ECLI:NL:RBAMS:2012:BW6166
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis van betrokkene met ernstige drugsverslaving en persoonlijkheidsstoornis
Op 1 februari 2011 heeft de officier van justitie een verzoek ingediend voor een voorlopige machtiging tot opname van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een geneeskundige verklaring van J. Zoeteman, die de noodzaak van opname onderbouwt. Betrokkene heeft aangegeven dat zij bereid is om vrijwillig in een kliniek te verblijven in de laatste weken van haar zwangerschap, maar de raadsvrouwe heeft primair verzocht om afwijzing van het verzoek, stellende dat een drugsverslaving op zich niet voldoende is voor toepassing van de Wet BOPZ, tenzij er sprake is van bijkomende psychische stoornissen.
De verslavingsarts heeft echter verklaard dat betrokkene lijdt aan een ernstige drugsverslaving die haar geestelijke vermogens zodanig beïnvloedt dat zij gevaar voor zichzelf en haar ongeboren kind veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet de bereidheid toont om in een psychiatrisch ziekenhuis te verblijven, wat de noodzaak van een machtiging onderstreept. Gezien de risico's voor de zwangerschap en de gezondheid van zowel betrokkene als het ongeboren kind, heeft de rechtbank besloten om de voorlopige machtiging te verlenen voor een periode van drie maanden. De rechtbank heeft hierbij de bepalingen van de Wet BOPZ in acht genomen en de beslissing is genomen in aanwezigheid van de betrokken partijen, waaronder de raadsvrouwe en de verslavingsarts.
De rechtbank concludeert dat de opname noodzakelijk is om betrokkene de benodigde zorg en begeleiding te bieden, zodat de bevalling goed kan verlopen. De machtiging is beperkt tot drie maanden, aangezien na de bevalling geen verdere opname noodzakelijk wordt geacht.