vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 514758 / KG ZA 12-491 HB/CN
Vonnis in kort geding van 24 mei 2012
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres bij dagvaarding van 2 mei 2012,
advocaat mr. E.T. van den Hout te Amsterdam,
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. P.W.H. Stassen te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Ter terechtzitting van 14 mei 2012 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
1.2. Ter zitting waren aanwezig:
Aan de zijde van [eiseres]: [eiseres], haar echtgenoot [A], mr. Van den Hout, voornoemd, mr. I.E. Linnewiel, de heer [B] (adviseur), de heer [C] en de heer [D] (financieel adviseur);
Aan de zijde van [gedaagde]: [gedaagde] met mr. Stassen alsmede de heer [E] en de heer [F].
2. De feiten
2.1. Eind maart 2010 hebben [eiseres] en haar echtgenoot (verder in enkelvoud te noemen [A] c.s.) opdracht gegeven aan [B] om de mogelijkheden tot exploitatie van de onderneming Yab Yum (gevestigd aan de Singel 295 te Amsterdam) te onderzoeken. [B] heeft in het kader van deze opdracht contact gelegd met [G] van [G] Mediator B.V.
2.2. Door tussenkomst van [G] heeft op 6 april 2010 een bespreking plaatsgevonden met de toenmalige eigenaar van Yab Yum, Devagarden B.V. (verder Devagarden), vertegenwoordigd door [H]. Op 15 april 2010 heeft nog een bespreking plaatsgevonden met onder meer [H], waarbij [A] c.s. heeft aangegeven een huurovereenkomst en een huurkoopovereenkomst met betrekking tot het pand en de onderneming Yab Yum te willen sluiten. [A] c.s. heeft vervolgens het pand aan de Singel 295 bezocht. Op 23 april 2010 heeft [G] namens [A] c.s. een voorstel gedaan aan mr. [I], de advocaat van [H].
2.3. Op 4 mei 2010 heeft [G] per e-mail aan [B] bevestigd dat ingeval van verkoop door Devagarden van de Singel 295 en Yab Yum aan een derde, [A] c.s. als huurder/huurkoper zou worden voorgedragen.
2.4. Op 25 november 2010 heeft een bespreking bij de gemeente Amsterdam (verder de Gemeente) plaatsgevonden tussen onder meer [A] c.s. en namens de Gemeente [J] (hoofd Coördinatie Team Wallen en Veiligheid), [K] en [L], waarbij ook [G] aanwezig was.
2.5. Tijdens een bespreking met de Gemeente op 4 februari 2011 heeft [eiseres] een aanvraag voor een Bibob-vergunning ingediend, welke niet compleet was. Een getekende huurovereenkomst en huurkoopovereenkomst moesten in dat verband op 18 april 2011 bij de Gemeente, afdeling Vergunningen worden ingeleverd. [A] c.s. heeft daar vernomen dat [gedaagde], althans een van zijn vennootschappen, Devagarden zou overnemen van [H] en de nieuwe eigenaar van de Singel 295 zou worden.
2.6. Op 10 maart 2011 heeft [A] c.s. per e-mail aan [G] geschreven:
“(…) Deze week gaf je aan dat alle overeenkomsten gereed zijn en voor ondertekening klaar liggen, kun je mij aangeven wanneer dit kan plaats vinden. Ik begreep van jouw dat iedereen het erover eens is wie gaat verhuren en huren en dat zowel gemeente als justitie akkoord hebben gegeven. (…)”
2.7. Op 18 april 2011 heeft [G] namens [A] c.s. bij de Gemeente de aanvraag ingediend ter verkrijging van de exploitatievergunning voor de onderneming Yab Yum, met als bijlage het businessplan en met de mededeling dat hij de huurovereenkomst en huurkoopovereenkomst zo spoedig mogelijk aan de Gemeente zou doen toekomen. De Gemeente heeft op 1 juni 2011 wederom verzocht de ondertekende huur- en huurkoopovereenkomst te verstrekken, alvorens de aanvraag in behandeling te nemen.
2.8. Per e-mail van 9 juni 2011 heeft [G] aan de Gemeente geschreven:
“In antwoord op uw schrijven van 1 juni deze laat ik u weten dat er hard aan gewerkt wordt om de huur- en huurkoopovereenkomst ter ondertekening voorgelegd te krijgen aan de familie [A].
(…)
Ik ga er van uit dat na mijn korte vakantie (…) ik de contracten kan aanleveren.
(…)
Verder heeft de heer [gedaagde] aangeven mij te willen vergezellen als ik de contracten kom afgeven om zodoende zelf uitleg te kunnen geven over de voortgang. (…)”
2.9. Op 22 juni 2011 heeft [gedaagde] aan [G] geschreven:
“Ter info, concepthuurovereenkomst”
“Ter info, concepthuurkoopovereenkomst”
[G] heeft deze overeenkomsten, die waren gezonden met de e-mail van [gedaagde], per e-mail van 22 juni 2011 aan [A] c.s. doorgestuurd, met de begeleidende tekst:
“(…) Bijgaand stuur ik je de concept huurovereenkomst en de concept huurkoopovereenkomst. Ik heb z.s.m. het BTW nummer en het inschrijvingsnummer van de kamer van koophandel van je ([A]) nodig.
Kijk het na, en als er op- en of aanmerkingen zijn dan hoor ik dat graag.
Tekenen van het origineel gaat volgende week gebeuren, bij voorkeur ter plaatse op de Singel, zodat je kan zien wat je huurt, cq koopt.
Dat is meteen een mooie gelegenheid om je aan de eigenaar voor te stellen (…)”
2.10. Per e-mail van 27 juni 2011 heeft [B] aan [G] geschreven:
“Zoals medegedeeld worden de overeenkomsten voorzien van divers commentaar.
De adviseur van de fam. heeft deze vanavond klaar, zodat jij de overeenkomsten vanavond uiterlijk morgen in bezit hebt. Wat op valt in de overeenkomsten die door de verhuurder worden aangeboden, essentiele punten niet genoemd worden, waar wel afgesproken is in onze gesprekken. Het is duidelijk dat het meer dan standaard overeenkomsten zijn. De fam. zal de besproken punten laten toevoegen. Een verzoek van hun is om zo snel mogelijk met de adviseurs aan tafel te komen, zodat er geen vertraging ontstaat. “
2.11. Op 27 juni 2011 heeft [B] de aanvullingen verstrekt aan [G].
2.12. In een artikel van de Telegraaf van 30 juni 2011 met de titel ‘Yab Yum gaat weer open’ staat onder meer:
“(…) De nieuwe eigenaar, vastgoedondernemer [gedaagde] (42) uit [plaats] heeft grootse plannen met het pand en de merknaam Yab Yum.
Seksartikelen
Behalve dat hij de luxe sexclub weer nieuw leven wil inblazen, wil hij de naam Yab Yum ook gaan gebruiken voor het opzetten van o.a. een lijn exclusieve lingerie, herenondergoed, champagne en sexartikelen via een webshop Yab Yum.
(…)
[gedaagde] zelf kan, zo erkent hij, de sexclub niet gaan exploiteren omdat hij zelf nog verdachte is in een (…) witwasonderzoek van justitie. [gedaagde] zegt een ‘schone’ exploitant te hebben die Yab Yum wil gaan uitbaten (…)”
2.13. [G] heeft op 18 augustus 2011 per e-mail aan [A] c.s., kort gezegd, geschreven dat de contracten op 23 augustus 2011 zouden worden getekend en dat [gedaagde] inmiddels de door [A] c.s. aangepaste overeenkomsten heeft ontvangen.
2.14. [eiseres] heeft als productie 18 en 19 een afschrift overgelegd van de aangepaste concept huurovereenkomst en concept huurkoopovereenkomst. Deze staan op naam van Stichting Singel (i.o.) ‘vertegenwoordigd door [G]’.
2.15. [G] heeft vervolgens aan [A] c.s. bericht dat de afspraak geen doorgang kon vinden, omdat [gedaagde] – naar later bleek – door justitie in voorlopige hechtenis was genomen. De afspraak om de overeenkomsten te tekenen is vervolgens door [G] verplaatst naar 9 november 2011.
2.16. Uiteindelijk heeft op 24 november 2011 een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van [G] te Naarden, waarbij aanwezig waren [A] c.s., [B], [G] en [gedaagde].
2.17. [A] cs. heeft op 2 december 2011 de Singel 295 opnieuw bezichtigd met onder meer [gedaagde] en [M], een zakenrelatie van [gedaagde] (verder [M]).
2.18. Op 14 december 2011 heeft [G] [A] c.s. per e-mail bericht:
“Ik heb gisteravond telefonisch contact gehad met [gedaagde] ([gedaagde], vzr.). Er blijkt sprake te zijn van een misverstand, wat ik hiermee graag weg wil nemen. [gedaagde] is al in zee gegaan met een in zijn ogen geschikte partij, een overeenkomst is recentelijk ondertekend bij de notaris. (…) Voor de goede orde, er is (dus) ook geen afspraak donderdag as. op locatie. (…)”
2.19. Bij brief van 29 december 2011 heeft mr. [D] namens [A] c.s. [gedaagde] verzocht de gemaakte afspraken alsnog te bevestigen en na te komen. Een gelijkluidende brief is aan [G] gezonden. [gedaagde] heeft hier geen gehoor aan gegeven.
2.20. Het pand aan de Singel 295 is op 15 december 2011 overgedragen aan Pentagon Amsterdam B.V. (verder Pentagon), enig aandeelhouder en bestuurder van Pentagon is Stichting Administratiekantoor Pentagon Amsterdam. Bestuurder is [gedaagde].
2.21. [gedaagde] heeft een verklaring van [G] overgelegd, waarin onder meer staat:
“(…) Allereerste ontmoeting heeft plaatsgevonden in gevonden in februari 2010 (…) de bedoeling was een bevriend echtpaar van [N] (…) met [H] in contact te brengen om YY te mogen huren.
Hiertoe heb ik een afspraak gemaakt met dit echtpaar [A] bij [I], advocaat van [H] (…) waarbij [H] al vrij snel heeft laten weten dat verhuur zijn voorkeur niet heeft, en dat hij intussen met een koper in geprek was en derhalve niet “vrij” was.(…)
Later heeft [H] laten weten dat hij de koper voor YY de koop heeft bevestigd waardoor zijn bemoeienis met YY geëindigd was.
Daarna heeft [I] mij in contact gebracht met [gedaagde] [gedaagde] als de nieuwe eigenaar van YY en heb ik [gedaagde] gebeld en laten weten dat ik contact heb met een echtpaar dat geïnteresseerd is om YY te huren.
(…)
Inmiddels is gebleken dat (…) deze [B] er financieel belang bij moet hebben gehad door de relevante zaken die ik met hem tussendoor besproken heb niet te communiceren met de [A]s.
Daar bedoel ik mee dat gezien het gedrag nu van de [A]s zij waarschijnlijk niet van [N] hebben meegekregen dat er niet op basis van exclusiviteit werd geopereerd en dat bij de Bibob in de periode dat de [A]s dachten dat zij de enige waren, wel 10 partijen contact hadden om hun kansen in te schatten bij een exploitatie van YY.
Zelf nam ik de [A]s niet meer serieus nadat zij mijn rekening onbetaald lieten en helemaal toen zij in hun concept huurovereenkomst van 29 juni 2011 een alinea wilden laten opnemen dat zij op een door hun te bepalen moment het pand Singel 295 moesten kunnen kopen voor het belachelijke bedrag van € 1,5 mln. Hetgeen nimmer ter sprake was gekomen.
(…)
Er was geen enkele aanleiding waaruit de [A]s konden opmaken dat zij een Bibob onderzoek positief zouden doorstaan, en daar hangt alles vanaf ook voor de verhuurder.
Het spel bij de Bibob was nog niet echt begonnen omdat de huurovereenkomsten nooit aangeleverd zijn geworden. (…)
Wat mij opgevallen is dat tijdens de allereerste ontmoeting tussen [gedaagde] [gedaagde] en de [A]s op mijn kantoor in Naarden, waarbij [gedaagde] aangaf de merchandising van YY zelf volledig in de hand te gaan nemen er geen enkele reactie van de [A]s kwam ook niet over de status van een huurovereenkomst.
Na de uitleg door [gedaagde] van zijn stategie rond YY werd een afspraak gemaakt op het Singel.
Tijdens die afspraak is er weer met geen woord gerept over een huurovereenkomst, [gedaagde] wel gaf aan dat hij over de geschiktheid van de [A]s zou nadenken en ook eerst wat mensen uit de “branche” zou consulteren en dat na een paar dagen zou laten weten of hij verder wilde met de [A]s. (…)”
2.22. [gedaagde] heeft verder een aanvullende verklaring van [G] overgelegd waarin staat:
“(…) Ik heb van u begrepen dat de [A]s in de dagvaarding beweren dat er overeenstemming zou zijn bereikt met Devagarden B.V. over huur en huurkoop van Yab Yum. (…)
Met klem wijs ik erop dat er nooit overeenstemming is bereikt tussen [A] en Devagarden. (…)
De [A]s hebben mij als adviseur ingeschakeld en ze hebben niet eens het fatsoen om de rekeningen die ik heb ingediend te betalen. Kennelijk nemen ze het mij kwalijk dat ik er niet in ben geslaagd om een huurovereenkomst te realiseren maar ik heb ze altijd aangegeven dat het een lastig verhaal zou worden en dat er veel meer partijen waren die in gesprek waren en dat de besprekingen vrijblijvend waren.”
2.23. Voorts heeft [gedaagde] een verklaring van [H] overgelegd, waarin staat:
“(…) Het is juist dat ik, of beter gezegd Devagarden B.V. in het verleden met de heer en mevrouw [A] heb gesproken over mogelijke verhuur van de Yab Yum. Tot overeenstemming is het nooit gekomen (…)”
2.24. [M] heeft schriftelijk over de bijeenkomst op 2 december 2011 verklaard:
“Over de bewerking van de heer en mevrouw [A] dat er op 2 december 2011 overeenstemming zou zijn bereikt over een huur/verhuur van de Yab Yum kan ik kort zijn. Bij mijn eerste (en laatste) ontmoeting met hun (…) hebben we alleen gesproken over wat ze in het verleden hadden gedaan. Vervolgens zijn we naar de Singel gegaan omdat ze binnen wilde kijken. Na een heel kort gesprek over de inrichting van het pand zoals mijn zakenpartner [gedaagde] [gedaagde] voor ogen stond zijn we naar de lobby gegaan. Daar hebben de heer en mevrouw [A] aan mij gevraagd of ze het pand konden huren en hoe hun kansen lagen. [gedaagde] heeft toen duidelijk gezegd dat er meerdere kandidaten waren en dat we voornemens waren om binnen een week te beslissen met welke partij we in onderhandeling zouden gaan. (…)”
3.1. [eiseres] vordert samengevat - :
1. [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen om de tussen partijen opgestelde overeenkomsten, desnoods met vervanging van verhuurder en verkoper Pentagon door een andere tot de daarin omschreven rechtshandelingen (beschikking) bevoegde rechtspersoon waarin [gedaagde] uitsluitende zeggenschap heeft, te ondertekenen en met [eiseres] gezamenlijk uitvoering te geven aan de tot stand gebrachte overeenkomst, waaronder het uitdrukkelijk na ondertekening binnen twee werkdagen indienen van de aanvraag voor de benodigde (exploitatie)vergunningen bij de gemeente Amsterdam;
2. Subsidiair: [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen om een plaats en tijd te bepalen waarop [gedaagde] de onderhandelingen voort dient te zetten met als enig doel de huurovereenkomst en de huurkoopovereenkomst tot stand te brengen, desnoods met vervanging van verhuurder en verkoper Pentagon, door een andere tot de daarin omschreven rechtshandelingen (beschikking) bevoegde rechtspersoon waarin gedaagde de uitsluitende zeggenschap heeft;
Een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding en de nakosten van respectievelijk € 131,- zonder betekening en € 199,- met betekening en te vermeerderen met € 258,- in geval na betekening tot executoriale beslaglegging zal worden overgegaan.
3.2. [eiseres] stelt primair dat zij (aanvankelijk met Devagarden en later) met [gedaagde] overeenstemming heeft bereikt over (de essentialia van) een huur- en huurkoopovereenkomst met betrekking tot de Singel 295 en de overname van de onderneming Yab Yum en subsidiair dat zij zodanig ver gevorderd zijn in de onderhandelingen hierover, dat [gedaagde] zich hieraan niet gerechtvaardigd meer kon onttrekken en [gedaagde] moet worden veroordeeld de door [eiseres] overgelegde concept-overeenkomsten te tekenen.
3.2.1. [eiseres] voert hiertoe aan dat [G] op 19 juli 2010 aan [B] heeft aangegeven dat het namens [A] c.s. op 23 april 2010 gedane voorstel door Devagarden (vertegenwoordigd door [H]) was geaccepteerd en dat het voorstel zou worden verwerkt in overeenkomsten. Op de meest essentiële punten zoals huurprijs, duur van de overeenkomsten en ingangsdatum was volledige overeenstemming bereikt. [G] heeft [A] c.s. ook aan de Gemeente gepresenteerd als de nieuwe uitbater van de Yab Yum. [G] heeft, na de overname van Devagarden door [gedaagde], aangegeven dat [A] c.s. de huurders en exploitanten zouden blijven op grond van de mondeling tot stand gekomen overeenkomsten met Devagarden, nu koop immers geen huur breekt. [eiseres] vertrouwde er gerechtvaardigd op dat er volledige overeenstemming was en verkocht haar onderneming in Groningen.
3.2.2. In de door [gedaagde] in juni 2011 aan [G] gezonden concept huurovereenkomst en huurkoopovereenkomst was vergeten eerdere afspraken op het punt van merkenrecht en het exclusieve gebruik van domeinnamen op te nemen, terwijl de huurkoopprijs hierop wel gebaseerd was, zodat dit nog moest worden aangepast. [B] heeft deze aanvullingen op 27 juni 2011 verstrekt aan [G]. Met zijn uitlatingen in De Telegraaf in juni 2011, moet [gedaagde] volgens [eiseres] gedoeld hebben op [A] c.s. als toekomstige exploitanten van Yab Yum. Op 9 augustus 2011 heeft [G] per sms-bericht aan [A] bericht dat hij contact heeft gehad met [gedaagde] en dat er contact met [A] c.s. zou worden opgenomen over het tekenen van de contracten. Dit zou volgens [G], op initiatief van [gedaagde], plaatsvinden op 23 augustus 2011. Dit is echter niet doorgegaan vanwege de inbewaringstelling van [gedaagde].
3.2.3. Vervolgens heeft een bespreking met [gedaagde] plaatsgevonden op 24 november 2011, waarbij deze heeft aangegeven de voorliggende overeenkomsten te zullen tekenen en daar uitvoering aan te geven. [gedaagde] heeft in die bespreking aangegeven het interieur van de Yab Yum te willen veranderen en de mening van [A] c.s. hierover gevraagd alsmede dat er een lekkage had plaatsgevonden, die zou worden hersteld. [gedaagde] heeft [A] c.s. nog een huurvrijstelling van drie maanden aangeboden, die door [A] c.s. is geaccepteerd en een afspraak gemaakt om het pand op 2 december 2011 opnieuw te bezichtigen en de overeenkomsten te ondertekenen. [gedaagde] bevestigde daarbij dat het verdere contact zou plaatsvinden via [G], die als zijn adviseur optrad. Ook door deze bespreking, kon [A] c.s. er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de overeenkomsten tot stand waren gebracht.
Op 2 december 2011 heeft [gedaagde] tevens aangegeven aan [A] c.s. dat er een overdracht van de Singel 295 zou plaatsvinden, maar dat [gedaagde] na die overdracht (als bestuurder van de nieuwe eigenaar) nog altijd bevoegd zou zijn tot ondertekening van de overeenkomsten. De ondertekende overeenkomsten zouden voor kerst 2011 aan de Gemeente worden verstrekt. Afgesproken werd vervolgens dat de overeenkomsten op 15 december 2011 zouden worden getekend. Een dag daarvoor heeft [G] [A] c.s. echter bericht dat [gedaagde] al met iemand anders in zee was gegaan. [gedaagde] heeft nadien niet meer gereageerd op sommaties de afspraken na te komen. [eiseres] heeft spoedeisend belang bij haar vorderingen, nu zij haar onderneming in Groningen heeft verkocht en in haar levensonderhoud dient te voorzien.
3.3. [gedaagde] voert verweer, waarop, voor zover van belang, hierna nader wordt ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. [eiseres] vordert primair nakoming van de volgens haar tot stand gekomen huur- en huurkoopovereenkomsten, in die zin dat [gedaagde] al datgene dient te doen wat de uitvoering van de overeenkomsten vereist, waaronder het verlenen van medewerking aan de procedure tot het aanvragen van een exploitatievergunning bij de Gemeente door [eiseres], het beschikbaar stellen van de ruimte aan de Singel 295 en het afgeven van de sleutels.
4.3. [gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat noch [H] noch hijzelf ooit overeenstemming met [eiseres] hebben bereikt over (de essentialia) van een overname door haar van Yab Yum.
Hij voert daartoe aan, wat betreft zijn eigen contacten met [eiseres], dat hij slechts met [G] heeft gesproken als adviseur van [A] c.s. en dat hij daarnaast nog met meerdere personen in gesprek was over de overname van Yab Yum. Het feit dat door hem standaard concept-overeenkomsten naar [G] zijn gestuurd en die door [G] dan wel [A] c.s. zijn aangepast, wil volgens hem niet zeggen dat hij met [eiseres] in gesprek was op basis van exclusiviteit en evenmin dat deze onderhandelingen zich al in een ver gevorderd stadium bevonden. Volgens [gedaagde] heeft hij deze twee standaard (concept)-overeenkomsten op uitdrukkelijk verzoek van [G], die zei op te treden voor een geïnteresseerde partij, aan hem gezonden. [gedaagde] had [A] c.s. toen nog nooit ontmoet. Uit de toezending van de conceptovereenkomsten blijkt niet meer dan dat [A] c.s. geïnteresseerd was en in het kader daarvan bereid was om een voorstel (op basis van de concepten) te formuleren. Op de inhoud van dat voorstel is op geen enkele wijze door [gedaagde] ingegaan. De mededelingen van [G] hierover aan zijn cliënten, komen niet voor rekening en risico van [gedaagde].
[gedaagde] stelt ten slotte dat hij op 2 december 2011 duidelijk heeft gezegd dat er meerdere kandidaten waren voor de overname en dat het voornemen bestond om binnen een week te beslissen met welke partij er in onderhandeling zou worden getreden. Wat betreft de kansen van [eiseres], heeft [gedaagde] nog opgemerkt dat de door haar in het geding gebrachte aangepaste concept-overeenkomsten geen enkel voorbehoud maken met betrekking tot het eventueel niet doorstaan van de Bibob-toets door [eiseres], terwijl dit voor hem toch van essentieel belang was. Ook bevatten deze concept-overeenkomsten bepalingen met betrekking tot het merkenrecht en domeinnamen, waar [gedaagde] nooit mee akkoord zou zijn gegaan. Volgens [gedaagde] is er verder ook nooit over huurkoop gesproken en lag dit ook helemaal niet in zijn planning.
[gedaagde] betwist dan ook dat met [eiseres] afspraken zijn gemaakt voor ondertekening van deze concept-huurovereenkomsten. Hij vermoedt dat de verwarring bij [eiseres] is ontstaan door toedoen van [G], die volgens [gedaagde] als opdrachtnemer van [eiseres] niet alleen betaald zou worden voor de tijd die met de behandeling van de zaak gemoeid zou zijn, maar tevens een aanzienlijke succesfee zou ontvangen bij het tot stand brengen van een huurovereenkomst.
4.4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Een vordering tot nakoming kan in kort geding alleen worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van eiser zal volgen, bijvoorbeeld als gedaagde een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien van eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht
4.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiseres] in het licht van het gemotiveerde verweer van [gedaagde], voorshands niet aannemelijk gemaakt dat met [gedaagde] overeenstemming was bereikt over overname van Yab Yum zoals weergegeven in de door [eiseres] overgelegde concept-overeenkomsten. Daartoe wordt overwogen dat, voor zover [eiseres] op basis van de berichten van [G] er al van mocht uitgaan dat de door haar aangepaste concept-overeenkomsten zouden worden getekend, wat [G] in zijn schriftelijke verklaring nadrukkelijk heeft betwist, uit de door [eiseres] overgelegde (e-mail)correspondentie met [G] in ieder geval niet valt af te leiden dat [G] optrad als vertegenwoordiger van [gedaagde]. Evenmin valt hieruit af te leiden dat [gedaagde] van de inhoud van deze correspondentie op de hoogte was. Dit vanwege het ontbreken van elke cc met vermelding van de naam van [gedaagde], hetgeen toch de nodige vragen oproept gegeven het beeld van de stand van zaken dat [eiseres] stelt toendertijd te hebben gehad. Het had ten minste op de weg gelegen van [eiseres] om hierover toelichtende een verklaring van [G] over te leggen. Zij heeft dit echter nagelaten, terwijl [gedaagde] wel een verklaring van [G] heeft overgelegd die wat betreft de gang van zaken in de lijn ligt van de lezing van [gedaagde].
4.6. Wat betreft de contacten die er met [gedaagde] rechtstreeks zijn geweest, heeft [eiseres] niet aannemelijk gemaakt dat daadwerkelijk sprake is geweest van onderhandelingen over essentiële punten betreffende de overname, laat staan dat hierover overeenstemming zou zijn bereikt in de vorm van de door [eiseres] overgelegde en door haar aangepaste concept-overeenkomsten. In dit verband kan aan de door [A] c.s. zelf opgestelde en overgelegde gespreksverslagen, die naar [eiseres] ter zitting heeft verklaard eerst na verloop van tijd zijn opgetekend op basis van eigen herinnering, geen doorslaggevende betekenis worden toegekend, temeer nu de schriftelijke verklaringen van [G] en [M] de weergave van hetgeen volgens [A] c.s. is besproken, tegenspreken.
Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan het onder 4.4 genoemde criterium, zodat de primaire vordering van [eiseres] wordt afgewezen.
Vordering tot dooronderhandelen
4.7. Met betrekking tot de vordering van [eiseres] tot - kort gezegd - dooronderhandelen met als (enig) doel te komen tot ondertekening van de door [eiseres] overgelegde concept-overeenkomsten, wordt overwogen dat deze vordering klaarblijkelijk (eveneens) is gebaseerd op het standpunt van [eiseres] dat de onderhandelingen tussen partijen in een dusdanig vergevorderd stadium verkeerden dat overeenstemming was bereikt met [gedaagde] over de overname van Yab Yum door [eiseres] en dat deze overeenstemming enkel nog schriftelijk dient te worden vastgelegd.
13. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat [eiseres] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat met [gedaagde] overeenstemming is bereikt over een overname door [eiseres] van Yab Yum, aangezien uit de stukken niet blijkt van instemming door [gedaagde] met de voorstellen van [eiseres]. Evenmin is gebleken van (vergevorderd) overleg tussen [gedaagde] en [eiseres] over de inhoud van de eventueel te sluiten overeenkomst. Voorshands is dan ook niet gebleken dat partijen veel verder zijn gekomen dan oriënterende gesprekken. [gedaagde] heeft gemotiveerd aangevoerd dat hij daarbij niet op basis van exclusiviteit met [A] c.s. in gesprek was, maar dat er nog andere kandidaten waren. Derhalve kan thans niet geoordeeld worden dat de onderhandelingen tussen partijen zich in een dusdanig vergevorderd stadium bevonden dat deze toewijzing van de subsidiaire vordering rechtvaardigen. Dit brengt met zich dat ook de subsidiaire vordering van [eiseres] dient te worden afgewezen.
4.8. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 267,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.083,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.083,00;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.N. Brouwer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. C. Neve, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2012.?