ECLI:NL:RBAMS:2012:BX0841
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van witwassen na onvoldoende bewijs van geldbedragen in de tenlastelegging
In de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen, heeft de rechtbank Amsterdam op 5 juli 2012 uitspraak gedaan. Het Openbaar Ministerie had ten laste gelegd dat de verdachte in de periode van 1 mei 2011 tot 27 juni 2011 geldbedragen had gewitwasht. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de geldbedragen pas op 3 augustus 2011 bij de verdachte zijn aangetroffen. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte deze bedragen niet in de ten laste gelegde periode onder zich had. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldiging van witwassen te ondersteunen.
Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. N. Voorhuis, zijn vordering gepresenteerd, terwijl de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. L.J.B.G. van Kleef. De verdediging voerde aan dat de doorzoeking van de woning van de verdachte onrechtmatig was, omdat er onvoldoende verdenking was om dit dwangmiddel toe te passen. De rechtbank heeft deze argumenten overwogen en kwam tot de conclusie dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het ten laste gelegde niet bewezen verklaard en de verdachte vrijgesproken. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de feiten en omstandigheden die tijdens de zitting naar voren zijn gekomen, waarbij de nadruk lag op het ontbreken van bewijs dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van de geldbedragen in de aangegeven periode.