ECLI:NL:RBAMS:2012:BW7130

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
490489 / HA ZA 11-1613 eindvonnis 2 mei 2012
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verbrekingsvergoeding in een overeenkomst tussen Proximedia Nederland B.V. en een gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 mei 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Proximedia Nederland B.V. en een gedaagde. De rechtbank heeft het beroep van de gedaagde op artikel 6:237 sub 1 BW verworpen en de in de algemene voorwaarden opgenomen 'verbrekingsvergoeding' aangemerkt als een boetebeding. De rechtbank heeft de contractuele boete gematigd op grond van artikel 6:94 lid 1 BW. De procedure volgde op een tussenvonnis van 19 oktober 2011, waarin Proximedia werd uitgenodigd om haar vorderingen nader te onderbouwen.

Proximedia had aan de gedaagde een laptop, internetverbinding en Windows-licentie ter beschikking gesteld, maar de gedaagde had zijn betalingsverplichtingen niet nagekomen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde € 2.710,92 aan achterstallige termijnen verschuldigd was, wat niet werd betwist. Daarnaast vorderde Proximedia een verbrekingsvergoeding van € 3.447,60, gebaseerd op artikel 7.1 van de overeenkomst. De gedaagde stelde dat dit beding onredelijk bezwarend was, maar de rechtbank oordeelde dat het beding niet als onredelijk bezwarend kon worden aangemerkt, aangezien de overeenkomst door Proximedia was ontbonden wegens tekortkoming van de gedaagde.

De rechtbank matigde de verbrekingsvergoeding tot € 300,00, omdat de oorspronkelijke vergoeding buitensporig hoog werd geacht in verhouding tot de door Proximedia geleden schade. Proximedia vorderde ook wettelijke rente over de achterstallige termijnen en de verbrekingsvergoeding, maar de rechtbank volgde de renteberekeningen van Proximedia niet volledig. De rechtbank wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af, omdat deze niet voldeden aan de vereisten voor vergoeding. Uiteindelijk werden de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken door mr. R.A. Dudok van Heel.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 490489 / HA ZA 11-1613
Vonnis van 2 mei 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROXIMEDIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te De Meern, gemeente Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. W.J.H. Dingemanse te Goes,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. G.M. Terlingen te Alkmaar (Hoorn).
Partijen zullen hierna Proximedia en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 oktober 2011 (hierna: het tussenvonnis);
- de akte uitlaten van Proximedia met producties;
- de akte uitlaten van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis heeft de rechtbank Proximedia in de gelegenheid gesteld haar vorderingen nader te onderbouwen waarbij haar – onder meer – is verzocht aan te geven in hoeverre uitvoering is gegeven aan de overeenkomst.
2.2. Vaststaat thans dat Proximedia aan [gedaagde] een laptop ter beschikking heeft gesteld, een internetverbinding en een Windows licentie. Nu partijen hier verder niet op in zijn gegaan, gaat de rechtbank er vanuit dat de laptop met internetverbinding en de Windows programmatuur vanaf het moment van installatie, 31 januari 2009, tot het moment waarop Proximedia de overeenkomst heeft beëindigd wegens niet-nakoming door [gedaagde], 2 maart 2010, aan [gedaagde] ter beschikking hebben gestaan en hij deze heeft gebruikt, althans kunnen gebruiken. Dit betekent dat over die periode de volledige maandelijkse termijnen zijn verschuldigd. Dat Proximedia geen website voor [gedaagde] heeft ontworpen, hoewel dit wel in de overeenkomst was opgenomen, doet hier niet aan af, nu Proximedia onbetwist heeft gesteld dat [gedaagde] nimmer gegevens heeft aangeleverd om haar in staat te stellen de website te ontwerpen. De vordering voor zover deze ziet op de betalingsachterstand van € 2.710,92, waarvan de hoogte niet is weersproken, zal dan ook worden toegewezen.
2.3. Vervolgens is de vraag aan de orde of [gedaagde] ook het door Proximedia gevorderde bedrag van € 3.447,60 aan verbrekingsvergoeding aan haar zal moeten betalen. Proximedia verwijst voor deze vordering naar artikel 7.1 van de overeenkomst. Dit artikel luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…) De Abonnee kan evenwel besluiten om de Overeenkomst te ontbinden mits de betaling van een ontbindingsvergoeding gelijk aan 60% van de nog niet vervallen maandelijkse termijnen voor de lopende periode. In alle andere gevallen van vervoegde contractbreuk door een handeling of een overtreding door de Abonnee, is deze ook gehouden om aan PROXIMEDIA, bij wijze van forfaitaire vergoeding, een som te betalen gelijk is aan 60% van de nog niet vervallen maandelijkse betalingen voor de lopende periode.”
2.4. [gedaagde] stelt dat artikel 7.1 een onredelijk bezwarend beding is (als bedoeld in artikel 6:233 jo. 237 sub i BW) en heeft de vernietiging van de bepaling ingeroepen. Dit beroep van [gedaagde] op (de reflexwerking van) de grijze lijst kan [gedaagde] evenwel niet baten. Artikel 6:237 sub i BW ziet immers op de situatie dat een overeenkomst wordt beëindigd anders dan op grond van het feit dat de wederpartij in de nakoming van haar verbintenis is tekortgeschoten. Hier doet zich echter de situatie voor dat Proximedia de overeenkomst heeft beëindigd (ontbonden) omdat [gedaagde] zijn (betalings)verplichtingen uit de overeenkomst niet nakwam, zodat het beding opgenomen in de tweede zin van artikel 7.1 hier de relevante bepaling is.
2.5. Het beding opgenomen in de tweede zin van artikel 7.1 van de overeenkomst is aan te merken als een boetebeding in de zin van artikel 6:91 BW, nu [gedaagde] is gehouden in het geval van tekortkoming in de nakoming van zijn verbintenis een verbrekingsvergoeding (een forfaitaire schadevergoeding of boete) aan Proximedia te betalen ter hoogte van 60% van de resterende termijnen. Aangezien [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten, is het op zich redelijk dat hij de dientengevolge door Proximedia geleden schade moet vergoeden. Artikel 7.1 is dan ook als zodanig niet als onredelijk bezwarend aan te merken. Hierbij wordt meegewogen dat de rechtbank op grond van artikel 6:94 lid 1 BW de bevoegdheid heeft om de hoogte van de boete (de verbrekingsvergoeding) te matigen.
2.6. De rechtbank leest in het verweer van [gedaagde] tegen de hoogte van de verbrekingsvergoeding (volgens [gedaagde] is deze vergoeding “onredelijk”) een beroep op matiging van de verbrekingsvergoeding op grond van artikel 6:94 lid 1 BW. De rechtbank heeft de bevoegdheid de verbrekingsvergoeding (boete) te matigen indien de billijkheid dat klaarblijkelijk eist. Dit kan onder meer het geval zijn als de boete (verbrekingsvergoeding) in geen enkele verhouding staat tot de door Proximedia daadwerkelijk geleden schade. Proximedia heeft aangevoerd dat zij het grootste deel van de kosten voor de uitvoering van de overeenkomst maakt in de eerste maanden van de looptijd van de overeenkomst. Dan wordt immers de laptop aangeschaft en geïnstalleerd en worden andere investeringen gedaan. Volgens Proximedia bedragen de kosten verbonden aan een contract “met pc en website” € 3.642,= en voor alleen een website € 1.965,=. In dit geval is geen website ontworpen, zodat de kosten die Proximedia in verband met het onderhavige contract heeft gemaakt € 1.677,= bedragen. Zoals hiervoor is overwogen, zal [gedaagde] aan Proximedia een bedrag van € 2.710,92 aan (achterstallige) termijnen moeten betalen. Dit betekent dat met deze betaling niet alleen de (investerings)kosten die Proximedia heeft gemaakt volledig zijn vergoed, maar dat zij op het contract met [gedaagde] ook in ieder geval een winst heeft gemaakt van ruim € 1.000,=. Proximedia zal gedurende de rest van de looptijd van de overeenkomst geen winst meer maken, maar daar staat tegenover dat zij vanaf het moment dat de overeenkomst is geëindigd ook geen kosten meer hoeft te maken. Nu Proximedia haar investering reeds ruimschoots heeft terugverdiend, is de contractuele verbrekingsvergoeding, die – zo stelt Proximedia immers – vooral is bedoeld om de investeringskosten te dekken, ten bedrage van € 3.447,60 buitensporig hoog. Dit neemt niet weg dat het op zich niet onredelijk is dat Proximedia nog enige vergoeding krijgt voor de winst die zij misloopt wegens de voortijdige beëindiging van de overeenkomst. De rechtbank zal op grond van al het voorgaande de boete (verbrekingsvergoeding) matigen tot € 300,=.
2.7. Proximedia vordert wettelijke rente over zowel de achterstallige termijnen als de verbrekingsvergoeding. Proximedia heeft renteberekeningen overgelegd, maar de rechtbank kan – met [gedaagde] – deze berekeningen niet volgen. Het komt de rechtbank voor dat wettelijke rente over de (achterstallige) termijnbedragen steeds is verschuldigd vanaf de vervaldatum van de betreffende factuur. De vervaldatum is op grond van artikel 11 van de overeenkomst (Proximedia verwijst abusievelijk naar artikel 10) gelegen acht dagen na de factuurdatum. Uit de processtukken leidt de rechtbank af dat Proximedia de verbrekingsvergoeding voor het eerst bij exploot van 1 april 2010 bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht, zodat [gedaagde] over deze vergoeding (zoals gematigd) niet eerder dan vanaf 3 april 2010 (de in het exploot genoemde termijn voor betaling) de wettelijke rente zal zijn verschuldigd.
2.8. Proximedia heeft ten slotte een bedrag aan buitengerechtelijke (incasso)kosten gevorderd. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Proximedia heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de gegeven omschrijving van deze werkzaamheden dient het tegendeel te worden afgeleid. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten zal daarom worden afgewezen.
2.9. Nu beide partijen deels in het gelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Proximedia te betalen een bedrag van € 2.710,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de respectievelijke facturen (dat wil zeggen steeds acht dagen na de relevante factuurdatum) tot aan de dag van algehele betaling,
3.2. veroordeelt [gedaagde] om aan Proximedia te betalen een bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2010,
3.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4. compenseert de proceskosten aldus dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2012.?