zitten. Na een minuut of twintig kwam verdachte terug. Hij zei [medeverdachte 1] terug te rijden. Onderweg praatte [medeverdachte 1] met verdachte over de route. [medeverdachte 1] kon niet direct de weg terug vinden naar [plaats].x Op een gegeven moment zag [medeverdachte 1] dat er een politieauto achter zijn auto reed.xi xii [slachtoffer] sliep. Verdachte zei [medeverdachte 1] bij Breukelen af te slaan. [medeverdachte 1] reed toen richting Hilversum. Toen hoorde [medeverdachte 1] ineens een knal. [medeverdachte 1] draaide zich om en zag [slachtoffer]. Het leek alsof hij sliep. Hij zag verdachte met een vuurwapen in zijn hand achter [slachtoffer]. Verdachte zei dat [medeverdachte 1] de auto moest keren. Toen hij bijna was gekeerd volgde een tweede schot, waarbij verdachte vloekte in het Spaans. Na het tweede schot zei verdachte tegen [medeverdachte 1] dat hij het raampje naast de passagiersstoel open moest doen. Toen [medeverdachte 1] het raampje had geopend, zag [medeverdachte 1] dat verdachte ging verzitten meer naar het midden - verdachte zat toen bijna achter [medeverdachte 1] - en het vuurwapen richtte op de linker slaap van [slachtoffer]. Toen volgde het derde schot.
Op instigatie van verdachte heeft [medeverdachte 1] op een bepaald moment de auto gestopt. Het was donker. xiii Verdachte heeft [slachtoffer] uit de auto getrokken, waarbij [medeverdachte 1] hielp door de autogordel los te maken. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben samen [slachtoffer] ieder onder een arm vastgepakt en naar de rand van het water gesleept. Ze hebben het slachtoffer daar neergelegd en zijn weggereden. [medeverdachte 1] reed en verdachte zat op de bijrijdersplaats.xiv
Op vrijdag 7 april 2006 omstreeks 20.16 uur hebben verbalisanten - na een melding van getuige [getuige 1] (hierna aangeduid als [getuige 1]) - aan de oever van het Hilversumsch Kanaal, aan de zijde van de [weg] te Nederhorst den Berg een menselijk lichaam aangetroffen.xv Dat bleek te zijn het stoffelijk overschot van [slachtoffer].xvi xvii
Op 8 april 2006 heeft [arts en patholoog], arts en patholoog, uit- en inwendige schouwing verricht op het lijk. Bij sectie blijken drie inschoten in het hoofd:
1. inschot schuin boven het linkeroor. Schotkanaal verlopend van links naar rechts (in vrijwel rechte lijn) en iets naar onder;
2. inschot achterhoofd links
3. inschot achterhoofd juist rechts van het midden.
[arts en patholoog] concludeert dat de dood is ingetreden door de gevolgen van de inschoten in het hoofd.xviii
De drie kogels afkomstig uit het hoofd van het slachtoffer zijn onderzocht door gerechtelijk deskundige [gerechtelijk deskundige 1]. Voornoemde deskundige concludeert dat twee kogels zeer waarschijnlijk zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop van een vuurwapen en dat één kogel waarschijnlijk is afgevuurd uit voornoemde loop.xix
[gerechtelijk deskundige 2] heeft ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer] schotrestenonderzoek gedaan. Daaruit blijkt dat de verwondingen schuin boven het linkeroor en aan het achterhoofd links van het midden vrijwel zekere inschotverwondingen zijn met een schootsafstand tussen 0 en circa 25 cm. Van de verwonding aan het achterhoofd rechts wijzen de sporen op een opgezet schot.xx
Verdachte vertelde aan [medeverdachte 1] dat hij het had gedaan omdat mensen van [slachtoffer] zijn neef hadden vermoord. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn teruggereden naar de woning van [medeverdachte 1] in [plaats] en hebben zich daar verkleed. Verdachte had bloed op zijn broek. [medeverdachte 1] heeft aan verdachte een grijze joggingbroek van hemzelf van het merk '[merk]' gegeven om aan te trekken.xxi [medeverdachte 1] is gaan slapen. Toen [medeverdachte 1] de volgende ochtend wakker werd, was verdachte in zijn woning aanwezig.xxii Verdachte en [medeverdachte 1] zijn toen samen naar de auto gaan kijken en hebben geprobeerd de auto schoon te maken. Ze slaagden er niet helemaal in om de sporen uit te wissen.xxiii Gedragen kleren en de poetsdoeken deden ze bij elkaar in een zak. Verdachte is daarna in de broek van [medeverdachte 1] weggegaan met de auto van [medeverdachte 1] naar zijn vriendin [A].xxiv
Verdachte en [medeverdachte 1] wilden van de auto af en om die reden heeft [medeverdachte 1] die vrijdagmiddag [medeverdachte 2] benaderd om een oplossing voor de auto te bedenken. Die middag rond een uur of 5 zijn verdachte en [medeverdachte 1] in de auto van [A] naar de woning van [medeverdachte 2] boven zijn restaurant aan de [adres] in [plaats] gereden en hebben de mogelijkheid besproken om de auto te vernietigen.xxv Daar heeft verdachte ook aan [medeverdachte 2] verteld dat hij [slachtoffer] had dood geschoten met een vuurwapen dat hij bij zich had omdat hij de zaak niet vertrouwde.xxvi [medeverdachte 2] heeft tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij de kleding die hij had gedragen moest weggooien. Met de auto van [medeverdachte 2] zijn [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] de kleding gaan ophalen bij [medeverdachte 1] thuis. Ze hebben de kleding weggegooid in een container achter het restaurant van [medeverdachte 2].xxvii xxviii Diezelfde avond zijn verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar diens broer [medeverdachte 3] gegaan in verband met het vernietigen van de auto. Ook daar hebben verdachte en [medeverdachte 1] samen verteld wat er was gebeurd. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat de een hem vertelde dat hij had gereden en de ander hem vertelde dat hij had geschoten.xxix
[medeverdachte 3] heeft die avond gezegd dat hij zou informeren wat hij kon doen. xxx xxxi Daarna hebben verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] contact gehouden over het wegmaken van de auto. [medeverdachte 2] belde met [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] heeft tegen [medeverdachte 2] gezegd dat het geld zou gaan kosten. Nadat [medeverdachte 2] had gezegd dat ze bereid waren te betalen, heeft [medeverdachte 3] een bedrag van 3000 euro genoemd. Daarmee zijn ze akkoord gegaan.xxxii [medeverdachte 2] heeft het geld betaald aan [medeverdachte 3]. Hierbij heeft [medeverdachte 2] een deel van het geld voorgeschoten en hij had van [medeverdachte 1] een deel van het geld gekregen.xxxiii Op zondag (de rechtbank begrijpt: 9 april 2006) is [medeverdachte 3] met de trein naar Haarlem gegaan. [medeverdachte 2] heeft hem opgehaald van het station en naar de auto van [medeverdachte 1] gebracht.xxxiv Verdachte heeft [medeverdachte 3] de sleutels gegeven en de autopapieren. [medeverdachte 3] heeft de auto meegenomen en de auto maandag naar een autosloperij in Lageweide gebracht om hem te laten slopen. Drie of vier dagen later heeft [medeverdachte 3] de sleutels en de papieren naar verdachte gebracht. xxxv xxxvi [medeverdachte 1] heeft tegen [medeverdachte 2] gezegd de papieren te verbranden, wat [medeverdachte 2] vervolgens heeft gedaan.xxxvii
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 7 april 2006 tot en met 21 april 2006 te Haarlem en Utrecht, nadat op 7 april 2006 in Nederland het misdrijf was gepleegd van artikel 289 Wetboek van Strafrecht (moord), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, sporen van dat misdrijf heeft vernietigd en/of weggemaakt en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrokken, immers hebben verdachte en zijn mededader(s)
- een auto welke betrokken was bij genoemd misdrijf en waarin sporen van dat misdrijf aanwezig waren, schoongemaakt en opgehaald (in [plaats]) en
- - enig geldbedrag betaald/laten betalen en
- die auto naar een autosloperij gebracht en
- die auto bij dat sloopbedrijf achtergelaten en
- kledingstukken met daarop sporen van dat misdrijf weggegooid en
- autopapieren verbrand.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank is, met de officieren van justitie en de verdediging (subsidiair standpunt), van oordeel dat verdachte op grond van het bepaalde in artikel 189, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht niet strafbaar is, nu verdachte er in redelijkheid van uit mocht gaan dat na het plegen van de moord in de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] een verdenking van een strafbaar feit jegens hem zou ontstaan. De uit het schoonmaken en wegmaken van deze auto en het weggooien van kledingstukken bestaande begunstiging, acht de rechtbank daarom mede te zijn ingegeven teneinde gevaar van vervolging voor zichzelf te ontgaan.
Verdachte dient dan ook voor het bewezen geachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
8. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om het te bedekken of de nasporing of vervolging te beletten of te bemoeilijken, sporen van het misdrijf vernietigen of wegmaken of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor niet strafbaar en ontslaat hem te dien aanzien van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.J. Lommen-van Alphen, voorzitter,
mrs. B. van Berge Henegouwen en C.W. Inden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2012.
Mr. C.W. Inden is buiten staat deze uitspraak
mede te ondertekenen.
i Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 juni 2012.
ii Verklaring van [reisgenoot slachtoffer] van 6 februari 2008, afgelegd te Ourense, Spanje, ten overstaan van de Spaanse officier van justitie [Spaanse officier van justitie] en mr. [rechter-commissaris], rechter-commissaris in de rechtbank Amsterdam, p. 4.
iii Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 juni 2012.
iv Verklaring van [medeverdachte 1] van 7 augustus 2008, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 8.
v Voornoemde verklaring van [reisgenoot slachtoffer] (noot 2), p. 4.
vi Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 juni 2012.
vii Voornoemde verklaring van [medeverdachte 1] (noot 4), p. 26.
viii Een proces-verbaal van 1 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar], houdende onderzoek naar telecommunicatie, (hoofdstuk 8 p. 12 met bijbehorende bijlage 11).
ix Voornoemde verklaring van [reisgenoot slachtoffer] (noot 2), p. 3.
x Voornoemde verklaring van [medeverdachte 1] (noot 4), p. 26-27.
xi Een proces-verbaal van relaas van 4 oktober 2010, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] (p. 32 van het proces-verbaal, onder 7.15).
xii Voornoemde verklaring van [medeverdachte 1] (noot 4), p. 27.
xiii Voornoemde verklaring van [medeverdachte 1] (noot 4), p. 27-33.
xiv Voornoemde verklaring van [medeverdachte 1] (noot 4), p. 34 e.v.
xv Een proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2006, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] (hoofdstuk 1, p. 001 tot en met 004).
xvi Een proces-verbaal van 14 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], houdende het verhoor van [H], (hoofdstuk 2, p. 087 e.v.).
xvii Een proces-verbaal van bevindingen van 24 april 2006, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] (hoofdstuk 2, p. 116).
xviii Een verslag, van het Nederlands Forensisch Instituut, van 3 oktober 2006, opgemaakt door de beëdigde deskundige [arts en patholoog], arts en patholoog (hoofdstuk 2, p. 022 tot en met 029).
xix Een onderzoeksverslag van 9 augustus 2006, opgemaakt door [gerechtelijk deskundige 1] op de door hem als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte (hoofdstuk 2, p. 19 tot en met 21).
xx Een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 17 mei 2006, zaaknummer [zaaknummer], opgemaakt door [gerechtelijk deskundige 2] op de door hem als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte (hoofdstuk 2, p. 14 tot en met 17).
xxi Een proces-verbaal van 20 februari 2007, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], met bijgevoegd het verslag van het studioverhoor van [medeverdachte 1] van 14 februari 2007 (hoofdstuk 17, p. 154).
xxii Voornoemde verklaring van [medeverdachte 1] (noot 4), p. 41.
xxiii Verklaring van [medeverdachte 2] van 20 augustus 2008, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 15.
xxiv Een proces-verbaal van 20 februari 2007, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], met bijgevoegd het verslag van het studioverhoor van [medeverdachte 1] van 14 februari 2007 (hoofdstuk 17, p. 150 tot en met 154).
xxv Voornoemde verklaring van [medeverdachte 1] (noot 4), p. 43.
xxvi Een proces-verbaal van 18 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], houdende het verhoor van [medeverdachte 2], (hoofdstuk 19, p. 030).
xxvii Een proces-verbaal van 20 februari 2007, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], met bijgevoegd studioverhoor van 14 februari 2007 van [medeverdachte 1] (hoofdstuk 17, p. 155).
xxviii Een proces-verbaal van 10 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], houdende de verklaring van [medeverdachte 2], (hoofdstuk 19, p. 22).
xxix Verklaring van [medeverdachte 3] van 20 augustus 2008, afgelegd bij de rechter-commissaris, p 4[0][0].
xxx Voornoemde verklaring van [medeverdachte 1] (noot 4), p. 16 en 17.
xxxi Verklaring van [medeverdachte 3] van 20 augustus 2008, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 5.
xxxii Verklaring van [medeverdachte 3] van 20 augustus 2008, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 5 en 6.
xxxiii Verklaring van [medeverdachte 2] van 20 augustus 2008, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 17.
xxxiv Een proces-verbaal van 17 december 2007, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], met bijgevoegd het verslag van het studioverhoor van [medeverdachte 2] van 17 december 2007 (hoofdstuk 19, bladzijde 066).
xxxv Een proces-verbaal van 26 november 2007, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], houdende de verklaring van [medeverdachte 3], (hoofdstuk 20, bladzijden 008 en 009).
xxxvi Een proces-verbaal van 17 december 2007, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], met bijgevoegd het verslag van het studioverhoor van [medeverdachte 2] van 17 december 2007 (hoofdstuk 19, bladzijde 068).
xxxvii Verklaring van [medeverdachte 2] van 20 augustus 2008, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 18.
??
??
??
??
Inzake: [verdachte]
Parketnummer: 13/664086-12 (Promis)
1
8