ECLI:NL:RBAMS:2012:BW4373

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
505154 / HA ZA 11-2795
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strijd met beginselen van een goede procesorde; misbruik van bevoegdheid door onverkort vasthouden aan verzettermijn door geopposeerde?

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 maart 2012 uitspraak gedaan in een incident tussen de Ontvanger van de Belastingdienst Centrale Administratie en [X] Speelautomatenexploitatie B.V. De procedure volgde op een verstekvonnis dat op 25 mei 2011 was gewezen. De Ontvanger kwam op 8 november 2011 in verzet tegen dit verstekvonnis, maar [X] Speelautomatenexploitatie stelde dat de Ontvanger niet ontvankelijk moest worden verklaard omdat de verzetstermijn van vier weken, zoals voorgeschreven in artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betekening van het verstekvonnis op 17 juni 2011 correct heeft plaatsgevonden, maar dat de Ontvanger pas na de verstrijking van de termijn in verzet is gekomen. De rechtbank oordeelde dat de Ontvanger door het onverkort vasthouden aan de verzettermijn misbruik van recht maakte en dat dit in strijd was met de beginselen van een goede procesorde. De rechtbank heeft de incidentele vordering van [X] Speelautomatenexploitatie toegewezen en de Ontvanger in de kosten van het incident veroordeeld. De Ontvanger werd niet ontvankelijk verklaard in haar vorderingen in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 505154 / HA ZA 11-2795
Vonnis in incident van 21 maart 2012
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
ONTVANGER BELASTINGDIENST CENTRALE ADMINISTRATIE,
zetelend te Apeldoorn,
opposant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. H.M. ten Haaft,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] SPEELAUTOMATENEXPLOITATIE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geopposeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Partijen zullen hierna Ontvanger en [X] Speelautomatenexploitatie genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 8 november 2011;
- akte overlegging producties zijdens Ontvanger;
- de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid met producties zijdens [X] Speelautomatenexploitatie;
- de incidentele conclusie van antwoord zijdens Ontvanger.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten in het incident
2.1. Tussen [X] Speelautomatenexploitatie als eisende partij en Ontvanger als gedaagde partij heeft de rechtbank op 25 mei 2011 een verstekvonnis (hierna verkort aangeduid als het verstekvonnis) gewezen.
2.2. [X] Speelautomatenexploitatie heeft het verstekvonnis op 17 juni 2011 betekend, blijkens het exploit aan Ontvanger op het adres Stationsplein 50 te Apeldoorn. Het exploit is door de deurwaarder gelaten aan een receptioniste die aldaar als uitzendkracht werkzaam was.
2.3. Ontvanger is bij dagvaarding van 8 november 2011 in verzet gekomen tegen het verstekvonnis.
3. De beoordeling in het incident
3.1. [X] Speelautomatenexploitatie heeft gevorderd dat Ontvanger door de rechtbank niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar vorderingen in de hoofdzaak. Daartoe heeft [X] Speelautomatenexploitatie - kort gezegd - gesteld dat zij het verstekvonnis op 17 juni 2006 overeenkomstig de door de Ontvanger gegeven voorschriften heeft betekend op het door Ontvanger in haar dwangbevelen opgegeven adres. Door pas bij dagvaarding van 8 november 2011 in verzet te komen heeft Ontvanger de daartoe op de voet van artikel 143 lid 2 en lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gegeven termijn van 4 weken laten verstrijken en is haar de mogelijkheid ontnomen alsnog in verzet te komen van het verstekvonnis. Tot slot heeft [X] Speelautomatenexploitatie gesteld dat voor zover zich al gebreken in de betekening van het verstekvonnis hebben voorgedaan, Ontvanger zich daar niet op kan beroepen nu zijn reeds daden van bekendheid met het verstekvonnis heeft gedaan.
3.2. Ontvanger heeft zich verweerd tegen het vorenstaande en heeft daartoe samengevat aangevoerd dat [X] Speelautomatenexploitatie heeft nagelaten de dagvaarding tegelijk met het verstekvonnis mee te laten betekenen. Daartoe was zij wel gehouden omdat het dictum van het verstekvonnis verwijst naar de dagvaarding zelf. Voorts heeft [X] Speelautomatenexploitatie ondanks een verzoek daartoe van Ontvanger geweigerd alsnog de dagvaarding aan laatstgenoemde te doen toekomen. Gelet daarop is het Ontvanger onbekend op welk dwangbevel het verstekvonnis betrekking heeft. Anders dan [X] Speelautomatenexploitatie doet voorkomen heeft Ontvanger dan ook geen daad van bekendheid kunnen verrichten waaruit de bekendheid met het verstekvonnis volgt. Ontvanger is dan ook niet bekend met de inleidende dagvaarding die aan het verstekvonnis ten grondslag ligt en is voor het opstellen van de verzetdagvaarding dan ook veronderstellenderwijs uitgegaan van een door Ontvanger naar gebruik gehanteerde dagvaarding als overgelegd als productie 6 bij dagvaarding. Door het onverkort vasthouden aan de verzettermijn maakt [X] Speelautomatenexploitatie misbruik van haar recht en is haar handelen bovendien in strijd met de beginselen van een goede procesorde.
Tot slot heeft Ontvanger bij wijze van verweer aangevoerd dat het verstekvonnis onjuist is betekend. De omstandigheid dat [X] Speelautomatenexploitatie heeft betekend overeenkomstig het in het dwangbevel opgenomen adres, maakt nog niet dat een juiste betekening heeft plaatsgevonden. Naar analogie van artikel 49 Rv dient betekening plaats te vinden aan een bestuurder dan wel een door Ontvanger aangewezen persoon in kwestie. In het onderhavige geval is het exploit evenwel gelaten aan een receptioniste die op het betekeningsadres aldaar als uitzendkracht werkzaam was. Van een betekening in de zin van voormeld artikel is dan ook geen sprake, aldus nog steeds Ontvanger.
3.3. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat op
17 juni 2011 een betekeningshandeling heeft plaatsgevonden van het verstekvonnis op het daartoe door Ontvanger voorgeschreven adres en dat Ontvanger pas op 8 november 2011 een verzetdagvaarding heeft laten betekenen aan [X] Speelautomatenexploitatie, derhalve ruim na het verstrijken van de daartoe gegeven wettelijke termijn van 4 weken ex artikel 143 lid 2 Rv. Of [X] Speelautomatenexploitatie -naar Ontvanger aanvoert- door het onverkort vasthouden aan deze termijn haar bevoegheid misbruikt dan wel dat zulks in strijd met de beginselen van de goede procesorde moet worden geacht, dient naar het oordeel van de rechtbank ontkennend te worden beantwoord. De rechtbank neemt bij dit oordeel in aanmerking dat de enkele omstandigheid dat de dagvaarding niet is meebetekend aan Ontvanger op zichzelf niet de conclusie rechtvaardigt dat Ontvanger reeds daarom in het geheel niet in staat moet worden geacht een verzetdagvaarding op te stellen. Bovendien ligt in artikel 143 als geheel gelezen, besloten dat het er in geval van betekening van het vonnis - overeenkomstig de algemene strekking van die bepaling - op aankomt of zekerheid bestaat dat het vonnis ter kennis van de veroordeelde is gekomen in dier voege dat hij uit het hem betekende stuk en het hem daarvan gelaten afschrift kan opmaken op vordering van wie, waartoe en door welk gerecht hij veroordeeld is, zodat hij aan de hand van die gegevens de nodige maatregelen kan nemen om desgewenst tijdig in verzet te komen. Uit het enkele feit dat het afschrift van de dagvaarding, dat aan het vonnis was gehecht, niet mede aan Ontvanger is uitgereikt, kan niet worden afgeleid dat in dit geval niet aan de voormelde eis is voldaan, ongeacht of dit afschrift al of niet van dat vonnis deel uitmaakt.
3.4. Voorts gaat de rechtbank voorbij aan het verweer van Ontvanger voor zover het ertoe strekt dat het betekeningsexploit onjuist is betekend nu het -kort gezegd- is gelaten aan een onbevoegd persoon. Nu tussen partijen niet in geschil is dat het exploit op het juiste door Ontvanger in het dwangbevel opgegeven adres (belastingkantoor) is betekend, had het op de weg van Ontvanger gelegen nadere feiten en omstandigheden te stellen die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat [X] Speelautomatenexploitatie er niet op mocht vertrouwen dat zij het exploit mocht laten aan de zich aldaar bevindende receptie van Ontvanger. Bovendien heeft te gelden dat Ontvanger niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tengevolge daarvan in zijn verzetmogelijkheid is geschaad dan wel bemoeilijkt op een wijze die aan het (tijdig) opstellen van een verzetdagvaarding in de weg heeft gestaan. In dit verband heeft Ontvanger evenmin inzichtelijk gemaakt wanneer en op welke wijze hij uiteindelijk kennis heeft genomen van het verstekvonnis en waarom hij pas op 8 november 2011 tot betekening van zijn verzetdagvaarding is overgegaan.
3.5. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat niet gebleken is dat het exploit op
17 juni 2011 onjuist is betekend en dat tengevolge daarvan Ontvanger op de voet van het bepaalde in artikel 143 lid 2 Rv in haar vorderingen niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de verzetstermijn ten tijde van betekening van de verzetsdagvaarding ruimschoots was verstreken. De incidentele vordering zijdens [X] Speelautomatenexploitatie is voor toewijzing vatbaar.
proceskosten
3.6. De rechtbank zal Ontvanger als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident aan de zijde van [X] Speelautomatenexploitatie veroordelen. De rechtbank begroot deze kosten op € 452,=.
4. De beslissing
De rechtbank
In het incident
4.1. wijst de vordering toe;
4.2. veroordeelt Ontvanger in de kosten van het incident aan de zijde van [X] Speelautomatenexploitatie begroot op € 452,=
In de hoofdzaak
4.3. verklaart Ontvanger niet ontvankelijk in haar vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Ju en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2012.?