Zaaknummer: RK11/3142 11/4243
Parketnr: 13/994307-06.
BESCHIKKING
Op het verzoek ex artikel 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
gevestigd te: [postcode plaats], [adres],
te dezen woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsman,
Mr. A.H. Gaastra, Schiphol Boulevard 345, 1118 ZT Schiphol,
verder te noemen: verzoekster.
Het verzoek is op 19 mei 2011 ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
De rechtbank heeft op 3 april 2012 verzoekster, haar raadsman en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Inhoud van het verzoekschrift
Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoe¬ding ten bedrage van € 38.745,67 voor de kosten van de raadsman en € 455,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Bij brief van 25 februari 2011heeft de officier van justitie meegedeeld dat tegen verzoekster geen strafrechtelijke vervolging zal worden ingesteld in het strafrechtelijk onderzoek naar het overtreden van de milieuwetgeving bij [vennootschap] aan de [locatie] te ’s-Graveland en aan de [locatie] te Amsterdam.
De officier van justitie heeft verklaard zich te ver¬zetten tegen het toekennen van een vergoe¬ding voor kosten van de raadsman en heeft daartoe aangevoerd dat uit de brief van het Functioneel Parket te Amsterdam van 26 september 2011 blijkt, dat volgens de gegevens van genoemd parket verzoekster nimmer als verdachte werd aangemerkt in het desbetreffende strafrechtelijk onderzoek.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift aangevoerd – kort samengevat – dat in een vroegtijdig stadium werknemers van verzoekster als verdachte werden gehoord. Uit de communicatie met de zaaks-officier van justitie bleek voor verzoekster dat zij verdachte was. De raadsman van verzoekster heeft zich op 24 april 2006 per brief gesteld als advocaat van verdachte. Op grond van de feiten en omstandigheden zoals omschreven in het verzoek mocht verzoekster ervan uitgaan dat zij als verdachte overeenkomstig artikel 27 Sv kon worden beschouwd. Ook uit voornoemde brief van 25 februari 2011 valt naar het oordeel van verzoekster nog steeds af te leiden dat zij verdachte was.
Verzoekster heeft in raadkamer desgevraagd verklaard dat zij aan het Openbaar Ministerie destijds nooit schriftelijk dan wel telefonisch heeft gevraagd hoe haar positie in het strafrechtelijk onderzoek moest worden geduid en evenmin heeft zij aan het Openbaar Ministerie gevraagd of zij als potentiële verdachte moest worden gezien.
De rechtbank overweegt het volgende.
De raadsman van verzoekster heeft bij het aanvaarden van haar werkzaamheden niet bij politie en/of het openbaar ministerie onderzocht of verzoekster van strafbare feiten werd verdacht. Ter zitting is onder verwijzing naar het gestelde in art. 51 Sr. meegedeeld dat dit bewust niet is geschied om verzoekster uit de wind te houden. Dit moge in professioneel opzicht verantwoord zijn, zulks brengt dan wel het risico met zich dat van enige verdenking geen sprake was. Dit risico komt voor rekening van verzoekster.
De rechtbank stelt verder vast dat van de kant van het Openbaar Ministerie in onvoldoende mate duidelijkheid is verschaft of verzoekster in het strafrechtelijk onderzoek als dan niet als verdachte werd aangemerkt. Het Openbaar Ministerie heeft op de stelbrief van de advocaat niet gereageerd, waardoor verzoekster er op dat moment van uit mocht dat zij als verdachte in een strafzaak werd aangemerkt. Verder heeft het Openbaar Ministerie aan verzoekster desgevraagd meegedeeld dat geen strafrechtelijke vervolging zal worden ingesteld zonder daarbij te vermelden dat zij nimmer als verdachte was aangemerkt.
De rechtbank rekent beide partijen het maken van de advocaatkosten toe en zal daarom het gevraagde bedrag voor de helft toekennen. De rechtbank overweegt hierbij dat de geclaimde kosten niet worden betwist en door de rechtbank evenmin onaannemelijk worden bevonden.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding TOE ten bedrage van
€ 19.372,84 (zegge: negentienduizend driehonderdtweeënzeventig euro, vierentachtig eurocent) voor de kosten van de raadsman.
De rechtbank kent aan verzoeker uit 's Rijks kas een vergoe¬ding TOE ten bedrage van
€ 540,- (zegge: vijfhonderdveertig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Wijst het meer of anders verzochte AF.
Deze beslissing is gegeven op 17 april 2012 en in het openbaar uitgesproken door
mr. F. Salomon, voorzitter,
mrs. H.P.H.I. Cleerdin en J.M.L.I. van Hommerich, rechters,
in tegenwoordigheid van J.H. Zandbergen, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank te Amsterdam, TWAALFDE meervoudige kamer, be¬veelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 19.912,84 (zegge: negentienduizendnegen - honderdtwaalf euro, vierentachtig eurocent) op rekeningnummer: 1038.91.970, ten name van Stichting Beheer Derdengelden Gaastra Advocaten, o.v.v. [kenmerk].
Aldus gedaan op 17 april 2012
door mr. F. Salomon, voorzitter.