ECLI:NL:RBAMS:2012:BW7886

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10-3136 BESLU
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing van het Kruidpad als gemeentelijk monument door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Muiden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen KNSF Vastgoed II B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Muiden. De rechtbank beoordeelde de aanwijzing van het Kruidpad met kade, beschoeiing en bomen, evenals de woningen aan het Kruidpad, als gemeentelijk monument. Eiseres, KNSF Vastgoed II B.V., had bezwaar gemaakt tegen deze aanwijzing, die op 20 augustus 2009 was bekendgemaakt. De rechtbank oordeelde dat het college zijn bevoegdheid niet had misbruikt en dat de adviezen van de Monumentenadviescommissie zorgvuldig waren opgesteld. De rechtbank nam in overweging dat de aanwijzing van gemeentelijke monumenten aan het college beoordelingsruimte toekwam en dat de adviezen van de commissie niet gebrekkig waren. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging die het college had gemaakt, niet onredelijk was en dat de aanwijzing van het Kruidpad als gemeentelijk monument gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/3136 BESLU
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KNSF Vastgoed II B.V., gevestigd te Muiden,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.A.H. van de Sanden,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Muiden,
verweerder,
gemachtigde: mr. Chr. B.B. van Zanten.
Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen:
de stichting “Stichting Erfgoed Kruitpad Muiden”,
belanghebbende,
gemachtigde: A.
Procesverloop
Bij besluiten van 20 augustus 2009 heeft verweerder het Kruidpad met kade, beschoeiing en bomen, de percelen Kruidpad [perceelnummers] en de zich daarop bevindende woningen aangewezen als gemeentelijk monument. Tegen het besluit (kenmerk 2009/CZ/uit-11086) dat ziet op de aanwijzing van het Kruitpad met kade, beschoeiing en bomen en de woningen op de percelen Kruitpad [perceelnummers] (het primaire besluit) heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 3 juni 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2012.
Eiseres is ter zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigde, de heer [B] en
prof. drs. [C]. Verweerder is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde. Belanghebbende is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde en de heer [D].
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Op 29 mei 2009 heeft verweerder het voornemen bekendgemaakt het Kruidpad met kade, beschoeiing en bomen, de percelen Kruidpad [perceelnummers]
- eiseres is eigenaar van de percelen [perceelnummers] - en de zich daarop bevindende woningen aan te wijzen als gemeentelijk monument.
1.2. Eiseres heeft een zienswijze ingediend. Bij het primair besluit heeft verweerder genoemde objecten als gemeentelijk monument aangewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend.
1.3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in afwijking van het advies van de Commissie voor de Bezwaarschriften (hierna: de Commissie), de aanwijzing van voornoemde objecten gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft, gelet op de redengevende omschrijving, het Kruitpad en de woningen van eiseres aangewezen als gemeentelijk monument vanwege de stedenbouwkundige-, architectuurhistorische-, cultuurhistorische-, ensemble- en zeldzaamheidswaarde.
2. Wettelijk kader
2.1. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van de Monumentenverordening Muiden 2007 (de verordening) wordt onder monument verstaan een zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.
2.2. Op grond van artikel 2 van de verordening wordt bij de toepassing van deze verordening rekening gehouden met het gebruik van het monument.
2.3. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de verordening kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
3. Beoordeling van het geschil
Belanghebbende
3.1. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de stichting “Stichting Erfgoed Kruitpad Muiden” (hierna: de stichting), overweegt de rechtbank het volgende.
3.2. Artikel 2 van de statuten van de Stichting bepaalt:
De stichting heeft ten doel het beschermen van de industrieel-, architectonisch, natuur- en cultuurhistorische waarde van het Kruitpad te Muiden, waaronder onder meer begrepen het Kruitpad zelf, de woningen, kade, beschoeiing, bomen alsmede van het terrein van de voormalige kruitfabriek “De Krijgsman” (de rietpolder) en het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.
3.3. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepalend of de rechtspersoon op grond van zijn statutaire doelstelling en volgens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
3.4. Ter zitting heeft gemachtigde van de stichting een opsomming gegeven van de feitelijke werkzaamheden van de stichting. Deze omvatten het bevorderen van de betrokkenheid van bewoners, ondernemers, organisaties en overheden bij de besluitvorming over de herinrichting van het KNSF-terrein in het algemeen en het Kruitpad in het bijzonder, het starten, begeleiden, ondersteunen en coördineren van initiatieven en activiteiten zoals het beheren van een website, het uitvoeren van onderzoek, het geven van voorlichting op informatieavonden, het uitgeven van een boekje, het verzamelen van verhalen van oud-bewoners van het KNSF-terrein, het werven van fondsen en het deelnemen aan overleg bij de voorbereiding van besluiten en de totstandkoming van nieuw beleid met betrekking tot het Kruitpad en het terrein van de voormalige kruitfabriek.
3.5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de opgave van de feitelijke werkzaamheden onjuistheden bevat. De rechtbank concludeert dan ook dat de werkzaamheden die de stichting verricht kunnen worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb, waaruit blijkt dat zij een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt.
3.6. De rechtbank concludeert dan ook dat de stichting kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, bij het bestreden besluit.
Détournement de pouvoir / misbruik van bevoegdheid
3.7. Eiseres heeft allereerst aangevoerd dat verweerder met de aanwijzing als gemeentelijk monument in strijd met eerder gemaakte afspraken de ontwikkelingsplannen van eiseres voor het gebied dwarsboomt door plotseling en onverplicht allerlei beperkingen op te werpen die belemmerend werken voor de nakoming van die afspraken. Daarmee zou het bestreden besluit alleen al vanwege de aanleiding tot de totstandkoming in rechte geen stand mogen houden.
3.8. De rechtbank begrijpt dit betoog van eiseres aldus, dat verweerder misbruik maakt van zijn bevoegdheid om gemeentelijke monumenten aan te wijzen, en deze bevoegdheid aanwendt voor een ander doel dan waarvoor deze is toegekend. Indien dit betoog zou slagen, komt de rechtbank niet meer toe aan de procedurele totstandkoming en de inhoud van het bestreden besluit. De rechtbank is van oordeel dat wat eiseres in dit verband heeft aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat verweerder met het aanwijzingsbesluit heeft beoogd de bestaande overeenkomsten met eiseres te frustreren. Evenmin is afdoende aannemelijk gemaakt dat verweerder zijn bevoegdheden voor andere dan de kenbaar gemaakte doeleinden heeft aangewend of anderszins misbruik van zijn bevoegdheden heeft gemaakt. De beleving van eiseres, bezien in historisch perspectief, is daarvoor niet toereikend. Bij deze beoordeling heeft de rechtbank ook gewicht toegekend aan de omstandigheid dat de initiële aanzet tot de monumentenprocedure niet van verweerder zelf is uitgegaan, maar van particuliere belangenorganisaties.
3.9. Het vorenstaande betekent dat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van de beroepsgronden gericht tegen (i) de totstandkoming van het besluit, (ii) tegen de materiële inhoud van dat besluit en (iii) terzake van de belangenafweging.
Onzorgvuldige voorbereiding en totstandkoming van het bestreden besluit
3.10. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder het besluit in strijd met de vereiste zorgvuldigheid tot stand heeft gebracht. Verweerder zou onvoldoende hebben gemotiveerd waarom is afgeweken van het advies van de Commissie. De Commissie heeft geoordeeld dat, nu een groot deel van het fabrieksterrein is gesloopt, er geen sprake meer is van een geheel van objecten (ensemble) dat een aanwijzing tot gemeentelijk monument waardig is. Verweerder heeft niet, althans onvoldoende, alle relevante feiten onderzocht, aldus eiseres. Het besluit is gebaseerd op onvolledig onderzoek van het als monument aangewezen pad, de percelen en de woningen. Het onvolledige terreinonderzoek kan dan ook niet dienen als adequate grondslag voor de aanwijzing, aldus eiseres.
3.11. De rechtbank is, anders dan eiseres, van oordeel dat verweerder afdoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom van het advies van de Commissie is afgeweken. In dat verband merkt de rechtbank op dat verweerder allereerst gemotiveerd heeft uiteengezet dat de Commissie nauwelijks is ingegaan op de argumenten die door partijen naar voren zijn gebracht. Zo heeft de Commissie zich niet uitgelaten over de monumentenstatus van het Kruitpad. De Commissie heeft zich beperkt tot uitsluitend de ensemblewaarde. De Commissie heeft zich verder evenmin uitgelaten over de redengevende omschrijving, het advies van de Monumentenadviescommissie en het door eiseres ingebrachte tegenadvies van prof. drs. [C] (hierna: [C]). De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de Commissie zich, gelet hierop, niet heeft uitgelaten over de kern van het geschil.
3.12. Voorts heeft verweerder op goede gronden geconstateerd dat de Commissie is uitgegaan van een te beperkte taakopvatting. Immers, de bezwaarprocedure gaat uit van een volledige heroverweging van het bestreden besluit door het bestuursorgaan. Dit betekent dat mogelijke gebreken in het primaire besluit in de bezwaarprocedure kunnen worden hersteld. Verder biedt de bezwaarprocedure het bestuursorgaan de mogelijkheid om het besluit nader gedetailleerd en aanvullend te motiveren. Verweerder heeft afdoende toegelicht waarom verweerder het advies op dat onderdeel niet wenst te volgen. Verweerder heeft verder op goede gronden aangegeven dat niet gebleken is dat de Commissie in haar advies rekening heeft gehouden met nieuwe feiten en omstandigheden om zo tot een ex nunc-toetsing, op grondslag van de bezwaren te komen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder afdoende draagkrachtig heeft gemotiveerd waarom is afgeweken van het advies van de Commissie.
3.13. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de Commissie niet in de gelegenheid te stellen op het nadere advies van de Monumentenadviescommissie van 4 maart 2010 te reageren. De rechtbank deelt dit standpunt van eiseres niet en overweegt daartoe als volgt.
3.14. Op verzoek van verweerder heeft de Monumentenadviescommissie in de bezwaarschriftprocedure een nader advies uitgebracht. Dat advies is pas gevraagd nadat verweerder had besloten, om andere redenen en dus niet op grond van het advies van de Monumentenadviescommissie van 30 juni 2009, van het advies van de Commissie af te wijken. De rechtbank stelt vast dat de Monumentenadviescommissie in haar nadere advies van 4 maart 2010 een reactie op de contra-expertise van [C] heeft gegeven en haar standpunt, zoals weergegeven in het advies 30 juni 2009, heeft gehandhaafd. Vervolgens heeft verweerder dit advies betrokken bij de nadere besluitvorming. In dat opzicht kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat het bestreden besluit om die reden onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank merkt hierbij nog op dat verweerder eiseres in de gelegenheid heeft gesteld om schriftelijk te reageren op het nadere advies van de Monumentenadviescommissie. Deze gronden van eiseres falen om die reden.
3.15. Eiseres stelt met betrekking tot de inhoud van het bestreden besluit en de daaraan ten grondslag gelegde deskundigenadviezen, dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat is voldaan aan gangbare selectiecriteria om het Kruitpad met kade, beschoeiing en bomen en de woningen aan het Kruitpad [perceelnummers] aan te kunnen wijzen als monument en wijst op de door haar overgelegde tegenadviezen van [C]. In de redengevende omschrijving is niet verwezen naar de selectiecriteria. Door verweerder is voorts niet aangegeven in welke mate welke van de criteria zouden gelden. Eiseres is dan ook van mening dat niet duidelijk is waar de aanwijzing op berust.
3.16. Voorop staat dat het aanwijzingsbesluit, gegeven de beoordelingsruimte die verweerder toekomt bij het beantwoorden van de vraag of een object als monument in de zin van de Monumentenverordening Muiden 2007 moet worden aangemerkt, door de rechtbank terughoudend moet worden getoetst. Gelet op dit uitgangspunt is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat de aan dit besluit ten grondslag gelegde beschrijving en advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertonen dat verweerder zich daarop niet zonder nader onderzoek mocht baseren.
3.17. De rechtbank merkt daarnaast in meer algemene zin op dat het begrip “schoonheid” per definitie relatief en voor verschillende persoonlijke interpretaties vatbaar kan zijn. Eiseres heeft terecht opgemerkt dat er geen volledige inventarisatie heeft plaatsgevonden in de gemeente Muiden van alle onroerende zaken die mogelijk voor de status van monument in aanmerking komen. In het nadere advies van de Monumentenadviescommissie van 4 maart 2010 is in antwoord op de door verweerder voorgelegde vragen afdoende toelichting gegeven op de noodzaak van een eventuele inventarisatie van monumentwaardige panden in de gemeente. Geconcludeerd wordt dat het weliswaar wenselijk is dat een inventarisatie wordt uitgevoerd, maar dat dit niet betekent dat monumentwaardige ensembles of objecten niet als incident beschermd zouden kunnen worden.
Anders dan eiseres lijkt te veronderstellen, betreft een dergelijke inventarisatie geen vereiste dat in de monumentenverordening wordt gesteld of daar uit voortvloeit. Evenmin kan in algemene zin worden gesteld dat de monumentwaardigheid van andere onroerende zaken in Muiden afdoet aan de al dan niet bestaande monumentwaardigheid van het Kruitpad. Voor zover eiseres heeft willen betogen dat een dergelijke inventarisatie noodzakelijk is als referentiekader, overweegt de rechtbank dat het ontbreken daarvan kan leiden tot hogere eisen aan de motivering van een individueel aanwijzingsbesluit, maar niet reeds op voorhand dat besluit aantast.
3.18. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder zich voor de beoordeling van de monumentwaardigheid van het Kruitpad met kade, beschoeiing en bomen en de woningen op de percelen Kruitpad [perceelnummers]met name heeft gebaseerd op de adviezen van de Monumentenadviescommissie van 30 juni 2009 en 4 maart 2010. In de (door de Monumentenadviescommissie) aangepaste redengevende omschrijving die aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, is aangegeven dat het Kruitpad en de betreffende woningen van algemeen belang zijn vanwege de stedenbouwkundige-, architectuurhistorische-, cultuurhistorische-, ensemble- en zeldzaamheidswaarde.
De stedenbouwkundige waarde ligt in de bijzondere kwaliteit van de plek, die door zijn statige laanstructuur en verre zichtlijnen een contrast vormt met de oude kern van Muiden, waar het stratenpatroon fijnmaziger is en door de contouren van de vestingwerken wordt omgeven. Deze structuur is ontstaan door de Muidertrekvaart die in 1638-1640 werd aangelegd en dus al aanwezig was vóór de komst van de Kruitfabriek. Het Kruitpad is ontstaan als een van de jaagpaden langs deze vaart.
De architectuurhistorische waarde ligt voor Kruitpad [perceelnummers] in de zorgvuldige vormgeving, de subtiele decoratie, een uitvoering getuigend van bekwaam vakmanschap, de gaafheid en de architectuur. De architectonische waarde van de woningen (behalve Kruitpad [perceelnummer]) is daarom groot. Dat er verschillen zijn in architectonische kwaliteit doet daar niets aan af, omdat elk van de woningen een deel van de architectuurhistorie vertegenwoordigt.
De cultuurhistorische waarde is groot vanwege het grote belang als een herinnering aan de industriële historie van Muiden. Bijzonder is dat de cultuurhistorische betekenis tot op heden nog steeds herkenbaar is in de morfologie van deze omgeving. De waarde als ensemble komt voort uit de samenhang tussen de trekvaart, kade, weg, beplating, woningen en de gedeelde geschiedenis. De woningen aan het Kruitpad hebben daarnaast zelfstandige zeldzaamheidswaarde als zijnde één van de laatst overgebleven dienstwoningen uit de industriële geschiedenis van Muiden.
Verweerder heeft op basis van de redengevende omschrijving en de positieve adviezen van de Monumentenadviescommissie de aanwijzing van het Kruitpad met kade, beschoeiing en bomen en de woningen op de percelen Kruitpad [perceelnummers] als gemeentelijk monument gehandhaafd.
3.19. De rechtbank is van oordeel dat verweerder afdoende heeft uiteengezet waarom de door de Monumentenadviescommissie gebezigde selectiecriteria niet ongebruikelijk zijn.
3.20. Gelet op het voorgaande kan eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet worden gevolgd in haar betoog dat geen toetsing heeft plaatsgevonden aan gangbare selectiecriteria.
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Monumentenverordening Muiden 2007 (hierna: de verordening) geeft aan dat onder “monument” moet worden verstaan een ”zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde”. In de toelichting van de verordening valt te lezen dat aansluiting is gezocht bij de omschrijving in de Monumentenwet 1988 en wordt er gerefereerd aan de Memorie van Toelichting van de Monumentenwet 1988. Daarin worden begrippen, zoals “cultuurhistorische waarde” beschreven. In de toelichting op artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a van de verordening staat verder dat het begrip cultuurhistorische waarde dermate ruim is dat het ook betrekking kan hebben op zaken en gebieden met een geschiedkundige waarde.
In de redengevende omschrijving worden vervolgens per gebouw en gebied de waarde voor de beoordeling van de monumentwaardigheid omschreven. De enkele omstandigheid dat een begrip als “cultuurhistorische waarde” nog nader kan worden ingevuld, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat de door verweerder op deze wijze gehanteerde selectiecriteria onvoldoende controleerbaar en duidelijk waren.
3.21. De rechtbank merkt verder meer in het algemeen op dat de redengevende omschrijving dient om aan te geven welke aspecten van de objecten in het bijzonder beschermingswaardig zijn. In deze zaak is in de redengevende omschrijving, na het geven van een uitvoerige objectbeschrijving, in verschillende conclusies tot uitdrukking gebracht dat en waarom van het Kruitpad met kade, beschoeiing en bomen en de woningen op de percelen Kruitpad [perceelnummers] stedenbouwkundige waarde, ensemblewaarde, architectonische waarde, cultuurwaarde en zeldzaamheidswaarde hebben. Het zijn de in de redengevende omschrijving geduide waarden, waaronder in dit geval in het bijzonder de ensemblewaarde, die maatstaf zullen moeten zijn bij de beoordeling van aanvragen om monumentenvergunningen voor het wijzigen of slopen van (onderdelen van) de objecten. Deze waarden sluiten aan bij de selectiecriteria. Daarbij is voorts aangegeven waarom de objecten aan deze selectiecriteria voldoen. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de objecten niet volgens die criteria mochten worden gewaardeerd.
Naar het oordeel van de rechtbank geven de in de redengevende omschrijving opgenomen conclusies afdoende adequaat aan waarin de monumentale waarden van het Kruitpad met kade, beschoeiing en bomen en de woningen op de percelen Kruitpad [perceelnummers]
zijn gelegen en blijkt daaruit ook voldoende duidelijk welke aspecten in het bijzonder beschermingswaardig zijn.
De stelling dat onvoldoende duidelijk is gemaakt wat ten grondslag ligt aan de aanwijzing slaagt dan ook niet.
3.22. Eiseres heeft de in de redengevende omschrijving opgenomen waardenstelling van de objecten betwist met een cultuurhistorische verkenning van Braaksma en Roos en in het bijzonder met de tegenadviezen van [C]. In die tegenadviezen wordt gemotiveerd aangegeven dat geen van de objecten monumentwaardig is. Volgens [C] onderscheiden de woningen Kruitpad [perceelnummers] zich niet van andere woningen die in dezelfde tijd zijn gebouwd. [C] stelt dat de Monumentenadviescommissie de gebruikte criteria niet nader heeft onderbouwd. Door het enkele gebruik van woorden als “erg mooi” en “erg belangrijk” worden de criteria willekeurig gebruikt. Het willekeurig gebruik zal worden aangepakt bij de modernisering van de Monumentenwet.
[C] stelt dat gebiedsontwikkeling moet plaatsvinden in de geest van de aangetroffen kwaliteit. Het feit dat iets stedenbouwkundig interessant is, hoeft niet direct te betekenen dat het via de Monumentenwet beschermd moet worden. De woningen aan het Kruitpad zijn, volgens [C], niet typologisch interessant en niet representatief voor de wijze waarop dienstwoningen werden gebouwd aan het begin van de twintigste eeuw.
Voorts stelt [C] dat het behoud van het Kruitpad en de woningen ook op een andere wijze kan plaats vinden, bijvoorbeeld via de Woningwet, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, een bestemmingsplan of via een structuurvisie. Verder vraagt [C] zich af wat de meerwaarde is van de monumentenstatus nu het een ensemble wordt genoemd, terwijl er van het ensemble nog maar weinig over is, gelet op de sloop op het oorspronkelijke terrein van de kruitfabriek.
3.23. Voorop staat dat verweerder in beginsel af mag gaan op de adviezen van zijn vaste deskundige, in de onderhavige zaak de Monumentencommissie, tenzij dat advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeelsvorming ten grondslag mocht leggen. Indien een deskundig tegenadvies is ingebracht, dient verweerder dit gemotiveerd bij zijn oordeelsvorming te betrekken. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de adviezen van de Monumentenadviescommissie van 30 juni 2009 en 4 maart 2010 niet inhoudelijk concludent zijn, dan wel dat aan de wijze van totstandkoming van deze adviezen zodanige gebreken kleven dat verweerder deze in redelijkheid niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen leggen. Ook is in het nader advies van de Monumentenadviescommissie afdoende ingegaan op het door [C] gestelde met betrekking tot de gebruikte termen.
Anders dan [C] heeft gesteld, worden de gehanteerde termen als “erg mooi”, “erg belangrijk” en “bijzonder” niet willekeurig en vrijblijvend gebruikt. Het zijn termen die zijn gebruikt om de waarde van het Kruitpad te duiden en die logischerwijs volgen uit de beschrijvingen.
3.24. De cultuurhistorische verkenning van Braaksma en Roos en de tegenadviezen van [C] weerleggen naar het oordeel van de rechtbank niet op overtuigende wijze de standpunten van de Monumentenadviescommissie. In de adviezen van de Monumenten-adviescommissie en de redengevende omschrijving is gemotiveerd ingegaan op hoe het Kruitpad zich verhoudt tot andere lanen en panden in de gemeente Muiden. De Monumentenadviescommissie heeft ten aanzien van de stedenbouwkundige waarde geconcludeerd dat het gebied door zijn statige laanstructuur en verre zichtlijnen een contrast vormt met de oude kern van Muiden waar het stratenpatroon fijnmaziger is en door de contouren van de vestingwerken wordt omgeven. Hiermee wordt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk gemotiveerd waarom het Kruitpad afwijkt van het overige stratenpatroon van de gemeente Muiden en daarmee bijzonder is. De stelling van [C] dat er in Muiden vele soortgelijke lanen zijn, is door [C] op geen enkele wijze onderbouwd.
3.25. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder afdoende heeft uiteengezet waarom de cultuurhistorische waarde van het Kruitpad als zeer groot is aangemerkt. Het is, aldus verweerder, de nalatenschap van een industrie die veel voor de gemeente Muiden heeft betekend in het kader van de historie en het uiterlijk van de stad. Het KNSF-terrein is het enige overblijfsel van de industriële geschiedenis van Muiden en onderscheidt zich daarmee. De woningen langs het Kruitpad en de woningen aan de Vechtkade zijn de enige woningen die door KNSF destijds zijn gebouwd. In tegenstelling tot de woningen aan de Vechtkade zeggen de woningen aan het Kruitpad iets over de huisvesting van personeelsleden zoals daarin werd voorzien door grote bedrijven aan het begin van de twintigste eeuw, waarbij de rang van het personeelslid doorslaggevend was. Dit aspect komt nergens anders binnen de gemeente Muiden voor.
3.26. Verder stelt de rechtbank vast dat [C] zijn stelling dat de woningen aan het Kruitpad typologisch niet interessant zijn en zich in geen enkel opzicht onderscheiden van andere woningen in dezelfde periode, niet nader met voorbeelden heeft onderbouwd.
De stelling van [C] dat het behoud van het Kruitpad en de daaraan gelegen woningen ook op andere wijze kan plaats vinden, maakt dat niet anders. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het plaatsen van een object op de gemeentelijke monumentenlijst beoogt andere waarden te beschermen dan bijvoorbeeld door middel van een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht, dat ziet op de bescherming van de historisch gegroeide structuur van een gebied, welke bescherming door middel van ruimtelijke ordening wordt geëffectueerd. De aanwijzing als gemeentelijk monument ziet op de bescherming van de monumentale waarden van een specifiek object, in die zin dat het aanbrengen van veranderingen aan of het slopen van het object aan bijzondere regels is gebonden. Los daarvan doet de mogelijkheid van andere beschermingsvormen niet af aan de ruimte voor verweerder om toepassing te geven aan de aanwijzingsbevoegdheid in het kader van de monumentenverordening.
3.27. Ten aanzien van de stelling van [C] dat van de ensemblewaarde niet veel meer over is nu de kruitfabriek is gesloopt, overweegt de rechtbank dat daarmee niet is gegeven dat de woningen aan het Kruitpad geen waarde meer vertegenwoordigen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder afdoende uiteengezet dat de woningen een zelfstandig beeld geven van arbeiderswoningen van het begin van de twintigste eeuw, waarbij – zoals hiervoor is opgemerkt – extra bijzonder is dat aan de hand van het type woning kan worden opgemaakt hoe belangrijk de werknemer was. Verder heeft verweerder gemotiveerd betoogd dat de woningen van belang zijn als nalatenschap van de kruitfabriek.
Daarnaast komt de ensemblewaarde voort uit de samenhang tussen het Kruitpad,
de woningen, de trekvaart, kade, weg, beplanting en de gedeelde geschiedenis, aldus verweerder. De rechtbank is van oordeel dat [C] weliswaar een andere waarde toekent aan de objecten, maar dat dit onvoldoende grond biedt voor het oordeel dat verweerder redelijkerwijs niet tot de hiervoor weergegeven conclusies kon komen, of dat die conclusies en bevindingen onzorgvuldig tot stand zijn gekomen of onvoldoende concludent zijn.
3.28. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, dan ook van oordeel dat de Monumentenadviescommissie in haar adviezen 30 juni 2009 van 4 maart 2010 de inhoud van de tegenadviezen van [C] op inzichtelijke en concludente wijze heeft weerlegd. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om het standpunt van verweerder dat verweerder mocht afgaan op de adviezen van de Monumentenadviescommissie – inhoudende dat het Kruitpad met kade, beschoeiing en bomen en de woningen op de percelen Kruitpad [perceelnummers] de monumentale waarden als beschreven in de redengevende omschrijving hebben – voor onjuist te houden. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat, zoals hiervoor is overwogen, verweerder ter bepaling hiervan beoordelingsruimte toekomt en dat de toetsingscriteria vermelden dat deze bij grote zeldzaamheid ruimhartiger kunnen worden toegepast. De verschillen tussen de adviezen worden verklaard door een verschil in waardering dat valt binnen de beoordelingsruimte die verweerder toekomt.
3.29. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder zich voor zijn besluitvorming met betrekking tot de vraag of de objecten beschermingswaardig zijn, heeft mogen baseren op de redengevende omschrijving en de adviezen van de Monumentenadviescommissie. Hetgeen eiseres in dit verband verder nog naar voren heeft gebracht, leidt niet tot een ander oordeel.
3.30. Nu verweerder zich op deze adviezen en de redengevende omschrijving mocht baseren, is de vraag aan de orde of verweerder, in het kader van de te maken belangen-afweging vervolgens in redelijkheid het algemeen belang van de aanwijzing van de objecten als gemeentelijk monument heeft mogen laten prevaleren boven de gestelde belangen van eiseres bij het achterwege laten daarvan.
3.31. De rechtbank stelt voorop dat de uiteindelijke beslissing om ook daadwerkelijk over te gaan tot de aanwijzing als beschermd monument berust op een discretionaire bevoegdheid van verweerder en dat voor de rechtbank slechts ter beoordeling staat of verweerder na afweging van de in aanmerking komende belangen in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen en of verweerder daarbij niet heeft gehandeld in strijd met geschreven of ongeschreven recht.
3.32. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder bij het bestreden besluit heef verzuimd de vereiste afweging te maken tussen enerzijds het algemeen belang bij aanwijzing van het Kruitpad met kade, beschoeiing en bomen en de woningen op de percelen Kruitpad [perceelnummers] als beschermd gemeentelijk monument en anderzijds het (individuele) belang van eiseres bij het achterwege laten van de aanwijzing. Eiseres heeft in dit verband aangevoerd dat de aanwijzing tot gevolg heeft dat zij feitelijk wordt belemmerd bij de renovatie van de woningen en ter zake van de ontwikkeling van het aangrenzende KNSF-terrein. Zo is voor de ontwikkeling van het KNSF-terrein noodzakelijk dat er ontsluitingswegen en twee bruggen worden aangelegd en dat de dijk moet worden versterkt. Bij het realiseren van de ontsluitingswegen speelt het Kruitpad een belangrijke rol. Daarnaast zal het groen tussen de woningen de ontwikkeling van het gebied in de weg staan. De aanwijzing heeft tot gevolg dat voor elke ingreep een monumentenvergunning zal moeten worden aangevraagd. Verder heeft de aanwijzing vergaande financiële gevolgen voor eiseres. Indien verweerder met deze belangen rekening had gehouden, had verweerder moeten concluderen dat eiseres door de aanwijzing onevenredig in haar belangen wordt geschaad, aldus eiseres.
3.33. De rechtbank is van oordeel dat de aanwijzing van het Kruitpad als gemeentelijk monument de renovatie van de woningen en de verdere ontwikkeling van het aangrenzende KNSF-terrein, waaronder het aanleggen van ontsluitingswegen en bruggen, niet in de weg staat. De bescherming die wordt beoogd betekent immers niet op voorhand dat eventueel in de toekomst gewenste aanpassingen, wijzigingen of sloop van de objecten geen doorgang kunnen vinden. Wel zal dan daarvoor eerst een (omgevings)vergunning moeten worden aangevraagd en zal worden beoordeeld of de wijzigingen geen te grote inbreuk maken op de monumentale waarden. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat de ontwikkelingsplannen en de gestelde vergaande financiële gevolgen door eiseres onvoldoende concreet zijn gemaakt.
3.34. Voorts heeft verweerders gemachtigde ter zitting uitdrukkelijk gesteld dat de aanwijzing niet ziet op het groen tussen de woningen op de percelen Kruitpad [perceelnummers], maar uitsluitend op de bomen langs het water en het bouwvlak.
Ten aanzien van de gestelde belemmeringen voor dijkverbetering stelt de rechtbank vast dat uit de brief van Waternet van 13 oktober 2011 niet van een zodanige belemmering blijkt. In deze brief wordt een risico-inventarisatie gemaakt met een uiteenzetting over de kosten bij de verschillende varianten. Hieruit kan echter niet worden opgemaakt dat de aanwijzing belemmerend zal werken op de (mogelijkheden voor) dijkversterking.
3.35. Het voorgaande in aanmerking nemend, komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen grond is voor het oordeel dat de door verweerder gemaakte belangenafweging, gelet op de door eiseres gestelde belangen, niet redelijk is te achten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de door eiseres aangevoerde argumenten tegen de aanwijzing van het Kruitpad met kade, beschoeiing en bomen en de woningen op de percelen Kruitpad [perceelnummers] als monument voldoende gemotiveerd weerlegd.
3.36. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat verweerder in strijd zou hebben gehandeld met het “fair play” beginsel. Deze grond, althans stelling, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit dan verder ook onbesproken laten.
3.37. Eiseres heeft ten slotte betoogd dat het bestreden besluit in strijd zou zijn met het vertrouwensbeginsel. Van een in rechte te honoreren gerechtvaardigd vertrouwen kan pas sprake zijn indien er aan verweerder toe te rekenen toezeggingen of informatie bevoegdelijk, uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd is gegeven. Van een dergelijke toezegging of gerechtvaardigde verwachting is de rechtbank niet gebleken.
3.38. Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen vasthouden aan zijn besluit om het Kruitpad met kade, beschoeiing en bomen en de woningen op de percelen Kruitpad [perceelnummers] aan te wijzen als gemeentelijk monument.
3.39. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
3.40. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, mrs. L.C. Bachrach en
A.D. Belcheva, leden, in aanwezigheid van J.J.M. Tol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2012.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ‘s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B
SB