ECLI:NL:RBAMS:2012:BW6423

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
483584 / HA ZA 11-594 vonnis incidenten
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en verzoek aanhouding in de zaak VEB tegen Ageas N.V. en anderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 mei 2012 uitspraak gedaan in een bevoegdheidsincident en een verzoek tot aanhouding in de procedure tussen de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) en Ageas N.V. en andere gedaagden. De rechtbank oordeelde dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen van de VEB tegen Ageas N.V. en Ageas SA/NV, evenals tegen een aantal andere gedaagden, waaronder Merrill Lynch en Fortis Bank SA/NV. De rechtbank stelde vast dat er een nauwe band bestond tussen de vorderingen, wat een gelijktijdige behandeling rechtvaardigde om onverenigbare beslissingen te voorkomen. Het verzoek om aanhouding van de procedure in afwachting van een vergelijkbare Belgische procedure werd afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat de termijn voor de Belgische procedure onduidelijk was en dat aanhouding niet gerechtvaardigd kon worden in het licht van het recht op een behandeling binnen een redelijke termijn, zoals gewaarborgd door artikel 6 EVRM. De rechtbank wees ook het verzoek om tussentijds hoger beroep af, en bepaalde dat de kosten van de incidenten voor de in het ongelijk gestelde partijen zouden komen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 483584 / HA ZA 11-594
Vonnis in incidenten van 23 mei 2012
in de zaak van
de vereniging
VERENIGING VEB NCVB,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
e i s e r e s in de hoofdzaak, v e r w e e r s t e r in de incidenten,
advocaat mr. J.M.K.P. Cornegoor te Amsterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
AGEAS N.V.,
gevestigd te Utrecht,
g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r e s in een incident,
advocaat mr. H.J. de Kluiver te Amsterdam,
2. de vennootschap naar het recht van het Koninkrijk België
AGEAS SA/NV,
gevestigd te Brussel (België),
g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r e s in een incident,
advocaat mr. H.J. de Kluiver te Amsterdam,
3. de rechtspersoon naar het recht van Verenigd Koninkrijk
MERRILL LYNCH INTERNATIONAL LTD.,
kantoorhoudende te Londen (Verenigd Koninkrijk),
g e d a a g d e in de hoofdzaak,
advocaat mr. J.F. Ouwehand te Amsterdam,
4. de vennootschap naar het recht van het Koninkrijk België
FORTIS BANK SA/NV,
gevestigd te Brussel (België),
g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r e s in een incident,
advocaat mr. R. van de Klashorst te Den Haag,
5. de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
g e d a a g d e in de hoofdzaak,
advocaat mr. M.A. Blom te Amsterdam,
6. de coöperatie met beperkte aansprakelijkheid
COOPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BOERENLEENBANK B.A.,
gevestigd te Amsterdam,
g e d a a g d e in de hoofdzaak,
advocaat mr. A.R.J. Croiset van Uchelen te Amsterdam,
7. de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
FOX-PITT, KELTON LTD.,
kantoorhoudende te Londen (Verenigd Koninkrijk),
g e d a a g d e in de hoofdzaak,
advocaat mr. R.P.J.L. Tjittes te Den Haag,
8. [gedaagde sub 8],
wonende te [woonplaats] (België),
g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r in twee incidenten,
advocaat mr. A.F.J.A. Leijten te Amsterdam,
9. [gedaagde sub 9],
wonende te [woonplaats] (België),
g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r in twee incidenten,
advocaat mr. P.D. Olden te Amsterdam,
10. [gedaagde sub 10],
wonende te [woonplaats] (België),
g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r in een incident,
advocaat mr. P.J. van der Korst te Amsterdam,
11. [gedaagde sub 11],
wonende te [woonplaats] (België),
g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r in een incident,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
12. [gedaagde sub 12],
wonende te [woonplaats] (België),
g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r in een incident,
advocaat mr. W.W. de Nijs Bik te Amsterdam,
13. [gedaagde sub 13],
wonende te [woonplaats] (België),
g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r in een incident,
advocaat mr. R.W. Polak te Amsterdam,
14. [gedaagde sub 14],
wonende te [woonplaats] (België),
g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r in een incident,
advocaat mr. J.J. van Hees te Amsterdam,
15. [gedaagde sub 15],
wonende te [woonplaats],
g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r in twee incidenten,
advocaat mr. Y. Borrius te Amsterdam.
Partijen zullen hierna VEB, Ageas N.V., Ageas SA/NV, Merrill Lynch, Fortis Bank SA/NV, ING Bank, Rabobank, Fox-Pitt Kelton, [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13], [gedaagde sub 14] en [gedaagde sub 15] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de gelijkluidende dagvaardingen;
- de akte overlegging producties;
- de incidentele conclusie tot aanhouding wegens samenhang (artikel 28 EEX-Vo), met producties, van Ageas N.V. en Ageas SA/NV;
- de incidentele conclusie houdende verweer van onbevoegdheid ex artikel 11 Rv, met producties, van Fortis Bank SA/NV;
- de incidentele conclusie strekkende tot aanhouding wegens samenhang (art. 28 EEX-Vo) en oproeping in vrijwaring, met een productie, van [gedaagde sub 8];
- de incidentele conclusie strekkende tot aanhouding wegens samenhang tevens incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met een productie, van [gedaagde sub 9];
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring ex art. 2 sub 1 EEX-Verordening, met producties, van [gedaagde sub 10];
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring ex art. 2 sub 1 EEX-Verordening, met een productie, van [gedaagde sub 11];
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring en – voorwaardelijk – tot aanhouding wegens samenhang, met een productie, van [gedaagde sub 12];
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, met producties, van [gedaagde sub 13];
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring ex artikel 2 sub 1 EEX-Verordening, van [gedaagde sub 14];
- de incidentele conclusie tot aanhouding wegens samenhang, tevens incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, van [gedaagde sub 15];
- de incidentele conclusie van antwoord, met producties;
- het op 11 april 2012 gehouden pleidooi, het daarvan opgemaakte proces-verbaal en de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Inleiding
2.1. Uit de tot dusverre in het geding gebrachte stukken en de tot dusverre betrokken stellingen en gevoerde verweren blijkt het volgende.
2.2. Ageas N.V. en Ageas SA/NV heetten voorheen Fortis N.V. respectievelijk Fortis SA/NV.
2.3. In 2007 stonden Fortis N.V. en Fortis SA/NV gezamenlijk aan het hoofd van een groep van vennootschappen die in België, Luxemburg en Nederland het bank- en verzekeringsbedrijf uitoefende. Fortis Bank SA/NV was een van die groepsvennootschappen.
2.4. Het aandeel Fortis N.V. en het aandeel Fortis SA/NV waren genoteerd aan de beurzen te Amsterdam en Brussel (België). Zij waren met elkaar verbonden in die zin dat een aandeel Fortis N.V. uitsluitend kon worden gekocht en verkocht in combinatie met een aandeel Fortis SA/NV en vice versa.
2.5. Ingevolge de statuten van Fortis N.V. en Fortis SA/NV bestonden hun Raden van Bestuur uit dezelfde personen.
2.6. Een door de Raden van Bestuur opgesteld Fortis Governance Statement voorzag in een Executive Committee (hierna: ExCo), bestaande uit de Chief Executive Officer (CEO) van Fortis N.V. en Fortis SA/NV als voorzitter en personen met een uitvoerende managementfunctie in de Fortis-groep als leden.
2.7. In september 2007 hebben Fortis N.V. en Fortis SA/NV gezamenlijk een prospectus, gedateerd 20 september 2007, uitgegeven (hierna: het Prospectus). Daarbij zijn nieuwe aandelen Fortis N.V. en Fortis SA/NV aangeboden, bedoeld “to finance a portion of the contribution to be made by Fortis to the consideration payable by RFS Holdings B.V. in connection with its offer for the securities of ABN AMRO Holding N.V.” Het Prospectus vermeldt als Joint Global Coordinator and Sole Bookrunner Merrill Lynch, als Joint Global Coordinator and Co-Bookrunner Fortis Bank SA/NV en als Joint-Lead Managers ING Bank, Rabobank en Fox-Pitt Kelton.
2.8.1. [gedaagde sub 8] was tot en met 28 september 2008 voorzitter van de Raad van Bestuur van Fortis N.V. en van de Raad van Bestuur van Fortis SA/NV.
2.8.2. [gedaagde sub 9] was tot 11 juli 2008 als CEO lid van de Raden van Bestuur en voorzitter van het ExCo.
2.8.3. [gedaagde sub 10] was tot 11 juli 2008 Deputy CEO en lid van het ExCo. Per die datum volgde hij [gedaagde sub 9] op als (interim) CEO. Door medische oorzaken oefende hij die functie vanaf 20 september 2008 feitelijk niet meer uit.
2.8.4. [gedaagde sub 11] was tot 26 september 2008 CEO Merchant & Private Banking en lid van het ExCo. Per die datum volgde hij feitelijk [gedaagde sub 10] op als CEO.
2.8.5. [gedaagde sub 12] was tot 1 januari 2008 Chief Financial Officer en sedertdien, tot 1 augustus 2008, Chief Financial Risk and General Counsel. In beide functies was hij ook lid van het ExCo.
2.8.6. [gedaagde sub 13] was tot 1 januari 2008 Chief Investment Officer en lid van het ExCo.
2.8.7. [gedaagde sub 14] was tot 1 november 2007 uitvoerend bestuurder bij Fortis Bank SA/NV, Chief Risk Officer en lid van het ExCo.
2.8.8. [gedaagde sub 15] was tot 3 oktober 2008 Chief Strategy Officer en lid van het ExCo.
2.9. In oktober 2008 hebben de Belgische, Luxemburgse en Nederlandse overheden grote delen van het door de Fortis-groep uitgeoefende bank- en verzekeringsbedrijf overgenomen.
2.10. Bij dagvaarding van 13 januari 2010 hebben Deminor International bvba en een groot aantal andere personen Fortis SA/NV (thans: Ageas SA/NV) voor de Rechtbank van Koophandel te Brussel (België) gedaagd.
2.11. De procedure bij de Rechtbank van Koophandel is aangehouden vanwege een in Brussel in gang gezet strafonderzoek. Indien het strafonderzoek wordt afgesloten zonder vervolging, dan zal de civiele procedure worden voortgezet. In een eventuele strafrechtelijke procedure kunnen civiele partijen zich als benadeelden voegen.
3. De hoofdzaak
3.1. VEB vordert dat de rechtbank bij vonnis voor recht verklaart:
(1.1) dat de alinea’s in het Prospectus die handelen over de blootstelling van Fortis aan de subprime crisis en haar liquiditeitspositie misleidend zijn in de zin van artikel 6:194 (oud) BW;
(1.2) dat Fortis N.V. en Fortis SA/NV door het uitgeven van de Trading Update van 21 september 2007 artikel 5:59 lid 1 (oud) Wft en artikel 5:58 lid 1 onder (d) Wft hebben geschonden;
(1.3) dat Fortis N.V. en Fortis SA/NV door geen melding te maken van de waardevermindering van hun subprime portefeuilles in de periode tot en met 9 oktober 2008 artikel 5:23 Wft hebben geschonden;
(1.4) dat Fortis N.V. en Fortis SA/NV artikel 5:59 lid 1 (oud) Wft hebben geschonden door niet eerder melding te maken van de condities van de verkoop van HBU;
(1.5) dat Fortis N.V. en Fortis SA/NV artikel 5:59 lid 1 (oud) Wft hebben geschonden door niet eerder melding te maken van het feit dat de transactie met [X] geen doorgang zou vinden;
(1.6) dat Fortis N.V. en Fortis SA/NV met elk van de mededelingen in de periode van 13 mei tot 10 juni 2008 die zijn beschreven in paragraaf 86 van de dagvaarding artikel 5:58 lid 1 onder (d) Wft hebben geschonden;
(1.7) dat Fortis N.V. en Fortis SA/NV artikel 5:59 lid 1 (oud) Wft hebben geschonden door in juni 2008 niet eerder melding te maken van hun besluit over te gaan tot een emissie van aandelen en tot het schrappen van interim dividend;
(1.8) dat Fortis N.V. en Fortis SA/NV met hun persbericht van 26 september 2008 en tijdens de persconferentie en conference call van diezelfde datum artikel 5:58 lid 1 onder (d) Wft hebben geschonden;
(1.9) dat Fortis N.V. en Fortis SA/NV artikel 5:59 lid 1 (oud) Wft hebben geschonden door niet eerder melding te maken van de afschrijvingen als waarvan zij op 29 september 2008 melding hebben gemaakt, voor zover die afschrijvingen niet werden veroorzaakt door de transactie met de Benelux-overheden die de voorgaande dag was gesloten;
(2.1) dat de publicatie van het Prospectus een onrechtmatige daad vormt van elk van gedaagden jegens een ieder die in de periode vanaf 24 september 2007 tot 3 oktober 2008 aandelen Fortis heeft verworven;
(2.2) dat de onder (1.2) bedoelde schending een onrechtmatige daad vormt van Fortis N.V. en van Fortis SA/NV en van ieder van [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13], [gedaagde sub 14] en [gedaagde sub 15] jegens een ieder die in de periode vanaf 21 september 2007 tot 3 oktober 2008 aandelen Fortis heeft verworven;
(2.3) dat de onder (1.3) bedoelde schending een onrechtmatige daad vormt van Fortis N.V. en Fortis SA/NV en van ieder van [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13], [gedaagde sub 14] en [gedaagde sub 15] jegens een ieder die in de periode vanaf 1 oktober 2007 tot 3 oktober 2008 aandelen Fortis heeft verworven;
(2.4) dat de onder (1.4) bedoelde schending een onrechtmatige daad vormt van Fortis N.V. en van Fortis SA/NV en van ieder van [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 15] jegens een ieder die in de periode vanaf 21 mei tot 4 augustus 2008 aandelen Fortis heeft verworven;
(2.5) dat de onder (1.5) bedoelde schending een onrechtmatige daad vormt van Fortis N.V. en van Fortis SA/NV en van ieder van [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 15] jegens een ieder die in de periode vanaf 19 tot 30 september 2008 aandelen Fortis heeft verworven;
(2.6) dat de onder (1.6) bedoelde schending een onrechtmatige daad vormt van Fortis N.V. en van Fortis SA/NV en van ieder van [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 15] jegens een ieder die in de periode vanaf 13 mei tot 3 oktober 2008 aandelen Fortis heeft verworven;
(2.7) dat de onder (1.7) bedoelde schending een onrechtmatige daad vormt van Fortis N.V. en van Fortis SA/NV en van ieder van [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 15] jegens een ieder die in de periode vanaf 19 tot 26 juni 2008 aandelen Fortis heeft verworven;
(2.8) dat de onder (1.8) bedoelde schending een onrechtmatige daad vormt van Fortis N.V. en van Fortis SA/NV en van ieder van [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11] en [gedaagde sub 15] jegens een ieder die in de periode vanaf 26 september tot 3 oktober 2008 aandelen Fortis heeft verworven;
(2.9) dat de onder (1.9) bedoelde schending een onrechtmatige daad vormt van Fortis N.V. en van Fortis SA/NV en van ieder van [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13], [gedaagde sub 14] en [gedaagde sub 15] jegens een ieder die in de periode van 21 september 2007 tot 3 oktober 2008 aandelen Fortis heeft verworven;
(3) dat de partijen die volgens de onder (2.1) tot en met (2.9) gevorderde verklaringen onrechtmatig hebben gehandeld, aansprakelijk zijn voor de schade die als gevolg daarvan is geleden door een ieder die aandelen Fortis heeft verworven in de periode die in de desbetreffende verklaring wordt genoemd en door de verwerving van die aandelen verlies heeft geleden;
alles met veroordeling van gedaagden, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding, onder de bepaling dat over het bedrag van de proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn vanaf twee weken na de datum van vonniswijzing tot en met de dag der algehele voldoening.
3.2.1. VEB, die optreedt op de voet van artikel 3:305a Burgerlijk Wetboek (BW), legt hieraan, zeer kort samengevat, het volgende ten grondslag.
3.2.2. Het Prospectus van 20 september 2007 ten behoeve van een aandelenemissie van 13,4 miljard EURO gaf onjuiste en/of onvolledige informatie over de toenmalige financiële positie van Fortis N.V. en Fortis SA/NV en was daarom misleidend. Daarvoor zijn in de eerste plaats Fortis N.V. en Fortis SA/NV zelf verantwoordelijk. Daarvoor zijn echter ook Merrill Lynch, Fortis Bank SA/NV, ING Bank, Rabobank en Fox-Pitt Kelton (de “Emissiebanken”) en [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13], [gedaagde sub 14] en [gedaagde sub 15] (de “Bestuurders”) verantwoordelijk.
3.2.3. Ook na de uitgifte van het Prospectus zijn beleggers onjuist en/of onvolledig geïnformeerd over de financiële positie van Fortis N.V. en Fortis SA/NV. Schematisch en chronologisch laat zich dit als volgt samenvatten.
Aanvangsdatum Tekortkoming
21 september 2007 Trading Update met daarin dezelfde misleidende informatie als in het Prospectus omtrent haar blootstelling aan de subprime crisis en haar liquiditeitsmanagement
21 september 2007 Te laat melden van afschrijvingen van circa EUR 2,5 miljard
13 mei 2008 Ten onrechte verspreiden van geruststellende verklaringen in de periode 13 mei – 10 juni 2008
21 mei 2008 Te laat melden van de condities van de overname van Hollandsche Bank-Unie N.V.
18 juni 2008 Te laat melden van het besluit tot uitgifte van aandelen in juni 2008
19 september 2008 Te laat melden van het feit dat de transactie met [X] geen doorgang zal vinden
26 september 2008 Doen van misleidende en onware mededelingen
Ter zake treft niet alleen Fortis N.V. en Fortis SA/NV zelf een verwijt, maar ook [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13], [gedaagde sub 14] en [gedaagde sub 15].
3.2.4. Als gevolg van het misleidende Prospectus en de onvoldoende nadere informatievoorziening is de koersvorming (en daardoor de prijsvorming) van het aandeel Fortis in de periode 21 september 2007 – 3 oktober 2008 onzuiver geweest. Aandeelhouders Fortis hebben daardoor schade geleden.
4. De bevoegdheidsincidenten
4.1. Fortis Bank SA/NV, [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 14] vorderen, samengevat, dat deze rechtbank zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de jegens ieder van hen ingestelde vorderingen.
4.2. De zo-even genoemde partijen beroepen zich op artikel 2 lid 1 Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo). Zij stellen dat zij, nu zij woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat (te weten België), slechts kunnen worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. De bijzondere bevoegdheden van artikel 5 sub 3 en artikel 6 sub 1 EEX-Vo zijn volgens hen in het onderhavige geval niet van toepassing.
4.3. VEB voert verweer.
4.4.1. De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.2. VEB heeft vijftien personen, die woonplaats hebben in verschillende lidstaten, voor deze rechtbank gedaagd.
4.4.3. Artikel 2 lid 1 EEX-Vo bepaalt, voor zover hier van belang, dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Fortis Bank SA/NV, [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 14] hebben woonplaats in België. Deze rechtbank kan dan ook aan artikel 2 lid 1 EEX-Vo niet de bevoegdheid ontlenen kennis te nemen van de jegens hen ingestelde vorderingen.
4.4.4. VEB beroept zich echter op artikel 5 sub 3 EEX-Vo en artikel 6 sub 1 EEX-Vo. Die bepalingen sluiten de hoofdregel van artikel 2 lid 1 EEX-Vo niet uit, maar geven – in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden – alternatieven.
Artikel 5 sub 3 EEX-Vo bepaalt, voor zover hier van belang, dat een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad in een andere lidstaat kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
Artikel 6 sub 1 EEX-Vo bepaalt dat die persoon, indien er meer dan één verweerder is, ook kan worden opgeroepen voor het gerecht van de woonplaats van een hunner, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
4.4.5. Naar het oordeel van de rechtbank is zij in elk geval op grond van artikel 6 sub 1 EEX-Vo bevoegd kennis te nemen van de jegens Fortis Bank SA/NV, [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 14] ingestelde vorderingen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.4.6. Vooropgesteld wordt dat het Hof van Justitie in zijn uitspraak van 11 oktober 2007, LJN: BC0247 (Freeport/Arnoldsson) heeft beslist dat het feit dat de tegen meerdere verweerders gerichte vorderingen een verschillende rechtsgrondslag hebben niet aan toepassing van artikel 6 sub 1 EEX-Vo in de weg staat.
4.4.7. VEB legt aan haar vorderingen, kort gezegd, ten grondslag dat aandeelhouders Fortis gedurende een jaar (grofweg lopende van de herfst van 2007 tot de herfst van 2008) van onvoldoende informatie over de toenmalige financiële positie van Fortis N.V. en Fortis SA/NV zijn voorzien. Dit betreft allereerst de informatievoorziening in het Prospectus en daarnaast de daarop volgende informatievoorziening.
4.4.8. De vorderingen van VEB richten zich in de eerste plaats tegen Ageas N.V. en Ageas SA/NV. Ageas N.V. heeft woonplaats in Utrecht, dus in Nederland. Zij heeft, gelet op artikel 110 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), niet het verweer gevoerd dat deze rechtbank niet relatief bevoegd is, zodat deze rechtbank bevoegd is kennis te nemen van de jegens Ageas N.V. ingestelde vorderingen. Dit brengt mee dat voor de toepassing van artikel 6 sub 1 EEX-Vo deze rechtbank moet worden aangemerkt als het gerecht van de woonplaats van Ageas N.V.
Ageas SA/NV, die woonplaats heeft op het grondgebied van een andere lidstaat, is verschenen zonder de bevoegdheid van deze rechtbank te betwisten. Op grond van artikel 24 EEX-Vo is deze rechtbank bevoegd kennis te nemen van de jegens Ageas SA/NV ingestelde vorderingen. Aldus is deze rechtbank bevoegd kennis te nemen van de jegens deze twee centrale gedaagden ingestelde vorderingen.
4.4.9. De op onvoldoende informatievoorziening in het Prospectus gebaseerde vorderingen van VEB richten zich mede tegen Merrill Lynch, Fortis Bank SA/NV, ING Bank, Rabobank en Fox-Pitt Kelton (de “Emissiebanken”).
ING Bank en Rabobank hebben woonplaats in Amsterdam. Zij hebben de bevoegdheid van deze rechtbank, terecht, niet betwist. Merrill Lynch en Fox-Pitt Kelton, die woonplaats hebben op het grondgebied van een andere lidstaat, zijn verschenen zonder de bevoegdheid van deze rechtbank te betwisten. Op grond van artikel 24 EEX-Vo is deze rechtbank bevoegd kennis te nemen van de jegens hen ingestelde vorderingen.
Tussen de jegens Fortis Bank SA/NV ingestelde vorderingen en de jegens de ING Bank en Rabobank ingestelde vorderingen bestaat een zo nauwe band dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Doorslaggevend is in dit verband dat Fortis Bank SA/NV, net als de overige Emissiebanken, wordt aangesproken vanwege haar betrokkenheid bij het Prospectus. In het incident kan in het midden blijven hoe ver die betrokkenheid (in absolute zin en in verhouding tot die van de overige Emissiebanken) precies ging. Dat is bij uitstek een onderwerp voor de hoofdzaak.
4.4.10. Zowel de op onvoldoende informatievoorziening in het Prospectus als de op onvoldoende informatievoorziening daarna gebaseerde vorderingen van VEB richten zich mede tegen [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13], [gedaagde sub 14] en [gedaagde sub 15] (de “Bestuurders”). [gedaagde sub 15] heeft woonplaats in Amsterdam. Hij heeft de bevoegdheid van deze rechtbank, terecht, niet betwist. Zoals overwogen in 4.4.8 geldt deze rechtbank voor de toepassing van artikel 6 sub 1 EEX-Vo ook als het gerecht van de woonplaats van Ageas N.V.
[gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 9], die woonplaats hebben op het grondgebied van een andere lidstaat, zijn verschenen zonder de bevoegdheid van deze rechtbank te betwisten. Op grond van artikel 24 EEX-Vo is deze rechtbank bevoegd kennis te nemen van de jegens hen ingestelde vorderingen.
Tussen de jegens Ageas N.V., ING Bank, Rabobank en [gedaagde sub 15] ingestelde vorderingen en de jegens [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 14] ingestelde vorderingen bestaat een zo nauwe band dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. In dit verband is het volgende van belang.
VEB spreekt (onder anderen) [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 14] aan in hun hoedanigheid van voormalig functionaris van Fortis (thans Ageas) N.V. en (thans Ageas) Fortis SA/NV. De jegens [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 14] ingestelde vorderingen hangen aldus nauw samen met de jegens Ageas N.V. en Ageas SA/NV ingestelde vorderingen. De eerstgenoemde vorderingen bouwen op de laatstgenoemde voort. Aansprakelijkheid van [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 14] is niet goed denkbaar zonder aansprakelijkheid van Ageas N.V. en Ageas SA/NV. Daarnaast hangen de jegens [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 14] ingestelde vorderingen nauw samen met de jegens de Emissiebanken ingestelde vorderingen. Aangenomen moet worden dat de (mate van) verwijtbaarheid van het handelen van elk van deze groepen van gedaagden, casu quo ieder van de leden daarvan, jegens de aandeelhouders Fortis (mede) afhangt van de feitelijke en juridische verhouding tot de andere groep van gedaagden, casu quo ieder van de leden daarvan. Om dezelfde reden hangen de jegens [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 14] ingestelde vorderingen nauw samen met de jegens [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9] en [gedaagde sub 15] ingestelde vorderingen. Samenhang is er bij de “Bestuurders” ook omdat, zoals in de eerste volzin van deze alinea reeds is aangestipt, zij allen worden aangesproken in hun hoedanigheid van voormalig functionaris van Ageas N.V. en Ageas SA/NV.
4.4.11. Bij het voorgaande komt nog het volgende. [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 14] waren topfunctionarissen van verbonden Nederlandse en Belgische moedervennootschappen wier aandelen waren genoteerd aan de beurzen te Amsterdam en Brussel (België). Onder die omstandigheden was voor hen redelijkerwijs te voorzien dat zij zouden kunnen worden opgeroepen voor een gerecht buiten België, ter zake van de informatieverstrekking omtrent de (financiële) toestand van die moedervennootschappen en de invloed die daarvan uitgaat op de koersvorming van hun op beide beurzen verhandelde aandelen. In het bijzonder kan niet worden geoordeeld dat, zoals zij aanvoeren, voor hen onvoorzienbaar was dat zij ook zouden kunnen worden opgeroepen voor een Nederlands gerecht. Fortis Bank SA/NV, die betrokken was bij het van beide moedervennootschappen uitgaande en op beide beurzen gerichte Prospectus, kan zich evenmin op een dergelijke onvoorzienbaarheid beroepen.
4.4.12. Na het voorgaande behoeft het beroep van VEB op artikel 5 sub 3 EEX-Vo geen behandeling meer. Dit geldt vervolgens ook voor de, voor het geval van toepassing van artikel 5 sub 3 EEX-Vo ingestelde subsidiaire vordering van Fortis Bank SA/NV. De vorderingen zullen alle worden afgewezen.
5. De aanhoudingsincidenten
5.1. Ageas N.V., Ageas SA/NV, [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 15] vorderen, samengevat, dat de rechtbank haar uitspraak op de jegens ieder van hen ingestelde vorderingen aanhoudt.
5.2. De zo-even genoemde partijen beroepen zich op artikel 28 leden 1 en 3 EEX-Vo. Zij stellen, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 2.10 is vermeld, dat samenhangende vorderingen aanhangig zijn bij de Rechtbank van Koophandel te Brussel (België).
5.3. VEB voert verweer.
5.4.1. De rechtbank overweegt als volgt.
5.4.2. Artikel 28 lid 1 EEX-Vo bepaalt dat, wanneer samenhangende vorderingen aanhangig zijn voor gerechten van verschillende lidstaten, het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak kan aanhouden. Lid 3 voegt daaraan toe dat “samenhangend” zijn vorderingen waartussen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Voor toepassing van artikel 28 EEX-Vo gelden derhalve twee voorwaarden: (i) er zijn samenhangende vorderingen en (ii) het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht – in het onderhavige geval deze rechtbank – ziet aanleiding zijn uitspraak aan te houden.
5.4.3. De rechtbank ziet, ook wanneer zij er met Ageas N.V., Ageas SA/NV, [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 15] van uitgaat dat er sprake is van samenhangende vorderingen in de zin van artikel 28 EEX-Vo, onder de gegeven omstandigheden geen aanleiding haar uitspraak aan te houden. Redengevend is het volgende.
In de hiervoor onder 2.10 vermelde procedure (de “Deminor-procedure”) zijn aan de eisende zijde – anders dan in de onderhavige procedure – naast de belangenorganisatie een groot aantal individuele aandeelhouders Fortis partij. Ook aan de gedaagde zijde zijn er verschillen. In de Deminor-procedure is alleen Ageas SA/NV gedaagde. De onderhavige procedure telt een veel groter aantal gedaagden, met uiteenlopende posities en rollen: naast Ageas N.V., de Nederlandse evenknie van Ageas SA/NV, ook de “Bestuurders” en de “Emissiebanken”. De vorderingen in beide procedures vallen deels samen, voor het overige verschillen zij van elkaar. Hetzelfde geldt voor de in beide procedures gebezigde feitelijke en juridische grondslagen.
De Deminor-procedure is thans geschorst, in afwachting van de uitkomsten van een Belgisch strafrechtelijk onderzoek. Ageas N.V., Ageas SA/NV, [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 15] stellen dat de civiele vorderingen in België hoe dan ook zullen kunnen worden vervolgd, hetzij in een strafprocedure hetzij in de thans geschorste civiele procedure. Zij verhullen echter niet dat onzeker is op welke termijn de procedure in Brussel voortgezet zal kunnen worden, in welke vorm dat zal geschieden - als voortzetting van de huidige procedure dan wel in het kader van een eventueel strafgeding - alsmede wat in het laatste geval aard en inhoud zal (kunnen) zijn van een eventueel te wijzen vonnis en welk gewicht daaraan in het kader van de onderhavige zaak toegekend zal kunnen worden. Mede in het licht van het in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gewaarborgde recht van behandeling binnen een redelijke termijn kan aanhouding van de uitspraak in de onderhavige procedure in afwachting van een, vooralsnog, onzeker vervolg in België niet worden gerechtvaardigd. Het door Ageas N.V., Ageas SA/NV, [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 15] gestelde belang dat zij, in afwachting van een relevante Belgische uitspraak, verschoond dienen te blijven van een complexe en kostbare Nederlandse procedure weegt hiertegen niet op.
5.4.4. De vorderingen zullen worden afgewezen.
6. De vrijwaringsincidenten
6.1. [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 9] vorderen, samengevat, dat de rechtbank hun zal toestaan Ageas N.V., Ageas SA/NV en Merrill Lynch in vrijwaring op te roepen. [gedaagde sub 15] vordert, samengevat, dat de rechtbank hem zal toestaan Ageas N.V. en Ageas SA/NV in vrijwaring op te roepen.
6.2. VEB refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
6.3. De vorderingen, die op de wet zijn gegrond en door de gebezigde grondslagen worden gedragen, liggen – in voege als hierna in het dictum zal worden vermeld – voor toewijzing gereed.
7. Proceskosten
7.1. Fortis Bank SA/NV, [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 14] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de bevoegdheidsincidenten. Deze worden in alle incidenten begroot op EUR 904,00.
7.2. Ageas N.V., Ageas SA/NV, [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 15] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de aanhoudingsincidenten. Deze worden in alle incidenten begroot op EUR 904,00.
7.3. De beslissingen met betrekking tot de kosten van de vrijwaringsincidenten zullen worden aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.
8. Tussentijds hoger beroep
8.1. Eisers in de incidenten hebben de rechtbank om redenen van proceseconomie verzocht tussentijds hoger beroep open te stellen van eventuele afwijzende beslissingen in de incidenten. VEB heeft zich daar om redenen van proceseconomie tegen verzet.
8.3. De rechtbank ziet in hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd geen aanleiding om in dit geval af te wijken van het in artikel 337 Rv neergelegde uitgangspunt dat van tussenvonnissen als het onderhavige hoger beroep slechts tegelijk met dat van het eindvonnis kan worden ingesteld.
9. De hoofdzaak
De hoofdzaak zal worden verwezen naar de rol van 26 september 2012 voor conclusie van antwoord.
10. De beslissing
De rechtbank:
in de bevoegdheidsincidenten:
- wijst het door Fortis Bank SA/NV, [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 14] gevorderde af;
- veroordeelt ieder van Fortis Bank SA/NV, [gedaagde sub 10], [gedaagde sub 11], [gedaagde sub 12], [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 14] in de aan de zijde van VEB gevallen kosten van het geding, tot dit vonnis begroot op steeds EUR 904,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na heden tot de dag der algehele voldoening;
in de aanhoudingsincidenten:
- wijst het door Ageas N.V., Ageas SA/NV, [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 15] gevorderde af;
- veroordeelt ieder van Ageas N.V. en Ageas SA/NV (gezamenlijk), [gedaagde sub 8], [gedaagde sub 9], [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 15] in de aan de zijde van VEB gevallen kosten van het geding, tot dit vonnis begroot op steeds EUR 904,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na heden tot de dag der algehele voldoening;
in de vrijwaringsincidenten:
- staat toe dat [gedaagde sub 8] Ageas N.V., Ageas SA/NV en Merrill Lynch in vrijwaring oproept tegen 18 juli 2012;
- staat toe dat [gedaagde sub 9] Ageas N.V., Ageas SA/NV en Merrill Lynch oproept tegen 18 juli 2012;
- staat toe dat [gedaagde sub 15] Ageas N.V. en Ageas SA/NV oproept tegen 18 juli 2012;
- houdt de beslissingen omtrent de kosten van het geding aan tot het eindvonnis in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
- verwijst de zaak naar de rol van 26 september 2012 voor conclusie van antwoord;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.H. Vink, mr. C.M. Berkhout en mr. H.J. Fehmers en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2012.