1.Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1.[verweerder], thans 35 jaar oud, is sedert 1 mei 2007 in dienst van ABN-Amro als Hoofd Acquisitie Preffered Banking (verder Hoofd APB). Het bruto salaris bedraagt € 4.318,58 per maand exclusief emolumenten en vakantietoeslag.
1.2.Als Hoofd APB geeft [verweerder] leiding aan een team van 5 tot 7 personen. Doel van zijn functie is klanten te interesseren voor de bankprodukten van ABN-Amro. Over de jaren 2007 - 2010 heeft [verweerder] een goede beoordeling gekregen.
1.3.Bij ABN-Amro geldt - naast de CAO - een interne Gedragscode Privé-Beleggingstrans-acties (verder de Gedragscode), waarin als 5.3 Artikel 3 is opgenomen:
De medewerker die beschikt over voorwetenschap met betrekking tot bepaalde financiële instrumenten mag geen privé-transactie in die financiële instrumenten (trachten te ) bewerkstelligen of verrichten […]
en als 5.7 Artikel 7:
Het is de medewerker niet toegestaan een privé transactie te verrichten indien daardoor redelijkerwijs voorzienbaar de schijn kan worden gewekt dat hij daarbij beschikte of kon beschikken over voorwetenschap en in art 8.7 Artikel 25 is vermeld:
Handelen door de medewerker in strijd met deze gedragscode opgenomen regels wordt beschouwd als een ernstige inbreuk op het vertrouwen dat ABN-Amro als werkgever in de medewerker kan stellen en kan leiden tot een passende sanctie[…] schorsing en andere disciplinaire of arbeidsrechtelijke maatregelen, ontslag op staande voet daarvan niet uitgezonderd.”
Overtreding van artikel 3: verbod op gebruik van voorwetenschap[…] kan een misdrijf opleveren […]
1.4.Op 25 oktober 2011 is [verweerder] door de FIOD aangehouden op verdenking van handel met voorwetenschap, in april 2009 gepleegd, en is er bij hem huiszoeking gedaan. Na twee dagen in voorlopige hechtenis te hebben doorgebracht, is [verweerder] heen gezonden.
1.5.Bij brief van dezelfde datum heeft ABN-Amro [verweerder] bericht dat zijn salaris werd opgeschort en dat hij aansluitend op zijn vrijlating geschorst werd. Daarnaast werd [verweerder] verzocht cq gesommeerd om direct na de vrijlating contact op te nemen met de afdeling Security & Intelligence Management (Verder SIM) om een verklaring af te leggen en alle stukken (waaronder de processen-verbaal) ter inzage te geven.
1.6.De brief stelt:
“Wij wijzen u er op dat indien u zich aan het bovenstaande niet houdt, u ons niet alle nodige informatie verschaft of u geen direct gevolg geeft aan onze (overigens) redelijke verzoeken, dan wel voldoende is komen vast te staan dat u zich schuldig hebt gemaakt aan het […] u ernstig rekening dient te houden met een ontslag op staande voet”.
1.7.Direct na zijn vrijlating heeft [verweerder] met SIM contact opgenomen. Op 31 oktober 2011 heeft hij bij SIM een verklaring afgelegd. De verklaring is in de procedure gebracht. Uit de verklaring blijkt dat de verdenking betrekking heeft op handel van [verweerder] in het aandeel AND, waarover hij informatie zou hebben gekregen van een collega, mevrouw [naam collega].
1.8.Op 21 december 2011 is [verweerder] voor de tweede keer door SIM verhoord. Ook die verklaring is in de procedure gebracht. Aansluitend heeft [verweerder] een paniekaanval gekregen en zich arbeidsongeschikt gemeld.
1.9.Op 27 januari 2012 heeft SIM zijn (eind-) onderzoeksrapport aan ABN-Amro gestuurd; ook dat rapport is in de procedure gebracht. SIM concludeert dat het aannemelijk is (maar niet onomstotelijk is vastgesteld) dat de beschuldigingen van de FIOD richting [naam collega] en [verweerder] gegrond zijn.
1.10.Het onderzoek van de FIOD jegens [verweerder] is niet afgerond; [verweerder] heeft (nog) geen kennisgeving van geen verdere vervolging gekregen.
1.11.Per 5 maart 2012 is [verweerder] arbeidsgeschikt geacht door de bedrijfsarts. [verweerder] bleef geschorst.
1.12.Zowel met betrekking tot de arbeidsovereenkomst van mevrouw [naam collega] als met die van [verweerder] heeft ABN-Amro ontbinding gevraagd; of in die procedure al een beslissing is genomen, is de kantonrechter niet bekend.