ECLI:NL:RBAMS:2012:BW8696

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-5380 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing bijzondere bijstand voor tandartskosten na noodzakelijkheidsevaluatie

In deze zaak heeft eiser een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor het plaatsen van vier kronen bij de tandarts. De rechtbank Amsterdam heeft op 18 april 2012 uitspraak gedaan in deze kwestie. Eiser had eerder een kostenbegroting van tandarts [A] ingediend, waarin de noodzaak voor het plaatsen van de kronen werd onderbouwd. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen, had de aanvraag afgewezen op basis van een rapport van tandarts [B], die de behandeling niet noodzakelijk achtte. Eiser heeft echter betoogd dat de behandeling wel degelijk noodzakelijk is, onderbouwd met adviezen van verschillende tandartsen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eerdere rapportages van de door verweerder ingeschakelde tandartsen geen rekening hielden met de specifieke situatie van eiser. De rechtbank oordeelde dat het advies van tandarts [A] voldoende onderbouwing biedt voor de noodzaak van de behandeling. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verweerder de mogelijkheid om onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de gebitssituatie van eiser niet heeft benut.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de aanvraag om bijzondere bijstand voor het plaatsen van de vier kronen wordt toegewezen. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door verweerders bij het afwijzen van aanvragen voor bijzondere bijstand.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/5380 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. K.H. Zonneveld,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen,
verweerder,
gemachtigden K.G. Groot en S.M. Roosblad.
Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor het plaatsen van vier kronen afgewezen.
Bij besluit van 21 februari 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 8 juli 2011 (geregistreerd onder nummer AWB 11/1665 WWB) heeft deze rechtbank het door eiser daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 21 februari 2011 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van die uitspraak.
Bij besluit van 29 september 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar wederom ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 maart 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigden.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Eiser heeft voor een aanvraag van bijzondere bijstand bij verweerder een kostenbegroting van tandarts [A] ([A]) ingediend van € 2.436,84 ten behoeve van het plaatsen van vier kronen, te weten op de elementen 15, 24, 25 en 35.
1.2. Op verzoek van verweerder heeft tandarts [B] ([B]) een second opinion gegeven, waarvan de bevindingen zijn neergelegd in een rapport van 14 juni 2010. [B] heeft het plaatsen van de kronen niet noodzakelijk geacht en geadviseerd de cariës te bestrijden en tandsteen te verwijderen. Verweerder heeft bij primair besluit van 27 oktober 2010 eisers aanvraag afgewezen op de grond dat blijkens het rapport van [B] de voorgestelde behandeling om de vier kronen te plaatsen niet noodzakelijk wordt geacht.
1.3. Eiser heeft in de bezwaarprocedure een advies van tandarts [C] ([C]) van 25 november 2010 overgelegd. [C] acht twee kronen geïndiceerd op de elementen 27 en 47 wegens fractuurgevaar.
1.4. Bij het besluit van 21 februari 2011 heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard omdat geen sprake is van noodzakelijke tandheelkundige hulp. Verweerder heeft dit besluit gebaseerd op het rapport van tandarts [B], die volgens verweerder zorgvuldig onderzoek heeft gedaan.
1.5. Bij brief van 15 april 2011 heeft [A] aangegeven dat eiser een groot aantal wortelkanaalbehandelingen heeft ondergaan en ernstig knarst. Aangezien er daardoor regelmatig vullingen afbreken en de kans op fatale breuk toeneemt, is de gouden standaard volgens [A] nog steeds een “endo-opbouw-kroon”, wat in deze daarom dringend wordt geadviseerd. In totaal zijn zeven kronen nodig, maar [A] wil met vier kronen starten om de kosten te spreiden en zo in ieder geval de belangrijkste kiezen te behandelen.
1.6. Bij uitspraak van 8 juli 2011 heeft deze rechtbank het door eiser ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit 21 februari 2011 vernietigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de brief van [A] van 15 april 2011, zonder nadere reactie van verweerder, de noodzakelijkheid van de behandeling van eiser onderbouwt. Verweerder had naar het oordeel van de rechtbank het rapport van tandarts [B] niet aan de besluitvorming ten grondslag kunnen leggen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van die uitspraak.
1.7. Naar aanleiding van voornoemde uitspraak heeft verweerder tandarts [D] ([D]) verzocht om zijn mening te geven over de begroting van [A] en de second opinion van [B] en [C] over de gebitssituatie van eiser.
1.8. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser wederom ongegrond verklaard. Verweerder voert hiertoe aan dat gezien het advies van tandarts [D] in eerste instantie het breukrisico kan verminderen door een zogenaamde knarsplaat en dat het plaatsen van de vier kronen dan ook niet strikt noodzakelijk is.
1.9. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het plaatsen van kronen noodzakelijk is. De tweede door verweerder ingeschakelde tandarts heeft volgens eiser opnieuw geen enkele aandacht besteed aan de specifieke situatie van het gebit van eiser. Eiser stelt dat het bestreden besluit dan ook onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd is.
2. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
2.1. In geding is eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor het plaatsen van vier kronen op de elementen 15, 24, 25 en 35.
2.2. Verweerder voert ten aanzien van het verlenen van bijzondere bijstand voor tandartskosten buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt –voor zover hier van belang- in dat bijzondere bijstand kan worden verleend indien de kosten in het individuele geval als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt.
2.3. De rechtbank overweegt dat zij in haar uitspraak van 8 juli 2011 het volgende heeft overwogen:
“Eiser heeft gesteld dat de kosten voor het plaatsen van zijn kronen in zijn geval noodzakelijk zijn. Dit heeft hij onderbouwd met een brief van 15 april 2011 van tandarts [A]. In deze brief meldt tandarts [A] dat in het geval van eiser sprake is van een groot aantal (7) wortelkanaalbehandelingen in het verleden en een ernstig “knars”probleem. Hierdoor breken er regelmatig vullingen, waarvoor eiser ook al verschillende malen weekenddiensten heeft bezocht. Toegevoegd wordt dat “de kans op fatale breuk toeneemt” en “Het is niet in het belang en gezondheidsbevorderend voor de heer [eiser] om de tandheelkundige situatie op deze manier te laten”.
Zonder nadere reactie van verweerder onderbouwt dit de noodzakelijkheid van de behandeling van eiser. De deskundige van verweerder, tandarts [B], heeft blijkens de stukken in het dossier op het bovenstaande niet gereageerd. Evenmin is verweerder ter zitting verschenen. In de eerdere rapporten van tandarts [B] is op geen enkele manier aandacht besteed aan de specifieke situatie van het gebit van eiser. Zonder nadere motivering is daarin gesteld dat behandeling van cariës en verwijdering van tandsteen voldoende is De rechtbank is door het rapport van tandarts [B] niet overtuigd dat bij eiser geen fractuurgevaar bestaat als bij hem geen kronen worden geplaatst en daarmee er niet van overtuigd dat de behandeling niet noodzakelijk is. Evenmin is antwoord gegeven op de vraag hoe eisers fractuurgevaar dan behandeld moet worden. Verweerder had het rapport van tandarts [B] dan ook niet aan de besluitvorming ten grondslag kunnen leggen.”
2.4. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft verweerder tandarts [D] om advies gevraagd. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op dit advies van 18 augustus 2011, waarin onder meer het volgende staat:
“Omdat ik het gebit van de heer [eiser] niet zelf heb onderzocht en slechts de beschikking had over een aantal onduidelijke prints van de bestaande röntgenfoto’s geef ik liever mijn mening over het breukgevaar in het algemeen van gebitselementen die zwaar gevuld en van een kanaalbehandeling zijn voorzien bij mensen met een “knars-probleem”. Dat breukgevaar is zeker aanwezig, en dat geldt voor elk gerestaureerd gebitselement bij een zware knarser. Om al deze elementen van kronen te voorzien is natuurlijk een hele goede oplossing, maar ook een hele kostbare, waar de gemiddelde tandartsbezoeker niet zomaar voor zal kunnen kiezen vanwege de financiële consequenties. Je kunt in eerste instantie het breukrisico verminderen door een zogenaamde “knarsplaat” aan te meten en te zorgen dat alle elementen van goede, niet lekkende composietvullingen zijn voorzien. In het geval van avitale elementen eventueel met een stiftopbouw onder de vulling. Als de (financiële) situatie het in de komende jaren toelaat kunnen daarna de diverse elementen successievelijk van een kroon worden voorzien.”
2.5. De rechtbank constateert dat ook tandarts [D] niet is ingegaan op de specifieke situatie van eisers gebit, zoals de rechtbank in de eerdere uitspraak heeft opgedragen. Verder blijkt uit de brief van [D] dat de kronen wel degelijk noodzakelijk zijn, maar dat (louter) om financiële redenen eerst een knarsplaat kan worden aangemeten. Tandarts [A] heeft echter in haar brief van 17 februari 2012, die eiser ter zitting heeft overgelegd, aangegeven dat een knarsplaat in het geval van eiser geen soelaas biedt, omdat hij voornamelijk restauraties fractureert tijdens het eten. Voor de nacht gebruikt eiser al een anti-knarsplaat maar uit het verleden blijkt dat geen fracturen te voorkomen. Het risico op fracturen met onherstelbare schade blijft volgens [A] groot.
2.6. De rechtbank volgt verweerders stelling dat het advies van [A] van 17 februari 2012 niet van een onafhankelijke tandarts is en er daarom geen waarde aan gehecht moet worden niet. In de uitspraak van deze rechtbank van 8 juli 2011 is verweerder er expliciet op gewezen dat in de eerdere rapportages van de door verweerder ingeschakelde tandartsen geen aandacht is besteed aan de specifieke situatie van eiser. Verweerder is dan ook in de gelegenheid gesteld om onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de specifieke situatie van eiser. Eiser stelt onweersproken dat hij bereid was om mee te werken aan een onderzoek. Zoals ter zitting is gebleken heeft verweerder van dit onderzoek afgezien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de geboden gelegenheid tot een nader (onafhankelijk) onderzoek naar de gebitssituatie van eiser onbenut heeft gelaten.
2.7. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat gezien het advies van [D] in combinatie met de brieven van [A] van 15 april 2011 en 17 februari 2012, het plaatsen van vier kronen in eisers geval noodzakelijk moet worden geacht.
2.8. Gezien het voorgaande berust het bestreden besluit dan ook op een ondeugdelijke motivering. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
Gezien het ter zitting door eiser getoonde besluit van 15 januari 2010 waarin bijzondere bijstand voor tandartskosten voor het hele jaar 2011 is toegekend, het feit dat eiser in de Wet schuldsanering natuurlijke personen zit en de rechtbank geen andere omstandigheid is gebleken dat toekenning van bijzondere bijstand in de weg staat, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor het plaatsen van vier kronen op de elementen 15, 24, 25 en 35 wordt toegewezen.
2.9. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten voor rechtsbijstand die eiser voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 874, - (een punt voor het beroepschrift, een punt voor het verschijnen ter zitting, € 437,- per punt, wegingsfactor 1). Ook dient verweerder het griffierecht aan eiser te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 27 oktober 2010;
- bepaalt dat eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor het plaatsen van vier kronen op de elementen 15, 24, 25 en 35 wordt toegewezen;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 41,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 874,-, te betalen aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M. Beunk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2012.
de griffier de rechter
De griffier is buiten staat deze uitspraak te tekenen.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB