ECLI:NL:RBAMS:2012:BW5360

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1332915 KK EXPL 12-357
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling van loon en wettelijke verhoging in kort geding na arbeidsongeschiktheid

In deze zaak vordert eiser, die sinds 1987 in dienst is bij Stichting Pantar Amsterdam, doorbetaling van zijn loon vanaf 6 februari 2012 en een vergoeding voor te laat betaald salaris over de periode februari 2011 tot en met oktober 2011. Eiser heeft zich op 22 december 2010 ziekgemeld en het UWV heeft in een deskundigenoordeel vastgesteld dat hij op 17 januari 2011 arbeidsongeschikt was. Eiser heeft in mei 2011 een deskundigenoordeel aangevraagd, waaruit blijkt dat zijn arbeidsongeschiktheid zich uitstrekte tot de datum van het deskundigenoordeel. Pantar heeft echter pas eind september 2011 voorschotten betaald en de loonbetaling gestaakt per 6 februari 2012. De kantonrechter oordeelt dat Pantar te laat heeft betaald en dat de loonvordering van eiser vanaf 6 februari 2012 wordt afgewezen, omdat eiser zich niet beschikbaar heeft gesteld voor werk in Amsterdam. De kantonrechter oordeelt echter ook dat Pantar een vertragingsvergoeding van 25% over de te laat betaalde salarissen moet betalen, omdat eiser door de late betalingen extra financiële problemen heeft ondervonden. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser gedeeltelijk toe en compenseert de proceskosten, zodat ieder de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM KORT GEDING
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaaknummer: 1332915 KK EXPL 12-357
Vonnis van: 18 april 2012
F.no.: 646
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te Roermond
eiser
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. A.L.M. Vreeswijk
t e g e n
STICHTING PANTAR AMSTERDAM
gevestigd te Diemen
gedaagde
nader te noemen Pantar
gemachtigde: mr. J. van Hulst
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Pantar is vrijwillig verschenen op basis van de dagvaarding met producties zoals [eiser] deze op 21 maart 2012 aan de rechtbank heeft gezonden. Partijen hebben voorafgaand aan de zittingen producties toegestuurd.
Ter terechtzitting van 29 maart 2012, voortgezet op 11 april 2012, heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen vergezeld door zijn partner en zijn gemachtigde. Pantar is verschenen vertegenwoordigd door de heer [naam] en mevrouw [naam] en bijgestaan door haar gemachtigde. Pantar heeft pleitaantekeningen overgelegd.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Als uitgangspunt geldt het volgende:
1.1. [eiser] is per 6 mei 1987, met een WSW-indicatie, op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) Pantar. Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de CAO Wet Sociale Werkvoorziening. Het laatstgenoten salaris bedraagt € 2.269,- bruto per maand excl. vakantietoeslag.
1.2. [eiser] is gedurende zijn dienstverband met Pantar herhaaldelijk gedetacheerd.
1.3. De arbeidsovereenkomst tussen Pantar en [eiser] is van 1 maart 2007 tot en met 26 maart 2008 overgenomen door de met Pantar vergelijkbare maar in Roermond gevestigde werkgever Westrom. [eiser] is gedurende die periode door Westrom gedetacheerd bij Solvay. Per 27 maart 2008 is het dienstverband weer voortgezet door Pantar.
1.4. [eiser] heeft in de zomer van 2010 aan Pantar het verzoek gedaan weer te kunnen worden tewerkgesteld in de omgeving van Roermond, zulks onder andere vanwege een in zijn eigendom toebehorende maar leegstaande woning in Roermond.
1.5. Pantar heeft hierop contact opgenomen met Westrom, hetgeen er in heeft geresulteerd dat [eiser] ingaande 10 augustus 2010 vanuit Westrom weer werkzaamheden is gaan verrichten bij Solvay.
1.6. [eiser] heeft zich per 6 augustus 2010 laten uitschrijven uit de gemeente Amsterdam en zich laten inschrijven in de gemeente Roermond. [eiser] is met zijn partner per augustus 2010 in de aan [eiser] toebehorende woning in Roermond gaan wonen. [de partner van eiser] heeft haar huurwoning in Amsterdam, waar zij met [eiser] daarvóór woonde, per oktober 2010 opgezegd.
1.7. Westrom heeft op 19 november 2010 aan [eiser] te kennen gegeven dat de tewerkstelling bij Solvay eindigde.
1.8. [eiser] heeft vanaf 19 november 2010 geen werkzaamheden meer verricht.
1.9. [eiser] heeft zich op 22 december 2010 bij Pantar ziekgemeld.
1.10. De bedrijfsarts heeft [eiser] per 17 januari 2011 hersteld gemeld.
1.11. [eiser] heeft in mei 2011 bij het UWV een deskundigenoordeel aangevraagd. Het UWV heeft op 27 juli 2011 geschreven dat [eiser] op 17 januari 2011 zijn eigen werk niet kon doen.
1.12. Het UWV heeft voorts, naar aanleiding van een nadere ziekmelding door [eiser], op 5 september 2011 geschreven: “Gezien de gegevens van cliënt zoals vermeld tijdens het spreekuurbezoek van 14 juli jongstleden, zijn er vanaf de eerste geschildatum in januari 2011 geen wijzigingen in de gezondheidstoestand opgetreden. Hij is dan ook per 1 juli 2011 onveranderd niet geschikt te beschouwen tot het verrichten van zijn werk in volle omvang.”
1.13. Pantar heeft eerst na de ontvangst van de brief van het UWV van 5 september 2011 eind september 2011 voorschotten aan [eiser] betaald met betrekking tot het salaris over de periode februari 2011 tot en met september 2011. De definitieve salarisbetaling over deze periode heeft, met inachtneming van loonbeslag, in oktober 2011 plaatsgevonden.
1.14. [eiser] is door de bedrijfsarts hersteld verklaard per 12 oktober 2011. Ook het UWV heeft bij deskundigenoordeel van 28 november 2011 [eiser] hersteld geacht per 12 oktober 2011.
1.15. Partijen hebben op 25 januari 2012 mediation betracht, hetgeen niet tot een oplossing heeft geleid. Pantar heeft de loonbetaling aan [eiser] gestaakt per 6 februari 2012.
1.16. Pantar heeft inmiddels bij het UWV een ontslagvergunning voor [eiser] verzocht.
STANDPUNT VAN PARTIJEN
2. [eiser] vordert van Pantar (i) doorbetaling van zijn loon vanaf 6 februari 2012 tot de datum einde arbeidsovereenkomst; (ii) betaling van € 7.979,75 netto, zijnde de maximale vergoeding op basis van art. 7:625 BW terzake het over de periode februari 2011 tot en met oktober 2011 te laat betaalde salaris; (iii) de vakantietoeslag met wettelijke verhoging over de periode mei 2010 tot en met mei 2011, (iv) met veroordeling van Pantar in de proceskosten.
3. Pantar verweert zich tegen de vorderingen. Pantar beroept zich er daarbij onder meer op dat [eiser] zich niet beschikbaar stelt om arbeid in Amsterdam te verrichten, en het niet werken daarmee in zijn risicosfeer ligt. Pantar wijst er op dat zij een substantieel voorschot over het loon over de periode februari tot en met september 2011 heeft betaald, zodra het UWV op 5 september 2011 had bericht dat [eiser] niet alleen op 17 januari 2011 arbeidsongeschikt was, maar ook de periode daarna. Voorts wijst Pantar er op dat de vakantietoeslag over de periode mei 2010 tot mei 2011 is betaald maar dit bedrag onder het loonbeslag viel. Dat laatste is daarna door [eiser] niet meer weersproken. Tenslotte beroept Pantar zich op het restitutierisico, aangezien [eiser] zeer hoge schulden heeft en terugbetaling door hem van enig aan hem uitgekeerd bedrag daarmee illusoir is.
BEOORDELING
4. In het onderhavige kort geding dient te worden beoordeeld of de omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook slechts een voorlopig oordeel.
5. Partijen verschillen van mening over de informatie die door Pantar aan [eiser] is verstrekt aangaande zijn werkzaamheden voor Westrom en Solvay. Pantar stelt dat aan [eiser] ondubbelzinnig is medegedeeld dat het om een proefplaatsing ging, en nog geen zekerheid kon worden verstrekt dat [eiser] definitief in dienst kon treden van Westrom. [eiser] stelt dat over een proefplaatsing niets tegen hem is gezegd. Pantar onderbouwt haar standpunt met verklaringen van personeelsleden van haar alsmede van Westrom die bevestigen de onzekerheid met betrekking tot de proefplaatsing duidelijk met [eiser] te hebben besproken. Vast staat dat Pantar een en ander niet schriftelijk aan [eiser] heeft medegedeeld.
6. De kantonrechter is van oordeel dat van Pantar had mogen worden verlangd aan [eiser] niet alleen mondeling maar ook schriftelijk kenbaar te maken dat de door hem zo zeer gewenste plaatsing in Roermond een proefplaatsing betrof. Dan had daarover redelijkerwijs bij [eiser] geen misverstand kunnen bestaan. Voor een ondubbelzinnige ook schriftelijke bevestiging was te meer aanleiding gelet op het WSW-karakter van de arbeidsovereenkomst met [eiser]. Door het karakter van de plaatsing in Roermond alleen met [eiser] te bespreken in plaats van ook schriftelijk te bevestigen ontstond er meer ruimte voor onduidelijkheid over het karakter van de plaatsing. In beginsel komt het daardoor ontstane nadeel voor rekening van Pantar.
7. Ter zitting heeft [eiser] echter verklaard, en zulks werd door zijn partner beaamd, dat hij met zijn partner niet bereid is terug te verhuizen naar Amsterdam, zelfs niet wanneer er voor hen weer een huurwoning beschikbaar zou zijn. De moeilijkheden die de kinderen van zijn partner in Amsterdam ondervonden en die in Roermond niet meer spelen hebben daar aan bijgedragen. Aldus is aannemelijk dat [eiser], ook wanneer aan hem wel schriftelijk zou zijn bevestigd dat het bij Westrom om een proefplaatsing ging, niet anders zou hebben gehandeld dan hij nu heeft gedaan, namelijk door te verhuizen naar Roermond. Dat valt op zich alleszins te begrijpen, gelet op de grote financiële problemen die [eiser] had, mede vanwege zijn leegstaande woning in Roermond, alsmede de omstandigheid dat hij hoe dan ook dacht voor langere tijd werkzaamheden in Roermond te kunnen gaan verrichten, en wel bij het bedrijf Solvay dat hem al kende. Aan [eiser] valt naar de mening van de kantonrechter daarom niet te verwijten dat hij in Roermond is gaan werken en – gelet op de afstand Amsterdam Roermond – ook is verhuisd. In de relatie ten opzichte van Pantar is het nu niet (meer) beschikbaar zijn voor werkzaamheden in of rondom Amsterdam wel een omstandigheid die in zijn risicosfeer ligt. Gelet op het bepaalde in art. 7:627 BW wordt de loonvordering vanaf 6 februari 2012 daarom afgewezen. De CAO bepalingen waarop [eiser] zich beroept – en waaraan Pantar een andere uitleg geeft- maken dat niet anders.
8. De kantonrechter is van oordeel dat Pantar het loon over de periode februari tot en met augustus 2011 te laat heeft betaald. Hoewel in het deskundigenoordeel van 27 juli 2011 alleen geschreven wordt over de arbeidsongeschiktheid op 17 januari 2011, geeft dat deskundigenoordeel geen enkele aanleiding te veronderstellen dat die arbeidsongeschiktheid niet tevens ziet op de periode na 17 januari 2011. Pantar heeft zich er ook niet op beroepen dat er aanleiding was te veronderstellen dat zich in de gezondheidssituatie van [eiser] tussen 17 januari 2011 en juli 2011 een zodanige wijziging had voorgedaan, dat hij op 17 januari 2011 wel arbeidsongeschikt was, maar daags daarop al niet meer. Dat partijen van UWV-medewerkers naar eigen zeggen hierover verschillende informatie hebben gekregen maakt dat niet anders.
9. Pantar heeft onweersproken gesteld eind september 2011 aan [eiser] een, gelet op het loonbeslag, zo hoog mogelijk voorschot te hebben betaald. Daarmee kan niet worden gesteld dat het loon over september te laat is betaald. Wel is dat met de salarissen over de periode februari tot en met augustus 2011 het geval. [eiser] heeft bovendien onweersproken gesteld door de te late salarisbetaling extra financiële problemen te hebben gekregen, hetgeen tot weer extra kosten voor hem heeft geleid. Aan Pantar kan worden nagegeven dat [eiser] lang heeft gewacht met het aanvragen van het deskundigenoordeel. [eiser] heeft daartegenover gesteld dat te hebben gedaan omdat eerst informatie werd opgevraagd bij de behandelend arts, in de hoop juist daarmee verdere conflicten te vermijden. Al met al acht de kantonrechter het zo aannemelijk dat de bodemrechter een vertragingsvergoeding van 25% over de genoemde salarisbetaling zal toekennen, dat het door Pantar te lopen restitutierisico hiervoor moet wijken.
10. Pantar heeft niet betwist dat 50% wettelijke verhoging over 10 maanden salaris tot het gevorderde bedrag van € 7.979,75 netto leidt. Toegewezen wordt 25% over 7 maanden, hetgeen leidt tot een bedrag van 25/50 x 7/10 x € 7.979,25 = € 2.792,91 netto. Dit bedrag wordt toegewezen verhoogd met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van dagvaarding, gesteld op 21 maart 2012.
11. [eiser] heeft niet weersproken dat de hem toekomende vakantietoeslag over de periode mei 2010 tot mei 2011 onder het loonbeslag viel. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
12. De vorderingen zullen daarom worden toegewezen als hieronder bepaald. Nu beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt Pantar om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.792,91 netto als wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 maart 2012 tot aan de datum van voldoening;
II. compenseert de proceskosten in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
III. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. G.C. Boot, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.