ECLI:NL:RBAMS:2012:BW6062

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1260144 CV EXPL 11-20138
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van de Wachtgeldregeling voor oud-Melkert werknemers

In deze zaak vorderen twee oud-werknemers van Stichting Collusie de toepassing van een Wachtgeldregeling die eerder was opgenomen in de arbeidsvoorwaarden. De werkgever, Collusie, voert aan dat de regeling niet van toepassing is omdat de benodigde subsidie van de Gemeente nooit is toegekend. De kantonrechter heeft op 26 april 2012 uitspraak gedaan en de vorderingen van de werknemers afgewezen. De werknemers hebben niet voldoende onderbouwd waarom zij zouden hebben ingestemd met de regeling in een specifiek jaar, terwijl er in de jaren daarvoor en daarna geen onvoorwaardelijke wachtgeldregeling gold. De kantonrechter oordeelt dat de werknemers hebben ingestemd met de op dat moment geldende regeling, en dat de wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden redelijk waren gezien de gewijzigde omstandigheden. De vorderingen worden afgewezen en de werknemers worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1260144 CV EXPL 11-20138
Vonnis van: 26 april 2012
481
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
1. [eiser]
wonende te Amsterdam
eiser
nader te noemen [eiser]
2. [eiseres]
wonende te Amsterdam
eiseres
nader te noemen [eiseres]
gemachtigde: mr. A. Schellart
t e g e n
STICHTING COLLUSIE
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen Collusie
gemachtigde: mr. M.W. Kempe
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 8 juni 2011 inhoudende de vordering van [eiser]/[eiseres] met producties
- de conclusie van antwoord van Collusie met producties
Daarna is bij tussenvonnis van 18 augustus 2011 een verschijning van partijen ter terechtzitting bevolen. Deze zitting heeft op 11 oktober 2011 plaatsgevonden. Verschenen zijn [eiser] en [eiseres] in persoon met de gemachtigde. Collusie is verschenen bij [naam] en haar gemachtigde.
Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser]/[eiseres] nog een aantal stukken in het geding gebracht.
Daarna zijn de volgende stukken in het geding gebracht:
- de conclusie van repliek van [eiser]/[eiseres] met producties
- de conclusie van dupliek van Collusie met producties
- de akte van [eiser]/[eiseres], waarin deze reageren op genoemde producties.
Thans staat de zaak weer voor vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
feiten en omstandigheden
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1. [eiser] is bij Collusie in dienst getreden op 1 maart 2002. Het betrof een zogenaamde Melkert-baan. Het dienstverband is geëindigd per 1 oktober 2009.
1.2. artikel 11 van de arbeidsovereenkomst, ondertekend door [eiser], bepaalt: “In overige situaties voorziet de Arbeidsvoorwaardenregeling van werkgever tenzij een individuele regeling is getroffen.”
1.3. [eiseres] is bij Collusie in dienst getreden op 1 februari 1998. Het betrof een zogenaamde Melkert-baan. Het dienstverband is geëindigd per 1 november 2009.
1.4. artikel 9 van de arbeidsovereenkomst, ondertekend door [eiseres], bepaalt: “In overige situaties voorziet de Rechtspositieregeling van de stichting of wordt een persoonlijke regeling getroffen.”
1.5. in de rechtspositieregeling (voor de (samenwerkende) milieuzorgprojecten) van Collusie, gedateerd september 1997, is de volgende bepaling opgenomen:
”Wachtgeldregeling (onder voorbehoud)
Stichting Collusie bouwt een wachtgeldfonds op voor werknemers via de Melkert-1 regeling indien de gelden hiervoor declarabel zijn bij de desbetreffende gemeente. Bij beëindiging van het project waarvoor de werknemer werkzaam is, wordt daarmee de werkloosheidsuitkering gedurende enige tijd aangevuld tot een aflopend percentage van het genoten salaris tijdens het dienstverband.”
1.6. de arbeidsvoorwaardenregeling van Collusie, geldend van 1 januari 1999 tot 1 januari 2001(AVR 1999/2000), bepaalt in artikel 39: “Onder bepaalde voorwaarden bestaat er voor werknemers in de I-/D-regeling recht op Wachtgeld. De Wachtgeldregeling is onderdeel van de arbeidsvoorwaardenregeling en is uitgewerkt in bijlage I-7.”
De Wachtgeldregeling staat inderdaad als bijlage I-7 in de arbeidsvoorwaardenregeling.
1.7. de arbeidsvoorwaardenregeling van Collusie, geldend van 1 januari 2001 tot 1 januari 2002(AVR 2001), bepaalt in artikel 39: “Onder bepaalde voorwaarden bestaat er voor werknemers in de I-/D-regeling recht op Wachtgeld. De Wachtgeldregeling is onderdeel van de arbeidsvoorwaardenregeling en is uitgewerkt in bijlage I-7.”
De Wachtgeldregeling staat inderdaad als bijlage I-7 in de arbeidsvoorwaardenregeling.
1.8. de arbeidsvoorwaardenregeling van Collusie, geldend van 1 januari 2002 tot 1 januari 2003(AVR 2002), bepaalt bij artikel 39: “vervallen”.
De Wachtgeldregeling staat nog wel (als bijlage I-7) in de arbeidsvoorwaardenregeling.
1.9. de arbeidsvoorwaardenregeling van Collusie, geldend van 1 januari 2003 tot 1 januari 2004(AVR 2003), bepaalt bij artikel 39: “Wachtgeld Dit artikel is vervallen met ingang van 1 januari 2001”. Er staat geen bijlage I-7 meer in de arbeidsvoorwaardenregeling.
1.10. het jaarverslag 1999 van de Ondernemingsraad (OR) van Collusie vermeldt dat de OR per 1 juni 2000 haar instemming geeft aan “Wachtgeldregeling met ingang van 1-1-2000.”
1.11. het jaarverslag van de OR van 2001 vermeldt:”Alhoewel het afgelopen jaar de wachtgeldregeling uit de AVR is geschrapt is dit nog niet verdwenen uit het financieel jaarverslag.”
Vordering en verweer
2. [eiser]/[eiseres] vorderen dat Collusie zal worden veroordeeld om aan hen het wachtgeld te betalen overeenkomstig, kort gezegd, de wachtgeldregeling zoals die is opgenomen in de AVR 2001, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2009, met veroordeling van Collusie in de (buitengerechtelijke) kosten.
3. [eiser] stelt – kort gezegd – dat de AVR 2001 op hem van toepassing is. Deze is hem bij zijn indiensttreding (1 maart 2002) ter hand gesteld. Hij betwist dat er daarna een nieuwe arbeidsvoorwaardenregeling tot stand is gekomen.
4. [eiseres] stelt – kort gezegd- dat zij heeft ingestemd met de arbeidsvoorwaardenregelingen zoals die na haar indiensttreding nader zijn vastgesteld, namelijk de AVR 1999/2000 en de AVR 2001. Zij betwist dat er daarna een nieuwe arbeidsvoorwaardenregeling tot stand is gekomen.
5. Uit de verklaring van de voorzitter van de OR d.d. oktober 2011 blijkt volgens [eiser] /[eiseres] duidelijk dat de OR niet met enige wijziging van het AVR heeft ingestemd in de jaren na 2001. Ook uit de andere ondersteunende verklaringen blijkt dat de wachtgeldregeling na 2001 niet is gewijzigd.
6. Collusie voert verweer tegen de vorderingen van [eiser] en van [eiseres]. Dit verweer zal, voor zover van belang, hierna worden besproken en beoordeeld.
Beoordeling
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de Rechtspositieregeling 1997 en de daaropvolgende Arbeidsvoorwaardenregelingen geen CAO’s zijn; het gaat om eenzijdig door de werkgever vastgestelde regelingen ter zake de arbeidsvoorwaarden, na (deels) te zijn geadviseerd door de OR.
8. In de arbeidsovereenkomsten van [eiser] en [eiseres] wordt verwezen naar de Arbeidsvoorwaarden- respectievelijk Rechtspositieregeling. Voor de uitleg van hetgeen partijen in die arbeidsovereenkomst met elkaar hebben afgesproken moet derhalve niet alleen naar de taalkundige betekenis van de tekst van die overeenkomst worden gekeken, maar ook naar de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
9. In dit verband is de kantonrechter van oordeel dat de uitlatingen van leden van de OR in deze procedure en de opmerkingen van de OR in de jaarverslagen (zie onder 1.10 en 1.11) over het al dan niet bestaan van een wachtgeldregeling buiten beschouwing kunnen blijven, nu niet gebleken is dat [eiser] en/of [eiseres] daarvan kennis hebben gehad of redelijkerwijs konden hebben.
10. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de door [eiser] en [eiseres] ondertekende arbeidsovereenkomsten dat zij hebben ingestemd met de op dat moment geldende regeling. Meer specifiek geldt ten aanzien van ieder van eisers het volgende.
11. ten aanzien van [eiseres]: naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] haar stelling dat zij niet heeft ingestemd met de ten tijde van haar indiensttreding geldende regeling, maar wel met die van 1999/2000 en van 2001, onvoldoende onderbouwd. Het enkele overleggen van een aantal briefjes van de werkgever waarin er in algemene zin naar de arbeidsvoorwaardenregeling wordt verwezen, is daarvoor onvoldoende. Een nadere onderbouwing had van haar, gelet op al hetgeen Collusie heeft aangevoerd, wel verwacht mogen worden. Evenmin heeft [eiseres] nader onderbouwd waarom de AVR-en van na 2001 niet meer van toepassing zouden zijn.
12. Naar het oordeel van de kantonrechter is het daarom van tweeën één: óf de Rechtspositieregeling 1997 geldt bij indiensttreding van [eiseres] (per 1 maart 1997) en daarna geen enkele andere, óf alle na indiensttreding gewijzigde AVR-en gelden en dan dus ook die van 2002 en 2003. In beide gevallen leidt dit tot de conclusie dat [eiseres] geen aanspraak heeft op wachtgeld: in het eerste geval omdat het wachtgeld onder voorbehoud werd toegekend, terwijl Collusie onweersproken heeft gesteld dat de kosten van het wachtgeld (in elk geval toentertijd) niet declarabel waren bij de Gemeente. In het tweede geval omdat, in elk geval vanaf 2002, de aanspraken op wachtgeld waren vervallen en [eiseres] nadien, namelijk in 2009, uit dienst is getreden.
13. ten aanzien van [eiser]: geoordeeld wordt dat [eiser] zijn stelling, dat hem bij indiensttreding (per 1 maart 2002) ter hand is gesteld de AVR 2001, onvoldoende heeft onderbouwd. Dat had van hem wel mogen worden verwacht, gelet op de uitdrukkelijke betwisting van deze stelling door Collusie. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat, door het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst, [eiser] heeft ingestemd met de op dat moment geldende AVR, te weten de AVR 2002. Uit die AVR blijkt dat artikel 39 van de regeling is vervallen. Dat in de AVR nog wel de Uitvoeringsregeling Wachtgeld (als Bijlage I-7) staat opgenomen doet daaraan niet af, nu de basis voor de uitvoeringsregeling -dat zou immers artikel 39 moeten zijn- ontbreekt. [eiser] had naar het oordeel van de kantonrechter niet uit het enkele gegeven dat de Uitvoeringsregeling Wachtgeld (nog) was opgenomen zonder meer mogen begrijpen dat er een Wachtgeldregeling bestond.
14. Ten overvloede wordt ten aanzien van beide eisers nog opgemerkt dat, ook in het geval er veronderstellenderwijs vanuit zou worden gegaan dat de AVR 2001 wél op eisers van toepassing is, dit niet tot een ander uitkomst zou leiden. Op dat punt wordt het volgende overwogen, waarbij eveneens wordt uitgegaan van de veronderstelling dat eisers niet hebben ingestemd met de wijzigingen in de AVR 2002 en 2003.
15. Of Collusie en eisers daarbij als goed werkgever respectievelijk werknemer hebben gehandeld, zal de kantonrechter toetsen aan de hand van de daarvoor door de Hoge Raad ontwikkelde maatstaf in Stoof/Mammoet. Bij deze te hanteren maatstaf dient in de eerste plaats te worden onderzocht of er sprake is van gewijzigde omstandigheden waarin de werkgever als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden, of het door hem gedane voorstel redelijk is en of aanvaarding in redelijkheid van de werknemer kan worden gevergd. In dat kader moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, waaronder de aard van de gewijzigde omstandigheden die tot het voorstel aanleiding hebben gegeven en de aard en ingrijpendheid van het gedane voorstel, alsmede - naast het belang van de werkgever en de door hem gedreven onderneming - de positie van de betrokken werknemer aan wie het voorstel wordt gedaan en diens belang bij het ongewijzigd blijven van de arbeidsvoorwaarden.
16. Vast staat dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden: op enig moment bleek (definitief) dat de Gemeente ten aanzien van werknemers met een Melkert/ ID-baan niet (langer) bereid was extra subsidie te vertrekken bovenop de werkelijke loonkosten. De kantonrechter gaat er voorts zonder meer vanuit dat eisers een groot belang hadden bij het in stand blijven van de Wachtgeldregeling. Dat belang kan, in de gegeven omstandigheden, echter niet opwegen tegen het belang van Collusie om de Wachtgeldregeling te beëindigen. Immers was onmiskenbaar komen vast te staan dat de voor het wachtgeld benodigde gelden duurzaam niet meer beschikbaar kwamen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat Collusie redelijkerwijs haar arbeidsvoorwaarden op het punt van het wachtgeld heeft kunnen aanpassen en dat van eisers gevergd kon worden dat zij deze wijziging aanvaardden.
17. Al het bovenstaande leidt er toe dat de vorderingen van [eiser]/[eiseres] zullen worden afgewezen.
18. Bij deze uitkomst van de procedure worden [eiser]/[eiseres] veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vorderingen af;
II. veroordeelt [eiser] en [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van Collusie, tot op heden begroot op € 1.200,00 voor salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde BTW;
III. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Aldus gewezen door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter