Parketnummer: 13/666096-12 (Promis)
Datum uitspraak: 5 juli 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [plaats] (Marokko) op [1989],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode plaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring "[locatie]" te [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.E. Craenen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W. Morra, naar voren hebben gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt, het aanwezig hebben van 228 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. Tevens wordt verdachte ervan verdacht dat hij een mitrailleur met munitie in zijn woning aanwezig heeft gehad.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis en maakt daarvan deel uit.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het/de ten laste gelegde feit/en en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Feiten en omstandigheden
4.1.1. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
Verdachte is eigenaar van de koopwoning op het adres [adres] te [plaats]ii. Het op zijn naam gestelde koopcontract is op 22 augustus 2011 ingegaan.iii
Op 24 januari 2012 rook een te voet surveillerende verbalisant op de [adres] een henneplucht bij perceel [nummer] en [nummer]. Nader onderzoek met een fraudespecialist van het energiebedrijf Liander bevestigde het vermoeden van het aanwezig zijn van een hennepkwekerij in perceel [nummer] te [plaats]. Na controle bleek dat het contract met Liander met betrekking tot dit perceel op naam stond van verdachte.iv.
Op 24 januari 2012 is er in de woning [adres] binnengetreden.v In slaapkamer A werden 128 hennepplanten en in woonkamer B werden 100 hennepplanten aangetroffenvi. In de zitkamer lag op de bank, onder een dekbed een automatisch vuurwapen, te weten een pistoolmitrailleur van het merk Ceska Zebrojovska, model VZ61, kaliber 7,65 millimeter. In het pistool zaten in totaal 20 patronen: 14 stuks volmantel rondneus van het merk Sellier en Bellot, kaliber 7,75 millimeter browning en 6 stuks van het merk Prvi Partizan, kaliber .32 auto (7,65 millimeter browning). Het wapen bleek geladenvii.
Door de fraudespecialist van het energiebedrijf Liander is een onderzoek ingesteld. Daarbij is geconstateerd dat de stroom via bekabeling buiten de registratie van de elektriciteitsmeter om was aangelegdviii. Namens Liander is aangifte van diefstal van elektriciteit gedaanix. Uit het onderzoek van de fraudespecialist van Liander is voorts gebleken dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en dat alle zegels en deksels van de huisaansluitkast en van de railkast waren verwijderd. De aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit. Hierdoor werd schade en hinder veroorzaakt aan Liander N.V. omdat de juiste tarievenregeling niet kon worden toegepastx. Aan de hand van indicatoren is vastgesteld dat er sprake is geweest van eerdere oogsten. In de woning is in ieder geval in de periode van september 2011 tot 24 januari 2012 een hennepplantage ingericht geweestxi.
4.1.2. In deze zaak draait het om de vraag of verdachte opzettelijk de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niets wist van de hennepplantage en het wapen. Hij is weliswaar de eigenaar van de woning, maar hij heeft deze verhuurd aan twee personen, genaamd [A] en [B].
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft betoogd dat alle drie de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Het uitgangspunt is dat een eigenaar van een woning heer en meester is over die woning en weet en bepaalt wat er in die woning gebeurt. Een eigenaar van een woning weet dat er een hennepplantage van 228 planten aanwezig is en dat er stroom wordt afgetapt en dat er een geladen mitrailleur ligt. Indien de woning wordt verhuurd, kan er een andere bewijslast voor het Openbaar Ministerie ontstaan. Het verhuren moet dan wel aannemelijk zijn en in het geval van verdachte is er van het verhuren niet eens een begin van aannemelijkheid. De enkele mededeling van verdachte dat hij de woning heeft verhuurd, is mede gelet op het moment waarop hij deze mededeling heeft gedaan en zijn onderbouwing daarvan, volstrekt onaannemelijk. Het verhaal van verdachte is in het geheel niet na te trekken. Het is vreemd dat verdachte pas op zitting verklaart dat hij de woning aan [A] en [B] heeft verhuurd. Verdachte kent alleen hun voornaam en heeft ook geen mobiel nummer van hen. Verdachte stelt dat hij op geen enkel moment in de buurt van de woning is geweest, ook niet om zijn kentekenbewijs op te halen dat nog in de woning lag, wat de onaannemelijkheid van zijn verhaal ondersteunt. Als eigenaar - en niet als verhuurder - is verdachte dan ook strafrechtelijk verantwoordelijk voor de ten laste gelegde feiten.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak voor alle drie ten laste gelegde feiten bepleit. Verdachte heeft de woning verhuurd en wist niet dat daarin een hennepkwekerij aanwezig was. Daarmee samenhangend had hij ook geen weet van het wapen en van de diefstal van de elektriciteit. In de woning zijn, met uitzondering van het koopcontract en het kentekenbewijs van zijn motor, ook nauwelijks spullen van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft geen huurcontract gesloten met de huurders, omdat hij hen als huurders niet de rechten en de bescherming wilde geven die een huurcontract met zich meebrengt. Hij heeft de huur contant ontvangen en steunbewijs daarvoor is te vinden in de stortingen die hij heeft gedaan. De verdediging heeft voorts verwezen naar recente jurisprudentie van de Hoge Raad waarin is overwogen dat de enkele ongeloofwaardigheid niet als bewijs kan dienen van het opzet. Aan de motivering van het opzet van de hennepplantage worden strenge eisen gesteld (zie Hoge Raad 6 september 2011, BQ7999 en 22 november 2011, BT6448).
Mocht de rechtbank tot een ander oordeel komen, dan heeft de verdediging betoogd dat met betrekking tot de hennepplanten de ten laste gelegde periode vanaf 1 september 2011 niet bewezen kan worden verklaard nu dit slechts is gebaseerd op een passage in het onderzoek van Liander en niet in de aangifte zelf. Uitgaande van een eerdere oogst, zou de aanvangsperiode ergens in oktober 2011 moeten liggen.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn woning heeft verhuurd aan de niet nader omschreven [A] en [B].
De stelling dat hij deze personen wekelijks, tot aan de doorzoeking, in het café aan de [adres] tegenkwam is onvoldoende. Voorts bieden de door verdachte genoemde voornamen [A] en [B] op zich zelf genomen onvoldoende aanknopingspunten voor verder onderzoek. De stelling dat de door verdachte op zijn bankrekening gedane stortingen overeenkomen met de contante huurbetalingen, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de huur € 1.200,- bedroeg en dat hij van de huurders een voorschot van € 3.000,- had gekregen en daarna nog een keer
€ 2.000,-. De bedragen van de stortingen komen niet overeen - uit de stukken blijkt dat er vier contante stortingen van in totaal € 5.455,- op zijn bankrekening zijn gedaan - omdat verdachte naar eigen zeggen niet al het geld op zijn bankrekening heeft gestort. Gelet hierop kan dan ook niet de conclusie worden getrokken dat de stortingen een onderbouwing zijn van de gestelde huurbetalingen.
Verdachte heeft geen andere verifieerbare gegevens verstrekt voor de vermeende verhuur van zijn woning. In de woning zelf zijn ook geen sporen van andere personen aangetroffen, maar wel het op verdachtes naam gestelde koopcontract en het kentekenbewijs van zijn motor.
Ook het moment waarop verdachte over de huurders heeft verklaard, draagt niet bij aan de aannemelijkheid van verdachtes verklaring dat hij de woning heeft verhuurd. Na de inval op 24 januari 2012 stond verdachte gesignaleerd. Toen hij zich op 12 maart 2012 bij de politie meldde, heeft hij echter niet verteld dat er huurders in zijn woning waren, terwijl hij toen wel op de hoogte was van het aantreffen van de hennepkwekerij in de woning. Dit had hij immers volgens eigen zeggen van zijn zwager gehoord en tevens kon hij de woning niet meer in nadat de politie de woning had vergrendeld. Het had dan meer in de lijn van de verwachting gelegen dat verdachte direct had aangegeven dat niet hij, maar anderen, huurders, die kwekerij moesten hebben geplaatst.
Het beroep van de verdediging op de arresten van de Hoge Raad kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen, nu in deze zaken wordt uitgegaan van andere feiten en omstandigheden. In het geval van het arrest van 22 november 2011 (BT6448) werd de woning in goed vertrouwen verhuurd, maar had de verdachte bij de politie verklaard dat hij naast de plantage ook harddrugs had aangetroffen en dat hij niet tot zijn eigen woning werd toegelaten. Toen hij de kwekerij in zijn woning had ontdekt, heeft hij de kwekerij tot twee maal toe vernietigd. Hierna werd die verdachte door de huurders/kwekers ernstig bedreigd. In het geval van het arrest van 6 september 2011 (BQ7999) kon de verdachte zijn eigen woning niet betreden omdat de huurders nieuwe sloten hadden geplaatst. De Hoge Raad heeft in beide gevallen geconcludeerd dat onvoldoende was gemotiveerd dat de eigenaar van de woning opzet heeft gehad op de aanwezigheid van een hennepplantage. De rechtbank acht evenwel van belang dat deze arresten moeten worden gelezen in het licht van de omstandigheid dat de verhuur van de betreffende woningen vaststond. In het geval van verdachte is echter in het geheel niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van verhuur.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte in de periode genoemd in de tenlastelegging de volledige beschikking en verantwoordelijkheid had over zijn woning in de [adres] en aldus als eigenaar de opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van het onder feit 1 van de tenlastelegging genoemde wapen en munitie en op het aanwezig hebben van de onder feit 2 genoemde hennepplanten. In dit laatste ligt naar het oordeel van de rechtbank besloten dat tevens wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het in de tenlastelegging genoemde feit 3 heeft begaan.
Wat betreft de in de tenlastelegging genoemde periode van de teelt, liggend in de periode van 1 september 2011 tot en met 24 januari 2012, is de rechtbank van oordeel dat deze periode wettig en overtuigend kan worden bewezen. De bij het onderzoek in de woning van verdachte op 24 januari 2012 aangetroffen teelt was tenminste zeven weken oudxii. In aanmerking genomen voorts dat er tenminste een keer eerder is geoogstxiii en één oogst een periode van ongeveer tien weken in beslag neemt, bedraagt de totale periode van de teelt circa 17 weken.
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde:
op 24 januari 2012 te [plaats] een wapen van categorie II, te weten een pistool mitrailleur (merk Ceska Zebrojovska, model VZ61, kaliber 7,65mm) en een patroonmagazijn en munitie van categorie III, te weten veertien volmantel rondneus patronen (merk Sellier en Bellot, kaliber 7,65mm browning) en zes patronen (merk Prvi Partizan, kaliber .32 auto (7,65mm browning), voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde:
in de periode van 01 september 2011 tot en met 24 januari 2012 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van in totaal tweehonderdachtentwintig hennepplanten.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde:
in de periode van 01 september 2011 tot en met 24 januari 2012 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander NV, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door de zegels van de hoofdaansluitkast te verbreken en de zegels en de deksels van de huisaansluitkast en van de railkast te verwijderen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 tot en met 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in zijn woning een hennepplantage gehouden en hennep geteeld. Het telen van hennep is verboden bij de wet en levert tevens (brand)gevaar voor de naastgelegen woningen op. Softdrugs zijn voorts schadelijke stoffen die door langdurig of overmatig gebruik een gevaar vormen voor de volksgezondheid. Om de plantage van elektriciteit te voorzien, heeft verdachte bovendien de elektriciteitsvoorziening gemanipuleerd en aldus elektriciteit van het energiebedrijf gestolen. Ook het illegaal aftappen van elektriciteit levert gevaarlijke situaties op voor naastgelegen woningen. De verdachte heeft tevens een geladen pistoolmitrailleur en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken. Door te handelen als hij heeft gedaan heeft de verdachte daaraan bijgedragen.
Beslag
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen: pistool ([nummer]).
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot dit voorwerp het onder feit 1 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder feit 1 bewezen verklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie.
Ten aanzien van het onder feit 2 bewezen verklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B en C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder feit 3 bewezen verklaarde:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: pistool
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- Motorrijtuig BMW F650, 1994, kleur wit, kenteken [kenteken] ([nummer])
- Kentekenbewijs deel I ([nummer])
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.A. Krenning, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en C.F. de Lemos Benvindo, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 juli 2012.
BIJLAGE: volledige tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 januari 2012 te Amsterdam een of meer wapens van categorie II, te weten een pistool mitrailleur (merk Ceska Zebrojovska, model VZ61, kaliber 7,65mm) en/of een patroonmagazijn, en/of munitie van categorie III, te weten een of meer (veertien) volmantel rondneus patro(o)n(en) (merk Sellier en Bellot, kaliber 7,65mm browning) en/of een of meer (zes) patro(o)n(en) (merk Prvi Partizan, kaliber .32 auto (7,65mm browning), voorhanden heeft gehad. (26 Wet Wapens)
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2011 tot en met 24 januari 2012 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer een of meer (tweehonderdachtentwintig) hennepplant(en), althans een groot
aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Artikel 3 sub B Opiumwet
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2011 tot en met 24 januari 2012 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door de zegels van de hoofdaansluitkast te verbreken en/of de zegels en/of de deksels van de huisaansluitkast en/of van de railkast te verwijderen.
Artikel 311 Wetboek van Strafrecht
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer [nummer] bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 21 juni 2012.
iii Proces-verbaal van bevindingen 2012022557-3, p. 26, 8e alinea.
iv Proces-verbaal van bevindingen 201202255-7-1, p. 24, 2e, 3e en 7e alinea.
v Proces-verbaal van bevindingen 2012022557-3, p. 25
vi Idem, p. 26, 3e alinea en p. 27, 7e en 8e alinea. Tevens rapport van 9 februari 2012 van dr. [X], in de zaak van [adres], p. 55.
vii Idem p. 26, 4e alinea en p. 27, 5e alinea en proces-verbaal van onderzoek van 17 februari 2012, p. 50, 2e en 3e alinea en p. 51, 2e , 3e, 4e, 5e en 7e alinea
viii Idem p. 27, 2e alinea.
ix Aangifte van 3 februari 2012 van Liander N.V. met bijlagen, p. 1 t/m 19.
x Aangifte van Liander N.V., p. 2e , 3e alinea.
xi Aangifte p. 2, 7e en 8e alinea en bijlage op p. 13
xii Aangifte van Liander N.V., p. 2, 8e alinea.
xiii Bijlage bij de aangifte van Liander N.V. p 13
??
3
Parketnummer: 13/666096-12
Inzake [verdachte]