ECLI:NL:RBAMS:2012:BX2218

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1310819 \ HA EXPL 11-194
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van alimentatie en beslaglegging op loon door VOF

In deze zaak heeft eiseres [A] een vordering ingesteld tegen de VOF [B,C] en haar vennoten, waaronder [B], met betrekking tot alimentatiebetalingen die haar ex-echtgenoot [C] niet heeft voldaan. De kantonrechter heeft op 30 mei 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de vordering van [A] is gebaseerd op een echtscheidingsbeschikking van 21 november 2007, waarin [C] werd veroordeeld tot het betalen van alimentatie aan [A]. De alimentatieverplichting was in 2011 door indexering gestegen tot € 911,59 per maand. Na november 2010 heeft [C] echter geen alimentatie meer betaald, wat heeft geleid tot de beslaglegging door [A] op de VOF [B,C].

De VOF [B,C] heeft als verweer aangevoerd dat het beslag geen doel heeft getroffen, omdat zij een negatief eigen vermogen heeft en niets aan [C] verschuldigd is. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het beslag wel degelijk doel heeft getroffen, aangezien de vennoten van de VOF maandelijks een bedrag van € 2.400,- aan de VOF onttrekken als vergoeding voor hun werkzaamheden. Dit bedrag kwalificeert als loon en is dus onderhevig aan alimentatiebeslag volgens artikel 479b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De kantonrechter heeft de vordering van [A] toegewezen en VOF [B,C] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 13.022,16, bestaande uit achterstallige alimentatie en beslagkosten, alsook tot betaling van € 911,59 per maand vanaf januari 2012. Tevens is VOF [B,C] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [A]. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector kanton
locatie: Hilversum
Zaaknummer en rolnummer: 1310819 \ HA EXPL 11-194
Uitspraak: 30 mei 2012
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[A],
wonende te [plaats],
eiseres,
nader te noemen: [A],
gemachtigde ABC Incasso B.V.,
t e g e n
1. De vennootschap onder firma Gebroeders [B,C] [onderneming],
gevestigd te Weesp,
nader te noemen: VOF [B,C],
2. [B],
wonende te [plaats],
nader te noemen: [B],
gedaagden,
gemachtigde: mr. P.A.M. Miltenburg.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 8 december 2011 inhoudende de vordering van [A], met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 29 februari 2012, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van deze comparitie en het daarin genoemde stuk.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten en omstandigheden
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
2. Bij beschikking van 21 november 2007 (hierna: de echtscheidingsbeschikking) heeft de rechtbank Amsterdam de echtscheiding uitgesproken tussen [A] en haar (toenmalige) echtgenoot [C]. [C] is daarbij veroordeeld om maandelijks, bij vooruitbetaling, € 850,- aan [A] te voldoen als uitkering tot haar levensonderhoud (hierna: de alimentatieverplichting). In 2011 is de alimentatieverplichting door indexering gestegen tot € 911,59 per maand.
3. [C] is de broer van [B]. Zij zijn de enige vennoten in VOF [B,C]. Ieder van de vennoten onttrekt maandelijks € 2.400,- aan VOF [B,C].
4. Na november 2010 heeft [C] geen alimentatie meer aan [A] voldaan.
5. [A] heeft teneinde de haar toekomende (verstreken en toekomstige) alimentatietermijnen te verkrijgen op 13 september 2011 beslag doen leggen onder VOF [B,C].
6. Het proces-verbaal van beslaglegging luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
“ALIMENTATIEBESLAG (art. 479b e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering)”.
(…)
Heden, de dertiende september 2011 (…) heb ik (…) gerechtsdeurwaarder (…)
UIT KRACHTE VAN: een grosse van de executoriale titel op 21 november 2007 gewezen (…) EXECUTORIAAL DERDENBESLAG GELEGD:
op alle vorderingen die [C] (…) op u [ktr: VOF [B,C]] mocht hebben of uit een reeds nu bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen en op hem toebehorende roerende zaken die onder u mochten berusten en geen registergoederen zijn, zulks ter voldoening van- en om betaling te verkrijgen ter verzekering van de door [C] voornoemd aan requirant(e) [ktr: [A]] verschuldigde alimentatiebedragen,
(…)
MET BEVEL:
(…) aan de derde-beslagene, zolang executant(e) dat verlangt, naar gelang de derde-beslagene loon of andere periodieke uitkeringen aan de geëxecuteerde verschuldigd is, aan de executant(e) te betalen;
(…) het aan executant(e) verschuldigd achterstallig bedrag (…) en (…) de volledige alimentatietermijnen ad € 911,59 per maand (…)”
7. Bij e-mail van 20 oktober 2011 heeft de boekhouder van VOF [B,C] in reactie op het gelegde beslag aan [A] laten weten dat [C] geen werknemer is van VOF [B,C], zodat loonbeslag niet aan de orde is. Verder heeft de boekhouder laten weten dat de kredietruimte op de zakelijke rekening van VOF [B,C] reeds tot de kredietlimiet is opgenomen.
Vordering en verweer
8. [A] vordert – onder intrekking van haar vorderingen jegens [B] – dat VOF [B,C] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [A]
€ 13.974,43, te vermeerderen met € 911,59 per maand, voor het eerst per 1 januari 2012 verschuldigd, met veroordeling van VOF [B,C] in de kosten van dit geding.
9. [A]s vorderingen zijn gebaseerd op de echtscheidingsbeschikking en op artikel 479e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Aangezien [C] niet aan zijn alimentatieverplichting voldoet, dient VOF [B,C] van de gelden die zij [C] verschuldigd is eerst de (achterstallige, lopende en toekomstige) alimentatieverplichting aan [A] te voldoen.
10. De hoogte van haar vordering heeft [A] als volgt gespecificeerd. Over de maand november 2010 is een betalingsachterstand van € 23,46 ontstaan. Vanaf november 2010 heeft [C] het alimentatiebedrag van op dat moment € 911,59 per maand in het geheel niet meer voldaan. Tot en met september 2011 bedraagt de achterstand: € 9.139,36 (€ 23,46 + 10 maanden * € 911,59).
Behalve de voorgaande bedragen vordert [A] het alimentatiebedrag van € 911,59 over de maanden oktober – december 2011, in totaal derhalve € 2.734,77. Verder vordert [A] € 911,59 per maand vanaf januari 2012 .
De kosten van het executoriale beslag zijn door de deurwaarder begroot op € 95,47 voor betekening en bevel, € 859,98 voor proces- en executiekosten, € 76,89 voor de overbetekening van het beslag en € 115,69 voor het beslagexploot. In totaal derhalve: € 1.148,03. Tot slot vordert [A] een bedrag van € 952,- voor buitengerechtelijke kosten.
[A] heeft haar vordering beperkt tot € 25.000,-.
11. Wanneer de kantontrechter de voorgaande bedragen optelt verkrijgt hij een hoofdsom van:
€ 9.139,36 (achterstallige alimentatie t/m september 2011)
€ 2.734,77 (alimentatie over de maanden oktober – december 2011)
€ 1.148,03 (kosten van het beslag)
€ 952,00 (buitengerechtelijke incassokosten)
€ 13.974,16.
12. VOF [B,C] heeft als verweer gevoerd dat het beslag geen doel heeft getroffen, stellende dat zij een negatief eigen vermogen heeft en dat zij haar vennoot [C] niets verschuldigd is. Volgens VOF [B,C] is haar relatie met [C] te vergelijken met de kredietrelatie tussen een bank en een cliënt. Net zo min als een gelegd beslag niet kan zien op niet benutte kredietruimte, kan ook het hier gelegde beslag geen doel treffen. Aangezien er sprake is van een negatief ondernemingsvermogen, is niet VOF [B,C] [C] iets verschuldigd, maar is [C] VOF [B,C] geld verschuldigd.
VOF [B,C] heeft verder betwist dat [A] buitengerechtelijke kosten gemaakt heeft waarvoor een vergoeding niet bij de gebruikelijke proceskostenveroordeling zit inbegrepen.
Beoordeling
13. In artikel 479b e.v. Rv is een regeling opgenomen voor gevallen waarin uit hoofde van (onder andere) alimentatieverplichtingen als hier aan de orde beslag wordt gelegd op loon of op andere periodieke uitkeringen. Boven het proces-verbaal van beslaglegging (zie overweging 6) is vermeld dat het een ‘alimentatiebeslag’ betreft en wordt verwezen naar de artikelen 479b e.v. Rv. Blijkens het beslagexploot werd echter niet uitsluitend op loon of andere periodieke uitkeringen beslag gelegd, maar op – samengevat – alle vorderingen en voorts op roerende zaken.
14. Dit roept de vraag op of al dan niet (uitsluitend) sprake is van alimentatiebeslag in de zin van de in artikel 479b e.v. Rv opgenomen regeling. Dit is van belang omdat deze regeling een aantal bijzondere bepalingen bevat. Zo is het doen van een verklaring als bedoeld in artikel 477a Rv in het geval van alimentatiebeslag niet verplicht en bepaalt artikel 479e Rv dat de derde-beslagene vanaf de dag van het beslag verplicht is om, zolang de executant dit verlangt, naar gelang hij loon of andere periodieke uitkeringen aan de geëxecuteerde verschuldigd is, het door de executant aangegeven achterstallig bedrag en de termijnen van de uitkering, waarvoor beslag is gelegd, aan de executant te betalen.
15. Ter comparitie heeft [A] doen toelichten dat het beslag uitsluitend betrekking heeft op hetgeen VOF [B,C] [C] verschuldigd is wegens een vergoeding voor verrichte werkzaamheden en niet op (bijvoorbeeld) goederen.
16. Op grond van deze toelichting gaat de kantonrechter ervan uit dat sprake is van alimentatiebeslag als bedoeld in artikel 479b e.v. Rv.
17. De vraag die vervolgens aan de orde komt is of het alimentatiebeslag doel heeft getroffen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend aangezien [B] ter comparitie desgevraagd heeft toegelicht dat tussen de vennoten in VOF [B,C] is afgesproken dat zij ieder maandelijks € 2.400,- bruto aan VOF [B,C] onttrekken als een vergoeding voor de door hen verrichtte werkzaamheden. Dit bedrag kwalificeert als loon althans als een periodieke uitkering, als bedoeld in artikel 479b Rv en VOF [B,C] is dat aan [C] verschuldigd.
18. Dat VOF [B,C] een negatief eigen vermogen heeft, maakt niet dat het beslag geen doel heeft getroffen. Blijkens de toelichting van [B] doet dit immers niet af aan de afspraak tussen de vennoten op grond waarvan zij maandelijks
€ 2.400,- aan VOF [B,C] onttrekken. De stelling dat de vennoten in VOF [B,C] slechts schulden aan VOF [B,C] hebben zou wellicht van belang zijn indien sprake zou zijn van een beëindiging van VOF [B,C], maar dat daarvan sprake is, is gesteld noch gebleken. Anders dan VOF [B,C] heeft aangevoerd, kan het beslag als hier aan de orde voorts niet worden vergeleken met de situatie dat beslag is gelegd op niet benutte kredietruimte. Het maandelijks uitkeren/onttrekken van een bedrag uit een VOF bij wijze van een vergoeding voor verrichte werkzaamheden waarvoor, naar mag worden aangenomen, ook betaald is door opdrachtgevers, is niet vergelijkbaar met het aanspreken van kredietruimte.
19. Het voorgaande betekent dat de vorderingen van [A] kunnen worden toegewezen. Nu tegen de hoogte van de gevorderde (verstreken en toekomstige) alimentatietermijnen geen verweer is gevoerd, zal de kantonrechter daarvan uit gaan. Hetzelfde geldt voor de gevorderde beslagkosten.
20. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal de kantonrechter afwijzen, nu het, gelet op het ter zake door VOF [B,C] gevoerde verweer, op de weg van [A] had gelegen nader gemotiveerd te onderbouwen dat zij kosten heeft gemaakt waarvoor een vergoeding niet reeds is inbegrepen in de gebruikelijke forfaitaire proceskostenvergoeding, waartoe VOF [B,C] zal worden veroordeeld. [A] heeft dit echter nagelaten.
21. In totaal zal worden toegewezen een bedrag van € 13.022,16, bestaande uit:
€ 9.139,36 (achterstallige alimentatie t/m september 2011),
€ 2.734,77 (alimentatie over de maanden oktober – december 2011) en
€ 1.148,03 (kosten van het beslag).
22. De toekomstige termijnen zal de kantonrechter eveneens toewijzen. Aangezien de gemachtigde van [A] de vordering tot € 25.000,- heeft beperkt, zal de kantonrechter daarbij bepalen dat de veroordeling tot de betaling van alimentatietermijnen vanaf 1 januari 2012 zal komen te vervallen zodra VOF [B,C] in totaal € 25.000,- aan [A] voldaan zal hebben.
23. VOF [B,C] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van [A] worden veroordeeld.
De proceskosten begroot de kantonrechter op € 1.329,89, bestaande uit € 103,89 voor kosten dagvaarding, € 426,- voor betaald griffierecht en € 800,- voor kosten gemachtigde.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt VOF [B,C] tot betaling aan [A] van € 13.022,16, alsmede tot betaling van € 911,59 per maand, vanaf de maand januari 2012, totdat aan [A] op grond van dit vonnis in totaal een bedrag van € 25.000,- voldaan is;
II. veroordeelt VOF [B,C] in de proceskosten, aan de zijde van [A], tot op heden begroot op € 1.329,89;
III. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. F.W. Pieters, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter