Parketnummer: 13/651305-11 (PROMIS)
Datum uitspraak: 9 mei 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Haarlem" te Haarlem.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.I. Takens, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1:
hij op of omstreeks 30 juli 2011 te Amsterdam, op of aan de Ferdinand Bolstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen (in/uit perceel [perceel]) meerdere sieraden en/of een Iphone 4 en/of een Samsung telefoon, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan juwelier [juwelier] en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij en/of zijn mededader(s):
- voornoemde juwelier is/zijn binnen gegaan en/of (vervolgens)
- zijn/hun vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben vastgegrepen en/of vastgepakt en/of vastgepakt gehouden en/of (vervolgens)
- heeft/hebben gerukt en/of getrokken aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- (met kracht) die [slachtoffer] bij diens keel en/of hals heeft/hebben gepakt en/of (vervolgens)
- (met kracht) de keel en/of hals van die [slachtoffer] heeft/hebben dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden en/of (vervolgens)
- (met kracht) met zijn/hun vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben geslagen en/of gestompt op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- (terwijl die [slachtoffer] de (voor)deur weigerde te openen van voornoemde juwelier) (met kracht) met een moker, in elk geval een hard voorwerp op/tegen het/de ra(a)m(en) van de (voor)deur van voornoemde juwelier heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens);
- (opnieuw) zijn/hun vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (op een afstand van een halve meter) op het gezicht, althans in de richting van het gezicht, in elk geval in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of (vervolgens) (daarbij) de woorden "Doe open" "Doe open" en/of "Doe de deur open of ik schiet je dood" heeft/hebben toegevoegd, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
Feit 2:
hij en/of zijn mededader(s) op of omstreeks 30 juli 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapen(s) van categorie III, te weten een alarm-/startpistool (merk Kimar) voorhanden heeft/hebben gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daarbij gewezen op de bekennende verklaring van verdachte, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], de getuigenverklaringen en het op de ruit van de juwelier en op de moker aangetroffen DNA-spoor van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het ten laste gelegde bekend.
4.3 Het oordeel van de rechtbanki
Ten aanzien van feit 1 gaat de rechtbank uit van
- de aangifte van [slachtoffer]ii, onder meer inhoudende dat zij op 30 juli 2011 in [juwelier] overvallen is door twee mannen, waarbij één van beide mannen haar bedreigd en geslagen heeft met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]iii, onder meer inhoudende dat hij samen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] een overval heeft gepleegd op juwelier [juwelier];
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 april 2012, onder meer inhoudende dat hij op 30 juli 2011 samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een overval heeft gepleegd op juwelier [juwelier], waarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is gebruikt.
Bewijsoverwegingen:
Verdachte heeft bekend dat hij samen met [medeverdachte 1] de overval op juwelier [juwelier] heeft gepleegd, waarbij zij [slachtoffer] hebben bedreigd met een vuurwapen. Volgens zijn verklaring ter terechtzitting heeft verdachte niet waargenomen dat [medeverdachte 1] daarbij ook fysiek geweld heeft toegepast op [slachtoffer]. Of verdachte dit geweld nu wel of niet heeft waargenomen, namens hem is niet bepleit dat er geen sprake was van medeplegen met betrekking tot het fysieke geweld. De rechtbank beschouwt de verklaring van verdachte dan ook als zodanig dat hij bekend heeft als medepleger te hebben deelgenomen aan de overval, waarbij hem ook de gedragingen van zijn mededader kunnen worden aangerekend.
Ten aanzien van feit 2 gaat de rechtbank uit van
- het proces-verbaal van bevindingeniv, onder meer inhoudende dat in de auto van medeverdachte [medeverdachte 2] een wapen is aangetroffen;
- het proces-verbaal van onderzoekv, onder meer inhoudende dat het aangetroffen wapen een alarm-/startpistool van het merk Kimar betreft en een wapen van categorie III is;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 april 2012, onder meer inhoudende dat hij op 30 juli 2011 samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een overval heeft gepleegd op juwelier [juwelier], waarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is gebruikt, dat zij van [medeverdachte 2] hadden gekregen.
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1:
op 30 juli 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in perceel [perceel], sieraden en een iPhone 4 en een Samsung telefoon, toebehorende aan juwelier [juwelier] en/of [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij en/of zijn mededaders:
- voornoemde juwelier zijn binnen gegaan en vervolgens
- hun op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] hebben gericht en gericht gehouden en vervolgens
- voornoemde [slachtoffer] hebben vastgepakt en vastgepakt gehouden en vervolgens
- hebben getrokken aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en vervolgens
- met kracht die [slachtoffer] bij haar keel hebben gepakt en vervolgens
- met kracht de keel van die [slachtoffer] hebben dichtgedrukt en dichtgedrukt gehouden en vervolgens
- met kracht met hun op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben geslagen tegen het hoofd van die [slachtoffer] en vervolgens
- terwijl die [slachtoffer] de voordeur weigerde te openen van voornoemde juwelier met kracht met een moker tegen het raam van de voordeur van voornoemde juwelier hebben geslagen en
- hun op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het gezicht van voornoemde [slachtoffer] hebben gericht en gericht gehouden en daarbij de woorden "Doe open" "Doe open" hebben toegevoegd;
Feit 2:
hij en zijn mededaders op 30 juli 2011 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een alarm-startpistool merk Kimar, voorhanden hebben gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 7.439,59 en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in het kader van de straftoemeting naar voren gebracht dat verdachte niet degene is die het initiatief heeft genomen tot de overval. Hij heeft geen wapen of vluchtauto geregeld en ook geen andere spullen. Hij wilde het eigenlijk niet, maar deed het toch omdat hij zich gekleineerd en uitgedaagd voelde door medeverdachte [medeverdachte 2].
Verdachte is niet degene die het wapen heeft vastgehouden en het slachtoffer daarmee heeft geslagen. Hij heeft geen enkel geweld toegepast op het slachtoffer.
De raadsman heeft voorts opgemerkt dat hij de eis van de officier van justitie aan de hoge kant vindt. Daarbij heeft hij verwezen naar de uitspraak in de zaak van de overval op juwelier Kristal, LJN: BW2552. Daar werden gevangenisstraffen opgelegd tussen drieënhalf en vijf jaar. Degene die vijf jaar opgelegd kreeg in die zaak was net vrijgekomen, nadat hij zes jaar had uitgezeten voor een andere gewapende overval.
Ook heeft de raadsman gewezen op uitspraak in de zaak van de overval op juwelier Dik, LJN: BV7929. In deze zaak was het slachtoffer geslagen op het hoofd en geschopt. Daar werd een gevangenisstraf van zesendertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, opgelegd.
Voorts verwijst de raadsman naar de oriëntatiepunten van het LOVS en is van mening dat een gevangenisstraf van ongeveer drie jaar passend zou zijn.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij heeft de raadsman naar voren gebracht dat hij geen opmerkingen heeft bij de gevorderde immateriële schade. De materiële schade is echter, met uitzondering van de tandartskosten en de reiskosten, schade van juwelier [juwelier] en niet van de benadeelde partij. Met betrekking tot dit gedeelte dient de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een juwelier. Dat het wapen, dat zij daarbij hanteerden, niet echt was, wist verdachte wel maar het slachtoffer [slachtoffer] niet. Zij beleefde de overval in grote angst en dacht dat zij deze niet zou overleven. [slachtoffer] heeft zich flink verzet tijdens de overval. Door de worsteling en de klappen van een van de daders, onder meer met het wapen, heeft zij behoorlijk letsel opgelopen. Het geweld en de bedreiging met het vuurwapen is erg beangstigend voor haar geweest. Tot op de dag van vandaag heeft zij moeite deze overval te verwerken en de draad van haar tot dan toe gewone leven weer op te pakken. Daarnaast is in de zaak grote schade ontstaan, onder meer door het gebruik van een moker.
De laatste tijd lijkt het aantal gewapende overvallen op juweliers ook in Amsterdam toe te nemen. Verdachte heeft door zijn handelen, uitsluitend gericht op geldelijk gewin en op klaarlichte dag, onder het oog van diverse getuigen op straat, bijgedragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij en dan met name onder winkeliers.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 7 oktober 2011 blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Deze eerdere veroordeling heeft verdachte kennelijk niet weerhouden zich nogmaals schuldig te maken aan diefstal met geweld.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.065,60 (tweeduizend vijfenzestig euro en zestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Dit bedrag bestaat uit € 2.000,-- ter vergoeding van immateriële schade en € 65,60 ter vergoeding van materiële schade, bestaande uit tandartskosten en reiskosten. De resterende gevorderde materiële schade is schade die geleden is door juwelier [juwelier]. [juwelier] is een eenmanszaak, waarvan de benadeelde partij volgens eigen zeggen juridisch geen (mede-)eigenaar is. Voor dit gedeelte zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van [slachtoffer], wonende op het adres [adres], [postcode], [woonplaats], toe tot € 2.065,60 (tweeduizend vijfenzestig euro en zestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer], aan de Staat € 2.065,60 (tweeduizend vijfenzestig euro en zestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 31 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. van Eijk, voorzitter,
mrs. C.S. Schoorl en J.M.L.I. van Hommerich, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Bernsen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 mei 2012.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii P. 001 e.v.
iii P. 153 e.v.
iv P. 206 e.v.
v P. 324 e.v.