ECLI:NL:RBAMS:2012:BW5492

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CV11-40997
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot schadevergoeding en uitbetaling van vakantiedagen na kennelijk onredelijk ontslag

In deze zaak vorderde eiseres, een coupeuse, schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag door haar werkgever, De Bonneterie. De arbeidsovereenkomst van eiseres eindigde op 1 mei 2011 na een ontslagvergunning die was verleend op basis van bedrijfseconomische redenen. Eiseres had tijdens haar non-actiefstelling werkzaamheden verricht bij een andere werkgever, maar had dit niet gemeld bij De Bonneterie. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever voldoende had gedaan om goed werkgeverschap te tonen door eiseres gedurende vijf maanden door te betalen en haar vrij te stellen van werkzaamheden om een andere baan te zoeken. De rechter concludeerde dat de opzegging niet kennelijk onredelijk was, omdat de werkgever in een moeilijke financiële situatie verkeerde en eiseres niet volledig transparant was over haar andere werkzaamheden. De vorderingen van eiseres tot schadevergoeding en uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen werden afgewezen. De kantonrechter wees de proceskosten toe aan De Bonneterie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1305440 CV EXPL 11-40997
Vonnis van: 11 mei 2012
F.no.: 646
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[EISERES]
wonende te Amsterdam
eiseres
nader te noemen [eiseres]
gemachtigde: mr. drs. C.M.E. Schreinemacher
t e g e n
MAISON DE BONNETERIE TE AMSTERDAM B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen De Bonneterie
procederende bij: [naam], financieel directeur
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 27 oktober 2011 inhoudende de vordering van [eiseres] met producties
- de conclusie van antwoord van De Bonneterie met producties.
Ingevolge tussenvonnis van 20 januari 2012 zijn vervolgens nog ingediend:
- de conclusie van repliek van [eiseres] met producties
- de conclusie van dupliek van De Bonneterie met producties
- de akte waarin [eiseres] heeft gereageerd op die laatste producties.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
feiten en omstandigheden
1.Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1.[eiseres], geboren op 30 december 1970, is op basis van een arbeidsovereenkomst vanaf 21 oktober 1998 werkzaam geweest voor De Bonneterie in de functie van coupeuse, tegen een salaris van laatstelijk € 2.100,- bruto per maand. De arbeidsovereenkomst is per 1 mei 2011 geëindigd door opzegging door De Bonneterie.
1.2.De Bonneterie heeft op 21 september 2010 een aanvraag ingediend tot het verlenen van ontslagvergunning gebaseerd op bedrijfseconomische redenen. De Bonneterie voert aan dat er in de jaren 2007 tot en met 2010 zeer grote verliezen zijn gemaakt dan wel zijn voorzien (van resp. € 356.000,-; € 2.945.000,-; € 9.755.000,- en € 700.000,-), dat er grote liquiditeitsproblemen zijn, dat De Bonneterie onder streng toezicht staat van de afdeling bijzondere kredieten van de huisbankier en dat er ingrijpende maatregelen dienen te worden genomen, waaronder het sluiten van het atelier waar [eiseres] met anderen werkzaam is.
1.3.In september 2010 heeft De Bonneterie aan de voor ontslag voorgedragen medewerkers, waaronder [eiseres], een concept vaststellingsovereenkomst voorgelegd, waarin onder andere is bepaald dat de werknemer zal worden vrijgesteld van werkzaamheden, onder de voorwaarde dat de opgebouwde maar nog niet genoten vakantie- en overige verlofdagen worden geacht te zijn genoten zodat daarvan bij het einde van de arbeidsovereenkomst geen uitkering in geld zal plaatsvinden.
1.4.[eiseres] heeft tegen deze aanvraag bezwaar gemaakt en heeft de vaststellingsovereenkomst niet getekend. Zij voert hiertoe aan dat de bedrijfseconomische situatie minder ernstig is dan De Bonneterie het voorspiegelt, en dat zij “in het uiterste geval” bereid is ook verkoopwerkzaamheden te verrichten. Zij is haar werkzaamheden blijven verrichten.
1.5.Het UWV heeft op 12 november 2010 de ontslagvergunning verleend en daartoe aangevoerd dat de door De Bonneterie voorgestane reorganisatie gelet op de bedrijfseconomische situatie binnen de haar toekomende beleidsvrijheid valt en het voldoende aannemelijk is dat alternatieven voor [eiseres] ontbreken. De Bonneterie heeft met gebruikmaking van deze vergunning de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 mei 2011.
1.6.[eiseres] heeft tot 4 december 2010 haar werkzaamheden voor De Bonneterie verricht. Per die datum heeft zij aan De Bonneterie laten weten akkoord te gaan met een vrijstelling van werkzaamheden.
1.7.[eiseres] heeft van 1 februari 2011 tot 1 mei 2011 een arbeidsovereenkomst voor de duur van drie maanden gehad met Vlaggendrukkerij Nico van Straaten & Zoon B.V., in de functie van coupeuse, tegen een salaris van € 2.100,-. [eiseres] heeft van het bestaan van deze arbeidsovereenkomst tegenover (de directie van) De Bonneterie eerst bij conclusie van dupliek d.d. 17 februari 2012 melding gemaakt.
1.8.[eiseres] heeft van 1 mei 2011 tot 16 augustus 2011 een arbeidsovereenkomst gehad met Servauto Nederland B.V. in de functie van Bakery Serveerster tegen een salaris van € 9,34 bruto per uur en met een omvang van 60 tot 164,67 uur per maand.
1.9.[eiseres] is sedert 16 augustus 2011 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam voor Gassan Diamonds in de functie van verkoopmedewerker tegen een salaris van € 1.660,84 bruto per maand.
Vordering en verweer
2.[eiseres] vordert veroordeling van De Bonneterie tot betaling van (i) € 18.126,- bruto ter zake van schadevergoeding uit kennelijk onredelijk ontslag, alsmede (ii) € 1.741,47 bruto ter zake niet-genoten vakantiedagen alsmede (iii) € 449,09 ter zake van niet uitbetaalde tijd-voor-tijd-uren, (iv) met veroordeling van De Bonneterie in de proceskosten. Zij voert ten aanzien van de vordering onder (i) aan dat de gevolgen van het ontslag voor haar te ernstig zijn in vergelijking met het belang bij het ontslag van De Bonneterie. Zij wijst er op vanaf 1 mei 2011 inkomensverlies te hebben geleden. Ten aanzien van de vorderingen onder (ii) en (iii) voert zij aan dat zij deze dagen/uren had opgebouwd en niet heeft opgenomen zodat ze uitbetaald dienen te worden.
3.De Bonneterie verweert zich tegen de vorderingen. Zij voert daartoe aan dat de opzegging niet kennelijk onredelijk is. De Bonneterie verkeerde in een moeilijke financiële positie en was daarom niet in staat vergaande voorzieningen voor [eiseres] te treffen. Zij heeft [eiseres] gedurende vijf maanden doorbetaald op de loonlijst gehouden en [eiseres] daarbij vrijgesteld van werkzaamheden, teneinde haar in staat te stellen een andere baan te vinden. Daarnaast heeft zij goede referenties verstrekt. [eiseres] heeft tijdens de non-actiefperiode andere werkzaamheden verricht en zodoende dubbel loon ontvangen. Vervolgens heeft zij aansluitend aan het dienstverband met De Bonneterie andere betaalde werkzaamheden verricht. Er is daarom geen strijd met goed werkgeverschap en dus ook niet van kennelijk onredelijk ontslag. Op de uitbetaling van vakantiedagen en tijd-voor-tijd uren bestaat geen aanspraak omdat de voorwaarde voor de doorbetaalde non-actief was dat deze dagen/uren geacht werden te zijn opgenomen.
Beoordeling
4.[eiseres] onderbouwt bij dagvaarding haar vordering, dat de gepleegde opzegging kennelijk onredelijk is omdat de gevolgen daarvan te ernstig zijn in vergelijking met de belangen van De Bonneterie, met het argument dat zij per ontslagdatum weliswaar ander werk heeft gevonden, doch tegen een lager salaris, dat zij vanaf de vrijstelling van haar werk bij veel andere bedrijven heeft gesolliciteerd maar dat het haar duidelijk is geworden dat er nauwelijks vacatures zijn in haar eigen werk (punt 19 dagvaarding). Zij acht de kans op het vinden van ander passend werk, mede gelet op haar leeftijd, bijna nihil nu er in de markt van coupeuses nauwelijks droog brood te verdienen is.
5.[eiseres] maakt in de dagvaarding nadrukkelijk melding van haar twee banen per 1 mei 2010, doch niet van het tijdens de periode van non-actiefstelling bij De Bonneterie gedurende drie maanden hebben verricht van werkzaamheden als coupeuse voor een vlaggenfabriek tegen een salaris van € 2.100,- bruto per maand. Pas nadat De Bonneterie bij conclusie van antwoord er melding van maakte van deze werkzaamheden bij de vlaggenfabriek op de hoogte te zijn, heeft [eiseres] dit bij conclusie van repliek bevestigd. De kantonrechter acht deze handelwijze van [eiseres] in strijd met art. 21 Wetboek van Rechtsvordering (Rv), op grond waarvan partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
6.Dat De Bonneterie bedrijfseconomische redenen had om onder andere het atelier te sluiten is voldoende komen vast te staan. De Bonneterie leed dermate grote verliezen dat ingrijpen noodzakelijk was. De Bonneterie heeft onweersproken gesteld dat zij door het sluiten van het atelier meer dan 90% van de voormalige ten behoeve van het atelier gemaakte kosten heeft kunnen besparen.
7.De Bonneterie heeft aangevoerd dat het gedurende vijf maanden zijn vrijgesteld van werkzaamheden teneinde ander werk te kunnen zoeken, als een vorm van compensatie dient te worden aangemerkt. [eiseres] heeft dat in zekere zin erkend, door van de door haar als redelijk geachte vergoeding van 13 maanden 5 maanden in mindering te brengen. Zo beschouwd dient het door [eiseres] gedurende drie maanden hebben verdiend van een dubbel salaris ook als een vorm van compensatie te worden beschouwd. De Bonneterie heeft voorts aangevoerd zich als goed werkgever te hebben gedragen, door in samenwerking met het UWV een voorlichtingsbijeenkomst te hebben georganiseerd, en aan [eiseres] een zeer goed getuigschrift te hebben afgegeven. Voorts heeft De Bonneterie aan [eiseres] aangeboden het coupeusewerk als zelfstandige te mogen gaan verrichten. [eiseres] heeft van dat aanbod geen gebruik gemaakt.
8.De kantonrechter is van oordeel dat De Bonneterie, door aldus te handelen, niet in strijd met het goed werkgeverschap heeft gehandeld. Het is voldoende aannemelijk dat voor De Bonneterie de middelen ontbreken een verdergaande tegemoetkoming te betalen. [eiseres] heeft weliswaar aangevoerd dat het vermogen van De Bonneterie 7 miljoen euro bedraagt, maar zij ziet daarbij over het hoofd dat dit vermogen bestaat uit vaste activa, en dat tegenover de kortlopende schulden ter grootte van ruim 9,7 miljoen euro slechts voor 2,2 miljoen euro vlottende activa staan. De Bonneterie is daarmee volledig afhankelijk van de bereidheid van de banken aanvullende financieringen te verstrekken.
9.[eiseres] heeft in de UWV-procedure gesteld eventueel voor een functie als verkoopster in aanmerking te willen komen. Zij heeft echter ingestemd met non-actiefstelling per 4 december 2011 en op en na dat moment niet geclaimd als verkoopster te willen werken. De functies van coupeuse en verkoopster zijn niet onderling uitwisselbaar. Voorts heeft De Bonneterie onweersproken gesteld, gelet op de moeilijke positie van het bedrijf, gespecialiseerd en gemotiveerd verkooppersoneel te moeten aanstellen. Dat De Bonneterie [eiseres] niet heeft benaderd voor de functie van verkoopster is, gelet op deze omstandigheden, daarom niet in strijd met het goed werkgeverschap.
10.Nu niet in strijd met het goed werkgeverschap is gehandeld is geen sprake van een kennelijk onredelijke opzegging. De vordering onder (i) zal daarom worden afgewezen.
11.De Bonneterie heeft in september 2010 aan onder andere [eiseres] het aanbod gedaan tegen afstand van de openstaande vakantie- en overige vrije dagen te worden vrijgesteld van werkzaamheden. [eiseres] heeft van dat aanbod op dat moment geen gebruik gemaakt. [eiseres] heeft vanaf 4 december 2010 wel geaccepteerd te zijn vrijgesteld. Naar De Bonneterie onweersproken heeft gesteld heeft [eiseres] daarbij letterlijk gezegd: “Ik maak graag alsnog van uw aanbod gebruik”. Dat betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat [eiseres] op of kort voor 4 december 2010 mondeling heeft ingestemd met de voorwaarden van het tot 1 mei 2011 zijn vrijgesteld van werkzaamheden. Dat betekent dat zij geacht wordt per 1 mei 2011 al haar vrije dagen te hebben genoten. Tot die vrije dagen moeten worden geacht te behoren zowel de vakantiedagen als de tijd-voor-tijd uren. In de vaststellingsovereenkomst staat immers vermeld dat geen uitbetaling in geld zal plaatsvinden. De vorderingen onder (ii) en (iii) stranden derhalve.
12.Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] in de proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I.wijst de vorderingen af;
II.veroordeelt [eiseres] in de proceskosten die aan de zijde van De Bonneterie tot op heden begroot worden op nihil.
Aldus gewezen door mr. G.C. Boot, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.