vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 475371 / HA ZA 10-3659
de rechtspersoon naar buitenlands recht
LAW DEBENTURE TRUST COMPANY OF NEW YORK,
gevestigd te New York,
eiseres,
advocaat mr. A.A.H.J. Huizing te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam.
Partijen worden hierna Law Debenture en [X] genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 november 2010, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek, met één productie,
- de akte uitlating producties van Law Debenture van 1 juni 2011,
- het proces-verbaal van het pleidooi van 17 november 2011 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Law Debenture is een trust company, die diverse beheers- en trustgerelateerde diensten verleent aan ondernemingen. Als onderdeel van haar dienstverlening treedt zij ten behoeve van geldverstrekkers op als zogenaamde agent bij financieringen.
2.2. [X] is producent, importeur en exporteur van kip-, vlees-, en visproducten.
2.3. [X] heeft meerdere malen diepgevroren kippenvlees ingekocht bij het in Brazilië gevestigde Diplomata S.A. Industrial E Commercial (hierna: Diplomata).
2.4. Op 31 juli 2007 is Diplomata een Secured Export Prepayment Agreement aangegaan met een groep geldverstrekkers ter voorfinanciering van omzetten, door Diplomat te behalen uit de export van haar producten (hierna: de financieringsovereenkomst). Law Debenture is bij de financieringsovereenkomst opgetreden als collateral agent en als adminstrative agent, die onder meer verantwoordelijk is voor het beheer van de zekerheden die Diplomata uit hoofde van de financieringsovereenkomst aan haar geldverstrekkers heeft verstrekt. In de financieringsovereenkomst is bedongen dat Diplomata een aantal met naam genoemde afnemers, waaronder [X], zou verzoeken om betalingen voor door Diplomata aan hen geleverde producten aan Law Debenture te verrichten.
2.5. Op 18 juli 2007 heeft Diplomata aan [X] een document toegezonden met de titel Irrevocable Payment Instructions (hierna: de betalingsinstructie) en de volgende inhoud:
“Please make payment of all sums payable by you or any of your affiliates in respect of purchases of product from us or any of our affiliates to the account of Law Debenture Trust Company of New York with Citibank N.A., account number [rekeningnummer], ABA No. [ABA nummer], Ref. Diplomata Collateral Account 83895. We have pledged receivables and collections arising from such sales to Law Debenture Trust Company of New York as collateral agent as security for a financing transaction. This instruction may be revoked only by the written instruction given by Law Debenture Trust Company of New York.”
De tekst van de betalingsinstructie is door Diplomata aan [X] en diverse andere afnemers toegezonden.
2.6. Op 20 juli 2007 heeft [X] dit document namens [X] voor akkoord getekend en aan Diplomata teruggezonden.
2.7. Na 20 juli 2007 heeft [X] meerdere malen diepgevroren kippenvlees ingekocht bij Diplomata en de daarvoor verschuldigde koopsommen aan Diplomata voldaan.
3. Het geschil
3.1. Law Debenture vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
i. [X] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis een bedrag aan haar te betalen van USD 3.511.408,35, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf de respectieve factuurdata,
ii. [X] veroordeelt tot het nakomen van haar verplichtingen ingevolge de betalinginstructie,
iii. [X] veroordeelt aan haar te betalen al hetgeen [X] aan Diplomata verschuldigd zal blijken te zijn uit hoofde van door Diplomata na 20 juli 2007 verrichte leveringen, zonodig op te maken bij staat en verminderd met hetgeen zij uit hoofde van het gevorderde onder (i) zal moeten betalen,
iv. [X] verbiedt enige betaling aan Diplomata te doen met betrekking tot de koop van producten van Diplomata of aan Diplomata gelieerde vennootschappen, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 100.000,- voor elke overtreding, en
v. [X] veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2. [X] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Law Debenture in de kosten van het geding, inclusief nakosten.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Bevoegdheid
4.1. De Nederlandse rechter is op grond van artikel 2 EEX-Verordening bevoegd van de onderhavige vorderingen kennis te nemen, nu [X] in Nederland is gevestigd.
4.2. Law Debenture betoogt primair dat de betalingsinstructie kwalificeert als overeenkomst tussen Diplomata en [X] met de strekking van een derdenbeding ten behoeve van Law Debenture, dat een vorderingsrecht van Law Debenture op [X] schept. [X] heeft, door na 20 juli 2007 de koopsommen voor ingekochte producten aan Diplomata te betalen, niet bevrijdend betaald, en dient deze alsnog aan Law Debenture te voldoen.
4.3. [X] voert meerdere verweren aan tegen dit betoog. Een van die verweren is dat de betalingsinstructie, als deze al zou kwalificeren als derdenbeding, geen betrekking heeft op vorderingen die uit na 20 juli 2007 gesloten overeenkomsten voortvloeien en aldus bij het aangaan van de betalingsinstructie ‘toekomstig’ waren.
4.4. De door Law Debenture aangevoerde primaire grondslag en het door [X] gevoerde verweer dienen, zoals partijen ook betogen, te worden beoordeeld naar Nederlands recht. Dit volgt uit artikel 4 lid 1 en 2 EEG-Overeenkomstenverdrag 1980 (EVO). De betalingsinstructie kwalificeert - daar zijn partijen het wel over eens - als overeenkomst tussen Diplomata en [X], waarin [X] de partij is die de kenmerkende prestatie dient te verrichten, namelijk betalen aan Law Debenture in plaats van aan Diplomata. Nu [X] in Nederland is gevestigd, is het Nederlandse recht het toepasselijke recht.
4.5. Daarmee komt het aan op de zin die partijen onder de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de betalingsinstructie mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
De betalingsinstructie heeft betrekking op all sums payable by you or any of your affiliates in respect of purchases of product from us or any of our affiliates. Deze tekst kan op zichzelf zowel op de door [X] voorgestane wijze (bestaande - dat wil zeggen alle op 20 juli 2007 openstaande - vorderingen) als op de door Law Debenture voorgestane wijze (die vorderingen, plus alle vorderingen die in de toekomst zullen ontstaan) worden uitgelegd. “All sums payable” kan zowel betekenen “ per heden” als “per heden en in de toekomst”. De verdere (korte) tekst van de betalingsinstructie verschaft geen duidelijkheid over wat er wordt bedoeld.
4.6. De rechtbank is van oordeel dat [X] onder de gegeven omstandigheden er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat de betalingsinstructie slechts betrekking had op bestaande vorderingen. In de eerste plaats is de door [X] voorgestane uitleg logischer dan de door Law Debenture voorgestane uitleg. Waar in een dergelijke formele instructie niet expliciet wordt gesteld dat deze ook op toekomstige vorderingen betrekking heeft, ligt niet voor de hand om aan te nemen dat deze toch impliciet zijn inbegrepen. Betalingsinstructies als de onderhavige plegen immers duidelijk en expliciet te zijn. Als de bedoeling was dat de instructie ook op toekomstige vorderingen betrekking zou hebben, zou het in de lijn der verwachting hebben gelegen dat dit was geëxpliceerd (bijvoorbeeld door in plaats van “all sums payable” te spreken van “all sums that are or will become payable” of door toevoeging van “now or in the future”). Dit klemt te meer nu [X] een zwaarwegend belang heeft voor het door haar gekochte bevrijdend te betalen en niet betrokken te raken bij eventuele geschillen tussen Diplomata en haar bank, met het risico dat zij wordt genoodzaakt om nogmaals te betalen. Belangrijker nog, [X] heeft onbetwist gesteld dat zij en Diplomata op ad hoc basis zaken deden. Er was niet eens een raamovereenkomst, laat staan een overeenkomst die Diplomata verplichtte tot periodieke leveringen en [X] tot periodieke betalingen. Op 20 juli 2007 was daarmee niet duidelijk of er wel sprake zou zijn van bestellingen en vorderingen in de toekomst. Daarmee was er voor [X] reden te minder om te veronderstellen dat eventuele toekomstige vorderingen toch inbegrepen waren onder het begrip “all sums payable”. Last but not least heeft [X] onbetwist gesteld dat Diplomata haar desgevraagd heeft laten weten dat als [X] nieuwe zaken zou gaan doen met Diplomata, zij iedere keer een nieuwe instructie zou krijgen over hoe te betalen. Als het gaat om de uitleg van de betreffende betalingsinstructie - een overeenkomst tussen Diplomata en [X] - mag [X] ook waarde hechten aan de toelichting die Diplomata daarop geeft.
[X] stelt onweersproken dat het gevorderde betrekking heeft op vorderingen die (a) op 20 juli 2007 niet openstonden en (b) voortvloeien uit overeenkomsten, die daarna tussen haar en Diplomata zijn aangegaan. Dit betekent, gelet op het voorgaande, dat het primaire betoog van Law Debenture ongegrond is.
4.7. Alle overige verweren van [X] tegen de primaire grondslag van het door Law Debenture gevorderde kunnen, gelet op het voorgaande, buiten beschouwing blijven.
4.8. Subsidiair betoogt Law Debenture dat [X] in de betalingsinstructie is gewezen op het bestaan van een zekerheidsrecht ten gunste van Law Debenture op alle vorderingen van Diplomata op haar afnemers, en dat [X] in weerwil van dit zekerheidsrecht betalingen aan Diplomata heeft verricht. Daarmee, aldus Law Debenture, heeft zij niet bevrijdend betaald.
4.9. Hiervoor is al vastgesteld dat [X] niet hoefde te begrijpen dat de betalingsinstructie (mede) betrekking had op toekomstige vorderingen. Er kan dus evenmin van worden uitgegaan dat zij de betalingsinstructie moest opvatten (zoals Law Debenture subsidiair betoogt) als een mededeling van een bestaand of nog te vestigen zekerheidsrecht op toekomstige vorderingen van Diplomata, welk zekerheidsrecht meebracht dat [X], als zij in de toekomst weer zaken zou doen met Diplomata, slechts bevrijdend zou kunnen betalen aan Law Debenture. Het subsidiaire betoog van Law Debenture veronderstelt dat mededeling van het zekerheidsrecht aan de debiteur voorwaarde is om tot het oordeel te komen dat de debiteur niet bevrijdend heeft betaald. Bij gebreke van een dergelijke mededeling ten aanzien van toekomstige vorderingen, faalt haar betoog dus. Het verdere partijdebat over het zekerheidsrecht, waaronder de discussie om wat voor zekerheidsrecht het gaat en naar welk recht dit zekerheidsrecht is gevestigd en moet worden beoordeeld, kan dan ook buiten beschouwing blijven.
4.10. Meer subsidiair stelt Law Debenture dat [X] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door na ontvangst en ondertekening van de betalingsinstructie betalingen aan Diplomata te verrichten, omdat geconcludeerd moet worden dat zij met Diplomata afwijkende betalingsafspraken heeft gemaakt, dan wel stelselmatig vorderingen heeft betaald aan een schuldeiser in de wetenschap dat deze aan een derde zijn verpand. [X] betwist dit.
4.11. Deze grondslag wordt, zoals Law Debenture aanvoert en [X] niet betwist, beheerst door Nederlands recht.
4.12. Uit hetgeen hiervoor al is overwogen volgt dat Law Debenture tegenover de betwisting door [X] onvoldoende heeft gesteld voor de conclusie dat [X] op de hoogte was van een verpanding van toekomstige vorderingen, laat staan voor de conclusie dat [X] opzettelijk betalingsafspraken heeft gemaakt die in strijd waren met voor haar kenbare verplichtingen van Diplomata jegens Law Debenture met betrekking tot toekomstige vorderingen. Ook deze grondslag faalt.
4.13. Nu alle daarvoor aangevoerde grondslagen falen, moeten de vorderingen van Law Debenture worden afgewezen.
4.14. Law Debenture zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [X] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 3.490,-
- salaris advocaat € 12.844,- (4 punten × tarief € 3.211,-)
Totaal € 16.334,-
De gevorderde nakosten worden, voor zover deze nu al kunnen worden begroot, op de hierna vermelde wijze toegewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Law Debenture in de kosten van het geding, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 16.334,-,
5.3. begroot de na het wijzen van dit vonnis door [X] te maken kosten op € 131,- aan salaris advocaat, en bepaalt dat dit bedrag, indien Law Debenture niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis zal hebben voldaan en het vonnis vervolgens zal worden betekend, wordt vermeerderd met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de kosten van betekening van het vonnis,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, mr. L.S. Frakes en mr. N.A.J. Purcell en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2012.?