ECLI:NL:RBAMS:2012:BW6166

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
481832 / FA RK 11.927
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis van betrokkene met ernstige drugsverslaving en persoonlijkheidsstoornis

Op 1 februari 2011 heeft de officier van justitie een verzoek ingediend voor een voorlopige machtiging tot opname van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een geneeskundige verklaring van J. Zoeteman, die de noodzaak van opname onderbouwt. Betrokkene heeft aangegeven dat zij bereid is om vrijwillig in een kliniek te verblijven in de laatste weken van haar zwangerschap, maar de raadsvrouwe heeft primair verzocht om afwijzing van het verzoek, stellende dat een drugsverslaving op zich niet voldoende is voor toepassing van de Wet BOPZ, tenzij er sprake is van bijkomende psychische stoornissen.

De verslavingsarts heeft echter verklaard dat betrokkene lijdt aan een ernstige drugsverslaving die haar geestelijke vermogens zodanig beïnvloedt dat zij gevaar voor zichzelf en haar ongeboren kind veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet de bereidheid toont om in een psychiatrisch ziekenhuis te verblijven, wat de noodzaak van een machtiging onderstreept. Gezien de risico's voor de zwangerschap en de gezondheid van zowel betrokkene als het ongeboren kind, heeft de rechtbank besloten om de voorlopige machtiging te verlenen voor een periode van drie maanden. De rechtbank heeft hierbij de bepalingen van de Wet BOPZ in acht genomen en de beslissing is genomen in aanwezigheid van de betrokken partijen, waaronder de raadsvrouwe en de verslavingsarts.

De rechtbank concludeert dat de opname noodzakelijk is om betrokkene de benodigde zorg en begeleiding te bieden, zodat de bevalling goed kan verlopen. De machtiging is beperkt tot drie maanden, aangezien na de bevalling geen verdere opname noodzakelijk wordt geacht.

Uitspraak

481832 / FA RK 11.927
RECHTBANK AMSTERDAM
CIVIELE SECTOR
BESCHIKKING
Voorlopige machtiging
De officier van justitie heeft op 1 februari 2011 een verzoek ingediend tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot opneming en het doen verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis van:
[betrokkene],
geboren op [1979],
wonende te zonder vaste woonplaats,
bereikbaar te Amsterdam, Geïntegreerde Voorziening Centrum, Valckenierstraat 2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder een op 14 januari 2011 ondertekende en met redenen omklede geneeskundige verklaring van J. Zoeteman, als bedoeld in artikel 5 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ).
Gehoord zijn: betrokkene, bijgestaan door een tolk Tsjechisch
raadsvrouwe betrokkene, mr. A.S. Kamphuis
psychiater, mevr. A. Vuijk
verslavingsarts, mevr. M. Vogel
vriend van betrokkene, [vriend van betrokkene].
De rechtbank overweegt als volgt:
Uit de overgelegde stukken, de gehouden verhoren en de verkregen inlichtingen is het volgende gebleken.
Betrokkene heeft ter zitting medegedeeld dat zij voor wat betreft haar bevalling uitgerekend is op 3 april 2011 en dat zij bereid is om de laatste drie weken vóór haar bevalling op vrijwillige basis in een kliniek door te brengen. Tot die tijd wil zij samen met haar vriend zijn en gebruik maken van nachtopvang en inloophuizen.
De raadsvrouwe van betrokkene heeft ter zitting primair geconcludeerd tot afwijzing van het onderhavige verzoek omdat een drugsverslaving, ook indien wordt aangenomen dat dit een psychiatrische ziekte is, niet tot toepassing van de Wet BOPZ kan leiden, tenzij de verslaving gepaard gaat met andere psychische stoornissen van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend wordt beïnvloed, dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene in overwegende mate beheerst. De raadsvrouwe heeft subsidiair verzocht de duur van de machtiging te beperken.
De verslavingsarts heeft ter zitting medegedeeld dat bij betrokkene sprake is van een dermate ernstige drugsverslaving dat haar denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend wordt beïnvloed, dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend omdat de stoornis haar gevaarvolle daden in overwegende mate beheerst. Daarnaast is bij betrokkene sprake van een persoonlijkheidsstoornis. Betrokkene verschijnt trouw op afspraken bij de Geïntegreerde Voorziening Centrum, maar vanwege haar zwervende bestaan krijgt zij niet de regelmaat en rust die zij in het huidige stadium van haar zwangerschap nodig heeft. Tijdens de laatste controle in het AMC is geconstateerd dat de baarmoeder van betrokkene erg klein is, hetgeen de kans op een vervroegde bevalling vergroot. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat betrokkene door de stress die de komende periode met zich mee zal brengen toch weer drugs zal gebruiken. Op 26 januari 2011 is betrokkene voor het laatst positief getest op het gebruik van drugs. Gelet op de mogelijke complicaties voor betrokkene en haar ongeboren kind is intensieve zorg en begeleiding vanaf nu van groot belang. Een machtiging wordt noodzakelijk geacht om betrokkene klinisch rust en regelmaat te bieden en haar bevalling goed te laten verlopen. Na de bevalling zal een machtiging niet meer nodig zijn, aldus de verslavingsarts.
De rechtbank acht het, gelet op de geneeskundige verklaring en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, voldoende aannemelijk dat betrokkene door een stoornis van de geestvermogens, te weten een ernstige drugsverslaving en een persoonlijkheidsstoornis, gevaar veroorzaakt, welk gevaar, met name gevaar voor zwangerschapscomplicaties bij betrokkene en haar ongeboren kind, niet kan worden afgewend door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis.
Bij betrokkene is onvoldoende sprake van bereidheid tot verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank ziet aanleiding de duur van de machtiging te beperken tot drie maanden aangezien een machtiging na de bevalling van betrokkene niet meer nodig wordt geacht.
De rechtbank heeft acht geslagen op het bepaalde in § 1 van hoofdstuk 2 van de Wet BOPZ.
B E S L I S S I N G :
De rechtbank:
verleent voorlopige machtiging om betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in tegenwoordigheid van
H.J. Binken griffier, op 23 februari 2011.