ECLI:NL:RBAMS:2012:BW6669

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
464551 / HA ZA 10-2283 eindvonnis 14 maart 2012
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigde betaling in verband met koopovereenkomst van Rolex-horloges

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 maart 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Driesprong Participaties B.V. en een gedaagde. De kern van het geschil betrof de vraag of er een overeenkomst tot koop van twee Rolex-horloges tot stand was gekomen via advertenties op Marktplaats.nl. Driesprong, de eiseres, stelde dat de gedaagde geen horloges te koop had aangeboden en dat de betaling van € 19.500,- onverschuldigd was. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis geoordeeld dat er geen rechtsgrond voor de betaling was, maar heeft partijen de gelegenheid gegeven hun stellingen aan te passen.

Na de heroverweging van de zaak heeft Driesprong betoogd dat de door de gedaagde overgelegde advertenties niet bestonden en dat de gedaagde niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op een koopovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling dat er een koopovereenkomst was, te onderbouwen. De e-mail die de gedaagde als bewijs aanvoerde, werd door Driesprong als vals bestempeld, en de rechtbank heeft deze conclusie overgenomen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de betaling door Driesprong onverschuldigd was en heeft de vordering van Driesprong toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld om het bedrag van € 19.500,- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en werd ook in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken en de verantwoordelijkheden van partijen in het kader van koopovereenkomsten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, enkelvoudige kamer
zaaknummer / rolnummer: 464551 / HA ZA 10-2283
Vonnis van 14 maart 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DRIESPRONG PARTICIPATIES B.V.,
gevestigd te Loosdrecht,
eiseres,
advocaat mr. W.J.M. Sprengers,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. G.M. Haring.
Partijen worden hierna Driesprong en [gedaagde] genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 maart 2011 (hierna: het tussenvonnis), waarin partijen in de gelegenheid zijn gesteld om hun stellingen en vorderingen desgewenst aan te passen in het licht van dat vonnis,
- de akte van 11 mei 2011 houdende toelichting en eiswijziging aan de zijde van Driesprong, met producties,
- de akte van 8 juni 2011 tot overlegging productie, tevens aanvulling bewijsaanbod, tevens aanvulling van eis, aan de zijde van Driesprong, met producties,
- de antwoordakte van 6 juli 2011 aan de zijde van [gedaagde],
- het proces-verbaal van de pleidooien, gehouden op 19 december 2011, met de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De nadere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis is overwogen dat tussen partijen een overeenkomst tot verkoop van twee horloges tot stand is gekomen en dat de – op onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking gebaseerde – vordering van Driesprong in beginsel moet worden afgewezen. In het belang van een goede procesvoering zijn partijen in de gelegenheid gesteld om hun stellingen en vorderingen desgewenst aan te passen in het licht van dat vonnis.
2.2. Driesprong heeft vervolgens gesteld dat (uit mededelingen van Marktplaats.nl blijkt dat) de door [gedaagde] aangevoerde advertentienummers in de systemen van Marktplaats.nl advertenties betreffen voor een meisjesjas en een zoomlens, derhalve niet de door [gedaagde] aangevoerde horloges. Hieraan heeft Driesprong de conclusie verbonden dat [gedaagde] de twee horloges (voor zover deze al hebben bestaan) niet ten verkoop heeft aangeboden en dat [gedaagde] daarom niet gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat een koopovereenkomst tussen partijen tot stand was gekomen. Daarom heeft Driesprong verzocht het tussenvonnis te heroverwegen en haar vordering op grond van onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking alsnog toe te wijzen.
Na eiswijziging heeft Driesprong primair gevorderd [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan haar € 19.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2010, de buitengerechtelijke kosten en de kosten van het geding, met inbegrip van de nakosten.
2.3. [gedaagde] heeft zich hiertegenover beroepen op een door hem overgelegde e-mail van 11 januari 2011, die volgens hem door [E] van Marktplaats.nl aan zijn advocaat mr. Haring per e-mail, haring@boogertharing.nl, is toegestuurd. Uit deze e-mail kan volgens [gedaagde] worden afgeleid dat de door hem geplaatste advertenties niet meer in de systemen van Marktplaats.nl te vinden zijn omdat een migratie van databases bij Marktplaats.nl niet vlekkeloos is verlopen.
2.4. In antwoord hierop heeft Driesprong een brief overgelegd van [F], procuratiehouder van Marktplaats B.V. In deze brief staat het volgende:
(…)
- Het in de e-mail [van 11 januari 2011, rechtbank] genoemde e-mailadres (haring@boogertharing.nl) is niet terug te vinden in ons e-mail systeem.
- Het in de e-mail [van 11 januari 2011, rechtbank] genoemde referentienummer (110111-000584) is wel terug te vinden in ons e-mail systeem, maar betreft correspondentie met een gebruiker die niet het genoemde e-mailadres heeft. Bovendien betreft de correspondentie een ander onderwerp.
- De werknemer die de betreffende e-mail zou hebben verzonden namens Marktplaats, was niet aan het werk op de genoemde datum en tijdstip.
(…).
Hieraan heeft Driesprong de conclusie verbonden dat de door [gedaagde] overgelegde e-mail van 11 januari 2011 valselijk is opgemaakt en niet door Marktplaats.nl is verzonden.
2.5. [gedaagde] voert daartegen slechts aan dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat de e-mail van 11 januari 2011 onjuist is of dat sprake is van een vervalsing.
2.6. De stand in het debat tussen partijen is gelet op het voorgaande als volgt:
- Driesprong stelt gemotiveerd dat een rechtsgrond voor haar betaling aan [gedaagde] ontbreekt,
- [gedaagde] betwist deze stelling en voert daartoe aan dat een koopovereenkomst is gesloten; hij voert in dit kader aan dat hij de horloges door middel van advertenties op Marktplaats.nl ten verkoop heeft aangeboden,
- Driesprong betoogt gemotiveerd dat deze advertenties niet op Marktplaats.nl zijn geplaatst, waaraan zij de conclusie verbindt dat [gedaagde] de horloges niet ten verkoop heeft aangeboden,
- [gedaagde] betwist dit betoog en handhaaft zijn verweer.
Bij deze stand van zaken kan niet anders worden geoordeeld dan dat het verweer van [gedaagde] – en in het bijzonder zijn betwisting van de stelling dat een rechtsgrond voor de betaling ontbreekt – tegenover de stellingen van Driesprong onvoldoende is toegelicht.
[gedaagde] is immers niet ingegaan op het door Driesprong overgelegde bericht van [F] en hij heeft de inhoud daarvan niet weersproken. Daarom moet worden aangenomen dat de e-mail van 11 januari 2011 valselijk is opgemaakt en niet door Marktplaats.nl is verzonden. Deze e-mail levert dan ook geen gemotiveerde betwisting op van de stelling van Driesprong dat de door [gedaagde] genoemde advertentienummers advertenties voor een meisjesjas en een zoomlens betreffen. Deze stelling is, nu niets anders ter betwisting daarvan is aangevoerd, onvoldoende weersproken. Dit betekent dat de volgende stelling van Driesprong, dat [gedaagde] de twee horloges (voor zover deze al hebben bestaan) niet ten verkoop heeft aangeboden, eveneens onvoldoende is weersproken; [gedaagde] heeft immers ter toelichting van het door hem gestelde aanbod uitsluitend een beroep gedaan op die advertentienummers. Daarom moet als ten processe vaststaand worden aangenomen dat [gedaagde] de horloges niet (op de door hem gestelde wijze) ten verkoop heeft aangeboden. Hieruit volgt dat [gedaagde] ondanks de door hem ontvangen betaling niet gerechtvaardigd erop heeft mogen vertrouwen dat Driesprong met hem een overeenkomst tot koop en verkoop van die horloges heeft willen aangaan. [gedaagde] heeft voor die betaling geen andere rechtsgrond aangereikt (dan de gestelde verkoop van de horloges).
De slotsom is dat Driesprong de betaling onverschuldigd heeft verricht.
2.7. Het voorgaande betekent dat, indien eindvonnis zou worden gewezen op de grondslag van het tussenvonnis, sprake zou zijn van een onaanvaardbare feitelijke of juridische misslag. Immers, in dat geval zou tot uitgangspunt worden genomen dat tussen partijen een overeenkomst tot koop en verkoop van de twee horloges tot stand is gekomen, terwijl na het tussenvonnis uit al het voorgaande duidelijk is geworden dat een dergelijke overeenkomst niet kan worden aangenomen. Daarom zal, in afwijking van het tussenvonnis en gelet op al het voorgaande, het beroep van Driesprong op onverschuldigde betaling alsnog worden gehonoreerd.
2.8. De primaire vordering van Driesprong zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is op zichzelf niet bestreden en zal zoals gevorderd worden toegewezen vanaf 28 januari 2010.
2.9. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, tot op heden aan de zijde van Driesprong begroot op € 244,- voor vast recht, € 206,- voor vast recht (beslag), € 73,89 voor exploot dagvaarding, € 237,67 voor advertentiekosten dagvaarding, € 552,46 voor exploten beslaglegging (€ 62,56 x 3 + € 154,87 + € 209,91), € 2.034,- (4,5 punten x tarief € 452,-) voor salaris advocaat en € 904,- (2 punten x tarief € 452,-) voor salaris advocaat (beslagen), derhalve in totaal € 4.252,02. De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
2.10. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen nu niet voldoende is toegelicht dat en waarom deze kosten zijn gemaakt voor werkzaamheden die niet behoren tot de verrichtingen waarvoor de kosten in de zin van de artikelen 237 en verder van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een vergoeding plegen in te sluiten.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan Driesprong € 19.500,- (negentienduizendvijfhonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2010 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Driesprong begroot op € 4.252,02, vermeerderd met de nakosten van € 131,- indien betekening van dit vonnis niet plaatsvindt, dan wel € 199,- indien betekening van dit vonnis wel plaatsvindt,
3.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes, lid van genoemde kamer, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2012.?