ECLI:NL:RBAMS:2012:BW5485

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EA11-1544
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot hoger beroep en rectificatie proceskosten in deelgeschil

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 27 april 2012, is een verzoek tot verlof voor hoger beroep en rectificatie van de proceskostenveroordeling in een deelgeschil aan de orde. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. C.C.J. de Koning, heeft verzocht om hoger beroep in te stellen tegen een eerdere eindbeschikking van 30 maart 2012, waarin de kantonrechter een beslissing heeft genomen over de aansprakelijkheid en de proceskosten. De verweerster, H+B Thuiszorg Haaglanden BV, vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, heeft in haar verweerschrift om afwijzing van het verzoek tot rectificatie gevraagd.

De kantonrechter heeft in zijn overwegingen gelet op artikel 1019z van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de omstandigheden van het geval. Hij heeft vastgesteld dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat partijen nog in onderhandeling zijn en dat er geen vaststellingsovereenkomst zal worden gesloten. Hierdoor was het niet nodig om een begroting van de kosten aan de zijde van de verzoekster te geven. De kantonrechter heeft ook overwogen dat, indien in hoger beroep een andere beslissing wordt genomen, de hoger beroepsrechter de proceskostenveroordeling kan vernietigen en alsnog de kosten kan begroten.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot rectificatie afgewezen. Hij heeft geoordeeld dat de eerdere beslissing in het deelgeschil, gegeven zonder voorbehoud, voldoende was om het verzoek tot hoger beroep mogelijk te maken. De kantonrechter heeft benadrukt dat de procedure ten principale nog niet was aangevangen en dat de verzoekster de behandelend rechter in die procedure op de hoogte moet stellen van deze beschikking. De beslissing is genomen in het belang van een efficiënte rechtsgang, waarbij de kosten van de verzoekster in het deelgeschil niet hoeven te worden begroot, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaaknummer: EA VERZ 11-1544
Beschikking van: 27 april 2012
F.no.: 497
Beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
[verzoekster]
wonende te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. C.C.J. de Koning
t e g e n
de besloten vennootschap H+B Thuiszorg Haaglanden BV
voorheen geheten H+B Thuiszorg BV
gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag
verweerster
nader te noemen: H+B Thuiszorg
gemachtigde: mr. P.J.L.J. Duijsens
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 30 maart 2012 heeft de kantonrechter in het deelgeschil een eindbeschikking gegeven. Bij brief tevens fax van 11 april 2012 met bijlage heeft [verzoekster] de kantonrechter verzocht verlof te verlenen voor het instellen van hoger beroep. Tevens heeft [verzoekster] verzocht de proceskostenveroordeling in de eindbeschikking te rectificeren en alsnog de kosten van [verzoekster] bij het verzoek te begroten. Bij brief van de griffier van 13 april 2012 is H+B Thuiszorg in de gelegenheid gesteld op beide verzoeken te reageren, hetgeen bij fax van haar gemachtigde van 19 april 2012 is geschied.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
A.Verlof hoger beroep
1.De kantonrechter in het deelgeschil heeft gelet op artikel 1019z Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in r.ov. 13, 1e alinea van de eindbeschikking van 30 maart 2012 de vraag opgeworpen of gelet op de (rechts)vragen waarover partijen verdeeld zijn een deelgeschil over slechts de aansprakelijkheidsvraag kan worden gevoerd. In de tweede alinea van r.ov. 13 van die eindbeschikking heeft de kantonrechter mede gezien de lange tijd die sedert het ongeval (op 1 mei 2004) is verstreken desalniettemin uitdrukkelijk en zonder voorbehoud op het verzoek in het deelgeschil beslist. Deze uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissing in dit deelgeschil is (mede) gegeven om - voorzover één van beide partijen zich met de beslissing in het deelgeschil over de principiële vraag niet kan verenigen - hoger beroep mogelijk te maken als aan de overige voorwaarden van artikel 1019cc lid 3 Rv wordt voldaan, zodat beide partijen niet eerst een eindbeslissing in een tijdrovende, kostbare en uitgebreidere bodemprocedure, waarin alle rechtsvragen aan de orde dienen te komen, hebben af te wachten.
2.In het verzoek tot het verlenen van verlof is vermeld dat nog geen procedure ten principale is aangevangen, maar dat het voornemen daartoe bestaat. Voorzover de kantonrechter bekend, heeft de procedure ten principale ten tijde van het nemen van deze beslissing nog niet (voor het eerst) gediend. Het is de rechter in die procedure ten principale die op het verzoek tot het verlenen van verlof voor hoger beroep heeft te beslissen. In de brief van 11 april 2012 heeft (de gemachtigde van) [verzoekster] aangegeven dat in de uit te brengen dagvaarding het verzoek zal worden gedaan verlof voor hoger beroep te verlenen van de als tussenvonnis te beschouwen eindbeschikking van 30 maart 2012. Onder deze omstandigheden beschouwt de rechter in het deelgeschil dit onderdeel van de brief/fax van 11 april 2012 als een aankondiging van een verzoek dat in een nog te entameren procedure ten principale zal worden gedaan, zodat daarop in deze beschikking niet behoeft te worden beslist.
3.De kantonrechter veronderstelt dat als een procedure ten principale wordt gevoerd (de gemachtigde van) [verzoekster] de behandelend rechter in die zaak ten principale op de eerstdienende dag bij afzonderlijke akte op het onderhavige verzoek, de reactie van Thuiszorg daarop en deze beschikking zal attenderen, waarna die rechter met inachtname van de (procedure)voorschriften van artikel 1019cc Rv op het verzoek van [verzoekster] een beslissing heeft te nemen.
B.Kosten
4.[verzoekster] verzoekt voorts in haar brief/fax van 11 april 2012 een rectificatie van de eindbeschikking. [verzoekster] veronderstelt dat van een kennelijke verschrijving sprake is doordat in de eindbeschikking van 30 maart 2012 niet de kosten van [verzoekster] bij de behandeling van haar verzoek zijn begroot, zij in de proceskosten is veroordeeld aan de zijde van H+B Thuiszorg gevallen en dat die proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
5.In reactie op het verzoek tot rectificatie heeft H+B Thuiszorg gereageerd en onder meer aangevoerd dat de kantonrechter terecht een kostenveroordeling heeft uitgesproken.
6.De kantonrechter stelt voorop dat bij een deelgeschil als uitgangspunt heeft te gelden dat ook bij afwijzing van een verzoek de kosten van degene die letsel heeft worden begroot. Op dit uitgangspunt bestaan uitzonderingen.
7.In een geval, waarbij
-in een deelgeschil wordt beoogd een eindbeslissing op de deelvraag te geven in welke beslissing hetzij wordt berust hetzij als aan de overige voorwaarden van 1019cc Rv wordt voldaan in hoger beroep kan worden gekomen;
-concrete aanwijzingen ontbreken dat partijen (nog) met elkaar in onderhandeling zijn;
-concrete aanwijzingen ontbreken dat ongeacht de uitkomst van het deelgeschil een vaststellingsovereenkomst tussen partijen zal worden gesloten waarin nadere afspraken over de proceskosten worden gemaakt
behoeft geen begroting van de kosten aan de zijde van degene die schade door letsel lijdt te worden gegeven en kan tevens een eindbeslissing worden gegeven over de proceskosten. In het verweerschrift heeft H+B Thuiszorg ook om afwijzing van het verzoek met veroordeling in de kosten van de procedure verzocht.
Hierbij weegt mee dat voorzover in een dergelijk geval in hoger beroep van de eindbeschikking wordt gekomen en de beslissing in hoger beroep anders uitvalt dan het in eerste aanleg gegeven oordeel, de hoger beroepsrechter de proceskostenveroordeling kan vernietigen en alsnog de kosten van – in dit geval - [verzoekster] in beide instanties kan begroten.
8.Voorts kan ook in gevallen, waarin wordt vermoed dat in hoger beroep van een rechtelijke beslissing in eerste aanleg wordt gekomen, een proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De door [verzoekster] betoogde andere interpretatie van de (recente) Hoge Raad jurisprudentie met betrekking tot de aansprakelijkheid van de werkgever dan in de eindbeschikking van 30 maart 2012 is opgenomen, brengt op zichzelf niet mee dat een uitvoerbaar bij voorraad verklaring achterwege dient te blijven. Bovendien heeft de kantonrechter bij de afweging of een proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard niet slechts de belangen van [verzoekster] mee te wegen.
9.Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek tot rectificatie wordt afgewezen.
BESLISSING
De kantonrechter:
I.wijst het verzoek tot rectificatie af;
Aldus gegeven door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 april 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.