ECLI:NL:RBAMS:2012:BW5479

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CV 11-6932
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.P.M. Strengers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Relatie tussen schade-nv en werkgever onder CAO-AvIM en eisen van redelijkheid en billijkheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 28 maart 2012, staat de relatie tussen een schade-nv, opgericht op basis van een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst (CAO-AvIM), en een aan deze cao gebonden werkgever centraal. De eiseres, een naamloze vennootschap gevestigd te Rijswijk, vorderde betaling van € 80,50 aan premies van de gedaagde, een besloten vennootschap gevestigd te Hilversum, die volgens de eiseres verschuldigd waren op basis van de CAO-AvIM. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat zij al verzekerd was bij een andere verzekeraar, de Amersfoortse Verzekeringen, en dat zij niet op de hoogte was van enige verplichting om bij de eiseres verzekerd te zijn.

De rechtbank oordeelde dat de werkgever, de gedaagde, nagenoeg alles had gedaan om de kwestie van de dubbele verzekering op te lossen, terwijl de eiseres niet voldoende had aangetoond dat de gedaagde in gebreke was gebleven. De kantonrechter concludeerde dat de eiseres had moeten afzien van haar aanspraak op de premies, gezien de omstandigheden van de zaak. De vordering van de eiseres werd afgewezen, en de gedaagde werd in de proceskosten veroordeeld.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om zich te houden aan de eisen van redelijkheid en billijkheid in hun onderlinge relaties, vooral in het kader van arbeidsrechtelijke verplichtingen en verzekeringen. De uitspraak is een belangrijke reminder voor werkgevers en werknemers over hun verantwoordelijkheden en de noodzaak van duidelijke communicatie over verzekeringskwesties.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE HILVERSUM
Kenmerk: CV 11-6932
Datum: 28 maart 2012
251
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER TE HILVERSUM
in de zaak van:
de naamloze vennootschap N.V. [eiseres]
gevestigd te Rijswijk (ZH)
eiseres
nader te noemen de [eiseres]
gemachtigde: Flanderijn & V Eck Gerechtsdeurwaarders
t e g e n:
de besloten vennootschap [gedaagde]
gevestigd te Hilversum
gedaagde
nader te noemen [gedaagde]
vertegenwoordigd door haar directeur [naam]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding van 20 december 2011 heeft de [eiseres] onder meebetekening van bewijsstukken [gedaagde] gedagvaard tegen de zitting van 4 januari 2012. Op die zitting heeft haar directeur geantwoord. Daarvan heeft de griffier proces-verbaal opgemaakt. Op de zitting van 1 februari is door [gedaagde] nog een aanvullend antwoord ingediend.
Vervolgens is bij tussenvonnis van 15 februari 2012 een comparitie van partijen gelast. Deze is op 23 maart 2012 gehouden. Verschenen zijn toen namens de [eiseres] [naam accountmanager] en [naam] en directeur [naam] van [gedaagde].
Vonnis is nader bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
1.1. Bij besluiten van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 november 2006 en 31 maart 2009 is de collectieve arbeidsovereenkomst aanvullend invaliditeitspensioen Metaal en Techniek, hierna te noemen de CAO-AvIM algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2013.
1.2. In artikel 2 lid 1 van de CAO-AvIM is bepaald dat er een de [eiseres] is wier statuten en reglementen evenals het Financieringsreglement en Uitkeringsreglement integraal deel uitmaken van deze overeenkomst. Blijkens artikel 2 lid 2 van de CAO-AvIM heeft de [eiseres] ten doel om ter verzorging van de werknemers in de Metaal en Techniek een aanvullend invaliditeitspensioen te verstrekken aan die werknemers van wie de eerste ziektedag is begonnen op of na 1 januari 2004 of zoveel later gedurende de looptijd van de CAO-AvIM. Administrateur van de [eiseres] is MN Services N.V. te Rijswijk.
1.3. Ingevolge artikel 3 van de CAO-AvIM kent de werkgever aan de werknemer een aanspraak toe op een aanvullend invaliditeitspensioen, welk pensioen wordt verzekerd bij de [eiseres]. Daartoe is de werkgever als verzekeringnemer over het kalenderjaar aan de [eiseres] een bijdrage verschuldigd, die de werkgever gerechtigd is op de werknemers te verhalen. Deze verplichting van de werkgever geldt niet ten aanzien van die individuele werknemer die de deelneming aan de verzekering heeft opgezegd. De werkgever dient ten behoeve van de uitvoering van deze regeling aan de administrateur van de [eiseres] opgave te doen van de bij hem in dienst zijnde werknemers voor zover de administrateur deze nog niet onder zich heeft. Bij gebreke van die opgave is de administrateur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.
1.4. Bij [gedaagde] zijn werknemers in loondienst geweest die vallen onder de werkingssfeer van de CAO Metaal en Techniek, waardoor de CAO-AvIM op hen en op [gedaagde] van toepassing was.
1.5. De accountmanager [naam accountmanager] van Mn Services N.V. is in juli 2010 en op 15 september 2010 langs geweest bij [gedaagde] die volgens eigen zeggen toen al aangegeven had dubbel verzekerd te zijn.
1.6. Bij factuur d.d. 30 november 2010 heeft de [eiseres] aan [gedaagde] € 80,50 in rekening gebracht wegens verschuldigde WBO-premie en WHI-premie van [gedaagde] over de periode 18 februari 2010 c.q. 7 juni 2010 tot 30 september 2010 ten behoeve van de werknemers [naam] en [naam].
1.7. Op 14 en 16 december 2010 is accountmanager [naam accountmanager] van Mn Services N.V. bij [gedaagde] tevergeefs langs geweest bij [gedaagde] om kopieën van de polisbladen van de Amersfoortse Verzekeringen op te halen waar [gedaagde] voor haar werknemers met ingang van 18 februari 2010 een aanvullende invaliditeitspensioen had afgesloten.
1.8. Op 10 januari 2011 heeft de [eiseres] aan [gedaagde] een betalingsherinnering gestuurd betreffende haar factuur d.d. 30 november 2011 en op 24 januari 2011 een aanmaningsbrief, waarbij zij aanspraak heeft gemaakt op rente en buitengerechtelijke invorderingskosten.
1.9. Bij brief d.d. 27 januari 2011 heeft [gedaagde] naar de [eiseres] kopieën van haar polisbladen van de Amersfoortse Verzekeringen gestuurd waar zij voor haar werknemers met ingang van 18 februari 2010 een aanvullend invaliditeitspensioen had afgesloten.
1.10. Bij brief d.d. 28 februari 2011 heeft de [eiseres] aan [gedaagde] de ontvangst van haar brief d.d. 27 januari 2011 bevestigd, een gedetailleerde uitleg gegeven van haar hiervoor onder 1.2. genoemde verzekering en de mogelijkheid die verzekering op te zeggen en verzocht om toezending van afstandsverklaringen van haar werknemers.
1.11. Naar aanleiding van die brief heeft [gedaagde] bij brief d.d. 7 maart 2011 onder toezending van afstandsverklaringen van haar werknemers [naam] en [naam] betreffende de WGA Gat verzekering en de WIA Bodemverzekering van de [eiseres] verzocht aan de [eiseres] om “het automatisch aanmelden” voor die verzekeringen voor haar bedrijf “uit te zetten”, aangezien zij bij de Amersfoortse voor haar personeelsleden al dergelijke verzekeringen had.
1.12. Bij brief d.d. 22 juni 2011 heeft de [eiseres] de ontvangst van de brief d.d. 7 maart 2011 van [gedaagde] en de afstandsverklaringen van haar werknemers [naam] en [naam] bevestigd onder de mededeling dat de MT WIA-verzekeringen van deze twee werknemers per 31 december 2010 waren beëindigd en een bedrag van € 36,04 aan premie gerestitueerd zou worden.
1.13. Bij brief d.d.19 september 2011 heeft de gemachtigde van de [eiseres] [gedaagde] gesommeerd tot betaling van de factuur d.d. 30 november 2010 en boete en rente. Aan deze sommatie heeft [gedaagde] geen gevolg gegeven. Op die brief heeft [gedaagde] bij monde van haar directeur bij e-mail van 22 september 2011 een uitvoerig antwoord gegeven.
Vordering
2. De [eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van:
a. € 80,50 wegens verschuldigde bijdrage, als bedoeld in de CAO-AvIM, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 december 2011 tot aan de dag der voldoening;
b. € 14,58 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 0,56 wegens voor de dagvaarding verschuldigd geworden rente;
d. de kosten van de procedure.
3. De [eiseres] stelt dat [gedaagde] ondanks betalingsherinneringen de door haar verschuldigde bijdrage als bedoeld in de CAO-AvIM niet heeft voldaan. Na ontvangst van de factuur d.d. 30 november 2010 heeft [gedaagde] aan de [eiseres] laten weten, dat zij al bij een derde partij verzekerd was.
4. De [eiseres] wijst erop dat vanaf de indiensttreding van een werknemer de verzekeringsplicht geldt, maar de werknemer kan de verzekering opzeggen. De werkgever heeft de plicht om werknemers bij haar aan te melden.
5. Als aan accountmanager [naam accountmanager] tijdens zijn bezoek op 15 september 2010 de polis van de door [gedaagde] afgesloten verzekering bij de Amersfoortse Verzekeringen overgelegd was, had wellicht de zaak teruggedraaid kunnen worden. Zij wijst op de door haar accountmanager [naam accountmanager] nadien ondernomen pogingen om in het bezit van die polis te komen.
Verweer
6. [gedaagde] verweert zich tegen deze vordering. Zij nam voor het eerst personeel in dienst met ingang van 18 februari 2010. Zij heeft toen in haar verplichting om een WIA-bodemverzekering en WIA-hiaatverzekering voor haar personeel af te sluiten, voorzien door deze verzekeringen af te sluiten bij de Amersfoortse Verzekeringen. Haar directeur had de administrateur van de [eiseres] opgebeld om aanmelding te doen voor pensioen. Hij had toen te horen gekregen dat hij geen actie behoefde te nemen, omdat de nodige gegevens door de Belastingdienst doorgegeven zouden worden.
7. Pas op 15 september 2010 was er iemand van MN Services en wel [naam accountmanager] bij [gedaagde] langs geweest om uitleg te geven wat men allemaal deed, waaronder de verplichte verzekeringen. Haar directeur had [naam accountmanager] toen verteld dat [gedaagde] al verzekerd was bij de Amersfoortse Verzekeringen. Hij had de polis erbij gepakt om er zeker van te zijn dat het de goede verzekeringen waren. Dat had de heer [naam accountmanager] aan hem bevestigd, waarbij hij gezegd had dat hij waarschijnlijk meer kwijt zou zijn dan wanneer hij bij de [eiseres] verzekerd zou zijn. Om misschien in de toekomst over te stappen, had hij [naam accountmanager] om een offerte verzocht.
8. Eind november 2010 had [gedaagde] toch een rekening van de [eiseres] gekregen voor de WGA-hiaat en WGA-bodemverzekeringen. Haar directeur had vervolgens opgebeld om te zeggen dat dit niet klopte, doch had toen te horen gekregen dat [gedaagde] automatisch verzekerd was en daar niets aan te doen was. Toen hij tegengeworpen had dat hij anders van de Amersfoortse Verzekeringen vernomen had, wilde degene die hij aan de telefoon had, daarvan niets weten. Haar directeur had daarop gezegd dat hij nooit een handtekening onder welke overeenkomst dan ook gezet had en hij zich bij deze terugtrok. Nadat hij een betalingsherinnering gekregen had, had de directeur nogmaals gebeld en toen te horen gekregen dat als hij de polis van de Amersfoortse Verzekeringen zou opsturen, de zaak in behandeling zou worden genomen. Hierop had haar directeur telefonisch contact opgenomen met voornoemde [naam accountmanager], die hem toegezegd had een en ander te zullen oplossen. Door communicatie misverstanden was het ophalen door [naam accountmanager] van de polis van de Amersfoortse Verzekeringen op te halen, in december 2010 misgelopen.
9. [gedaagde] wijst erop dat in de periode van 1 oktober 2010 tot 31 december 2010, waarop de factuur d.d. 30 november 2010 betrekking had, de [eiseres] geen risico gelopen heeft, omdat haar toen al bekend was dat haar werknemers verzekerd waren bij de Amersfoortse Verzekeringen.
10. [gedaagde] vordert een vergoeding voor de kosten ad € 1.526,19 inclusief BTW, die zij aan deze zaak kwijt is.
Beoordeling
11. Tussen partijen bestaat een relatie die hen verplicht zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid.
12. Door de [eiseres] is niet, althans onvoldoende bestreden dat [gedaagde] bij monde van haar directeur in september 2010 al aan haar kenbaar gemaakt had dat zij voor haar werknemers zelf al WGA-hiaat en WGA-bodemverzekeringen afgesloten had bij de Amersfoortse Verzekeringen. Dat moet dus als vaststaand aangenomen worden.
13. Dat de directeur van [gedaagde] aan account-manager [naam accountmanager] van MN Services tijdens diens bezoek op 15 september 2010 de polis van die verzekering heeft laten zien, moet zeer aannemelijk geacht worden. Door de [eiseres] is een notitie van [naam accountmanager] overgelegd over zijn bezoek op 16 december 2010 aan [gedaagde], waarin staat dat de directeur van [gedaagde] tijdens zijn gesprek met [naam accountmanager] op 15 september 2010 om een offerte WGA-verzekering van de [eiseres] gevraagd had. Dat valt alleen te begrijpen in het licht van de onweersproken lezing van de directeur van [gedaagde] van het gesprek op 15 september 2010 waarin [naam accountmanager] volgens hem na die polis bekeken te hebben, gezegd had dat [gedaagde] met de verzekering van de [eiseres] veel goedkoper uit zou zijn.
14. Niet valt te begrijpen waarom na dat gesprek op 15 september 2010 de [eiseres] na een stilzwijgen van tweeëneenhalve maand plotseling gekomen is met haar factuur d.d. 30 november 2010 zonder eerst een brief te sturen met een duidelijke uitleg van de zeker voor een kleine werkgever gecompliceerde regeling van de toepasselijke CAO. Met een dergelijke brief is de [eiseres] pas gekomen op 28 februari 2011, waarna van de kant van [gedaagde] de zaken snel afgewikkeld zijn.
15. Nu van de kant van [gedaagde] nagenoeg alles naar haar vermogen gedaan is om de kwestie van de dubbele verzekering netjes afgewikkeld te krijgen, terwijl dat van de [eiseres] echt niet gezegd kan worden, had van de [eiseres] verwacht mogen worden dat zij van haar (al dan niet terechte) aanspraak op premies van in totaal € 80,50 jegens [gedaagde] had afgezien en dus niet ruim één jaar na de factuurdatum alsnog een procedure met alle kosten vandien was begonnen.
16. Dit betekent dat de vordering van de [eiseres] moet worden afgewezen.
17. Bij deze uitkomst van de procedure dient [gedaagde] veroordeeld te worden in de proceskosten van [gedaagde].
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vordering af;
II. veroordeelt de [eiseres], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure die aan de zijde van [gedaagde] gevallen zijn en die tot op heden begroot worden op € 120,-- wegens onkosten.
Aldus gewezen door mr. F.M.P.M. Strengers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter