ECLI:NL:RBAMS:2012:BW4345

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1326891 EA VERZ 12-320
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verzwegen nevenactiviteiten als raamexploitant

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 april 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Het Parool B.V. en de werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 18 december 1978 in dienst van Het Parool en vervulde de functie van Account Manager. Hij raakte op 20 juni 2011 arbeidsongeschikt door psychische klachten, maar verrichtte gedurende zijn ziekteperiode administratief werk. Het Parool ontving anonieme klachten over de werknemer, waarin ernstige beschuldigingen werden geuit, waaronder betrokkenheid bij prostitutie en drugssmokkel. Naar aanleiding hiervan heeft Het Parool een onderzoek ingesteld, waaruit bleek dat de werknemer nevenactiviteiten als raamexploitant uitoefende, wat hij verzwegen had. Het Parool verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, stellende dat de werknemer het vertrouwen had geschaad door deze activiteiten niet te melden.

De werknemer betwistte de ontbinding en voerde aan dat zijn nevenactiviteiten legaal waren en geen invloed hadden op zijn werk. De kantonrechter oordeelde dat Het Parool terecht geen vertrouwen meer had in de werknemer, gezien de aard van de nevenactiviteiten en de negatieve publiciteit rondom raamprostitutie. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst met ingang van 15 april 2012, maar kende de werknemer een vergoeding toe van € 36.939,- bruto, rekening houdend met de lange duur van het dienstverband en de leeftijd van de werknemer. De proceskosten werden gecompenseerd, tenzij Het Parool het verzoek tot ontbinding introk voor een bepaalde datum.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaaknummer: 1326891 EA VERZ 12-320
Beschikking van: 4 april 2012
F.no.: 620
Beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
de besloten vennootschap HET PAROOL B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen Het Parool
gemachtigde: mr. J. Schulp
t e g e n
[verweerder]
wonende te Amsterdam
verweerder
nader te noemen [verweerder]
gemachtigde: mr. J. Oskam
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het Parool heeft op 20 februari 2012 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 23 maart 2012. Namens Het Parool zijn verschenen de heer [naam alg. directeur], algemeen directeur en mevrouw [naam directeur P&O], directeur P&O, bijgestaan door de gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn broer [naam broer]. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, Het Parool aan de hand van op voorhand toegezonden producties en een pleitnota. Vervolgens is om een beschikking verzocht.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken kan van het volgende worden uitgegaan:
a. [verweerder], geboren op [1957], is sedert 18 december 1978 in dienst van Het Parool, laatstelijk als Account Manager. Zijn taak is het verkopen van advertentieruimte in Het Parool. Het brutosalaris bedraagt € 3.514,27 per maand exclusief emolumenten.
b. [verweerder] is op 20 juni 2011 arbeidsongeschikt geraakt als gevolg van psychische klachten. Gedurende de eerste zes maanden van zijn arbeidsongeschikheid heeft hij geen werkzaamheden verricht voor Het Parool. Van 9 januari 2012 tot en met 3 februari 2012 heeft hij gedurende drie dagen per week 4 uur administratief werk verricht.
c. Op 2 en 16 december 2011 heeft de directeur van Het Parool een anonieme brief ontvangen over [verweerder]. Daarin worden ernstige beschuldigingen jegens [verweerder] geuit, waaronder betrokkenheid bij prostitutie, mensenhandel, drugssmokkel en het uitbuiten van ouderen.
d. Naar aanleiding van deze brief heeft Het Parool op 16 december 2012 Hoffmann Bedrijfsrecherche de opdracht gegeven om na te gaan welke activiteiten [verweerder] verrichtte tijdens zijn ziekte. Dit heeft geresulteerd in een voorlopige rapportage op 12 januari 2012 en een definitieve rapportage op 13 februari 2012. Hoffman heeft [verweerder] geobserveerd in de periode van 21 december 2011 tot en met 17 januari 2021. Voorts is een openbare bronnen onderzoek gedaan bij de Kamer van Koophandel en het Kadaster. Daaruit is gebleken dat [verweerder] meerdere panden in eigendom heeft, waaronder een pand aan de Molensteeg 10 op de Amsterdamse Wallen.
Voorts is sinds 1 januari 2008 in de Kamer van koophandel de onderneming Molen1 ingeschreven als eenmanszaak van [verweerder]. Dit is een kamerverhuurbedrijf met 3 werkzame personen. Als bezoekadres zijn vermeld de Molensteeg 9A, 10 en 11A. Daar wordt raamprostitutie beoefend.
e. Op 3 februari 2012 heeft [verweerder] in een gesprek met Het Parool bevestigd dat hij activiteiten verricht op het terrein van de raamprostitutie, maar dat deze volledig legaal zijn. Het Parool heeft toen een minnelijke schikking voorgesteld ter onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waarbij [verweerder] zijn salaris over de opzegtermijn als vergoeding zou meekrijgen. [verweerder] heeft dit voorstel verworpen.
Verzoek
2. Het Parool verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen in de zin van veranderingen in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
3. Daartoe stelt Het Parool dat zij naar aanleiding van de anonieme brief heeft laten onderzoeken of [verweerder] gedurende zijn arbeidsongeschiktheid werkzaamheden verrichtte die zijn re-integratie zouden kunnen belemmeren en of hij werkzaamheden uitvoert die naar aard en/of omvang in de weg staan aan de combinatie met de werkzaamheden van Account Manager voor Het Parool. Uit dit onderzoek is gebleken dat [verweerder] betrokken is bij raamprostitutie. Het Parool is al het vertrouwen in [verweerder] verloren omdat hij dit heeft verzwegen en hij deze nevenactiviteiten ook tijdens ziekte heeft verricht in de periode dat er geen re-integratiewerkzaamheden mogelijk waren. Het Parool acht de aard van de nevenwerkzaamheden zeer verwerpelijk. Deze sluiten op geen enkele wijze aan op de normen en waarden van Het Parool. Het Parool wenst niet te worden geassocieerd met een branche die in de stad zo onder vuur ligt. In Het Parool zijn diverse artikelen verschenen waarin wordt gewezen op de negatieve aspecten van deze branche. De functie van [verweerder] bestaat vrijwel volledig uit klantcontact. Het Parool wenst te voorkomen dat adverteerders de indruk krijgen dat Het Parool dit soort activiteiten van [verweerder] onverschillig laat en zij vreest voor imagoschade. [verweerder] heeft op geen enkele wijze begrip getoond voor het standpunt van Het Parool en heeft door zijn onverzettelijke houding zijn eigen ontslag veroorzaakt. Het Parool rekent het [verweerder] voorts aan dat hij ten behoeve van zijn verweer contact heeft gezocht met twee collega’s en makelaars en dat hij daarmede het huidige geschil openbaar heeft gemaakt, hetgeen Het Parool juist had willen voorkomen. Aan [verweerder] komt gelet op dit alles geen vergoeding toe, aldus Het Parool.
Verweer
4. [verweerder] betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door Het Parool bedoelde zin en verzet zich tegen de door Het Parool verzochte ontbinding. [verweerder] verzoekt voor het geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden om een vergoeding toe te kennen ten laste van Het Parool, uitgaande van C=2, wat volgens [verweerder] neerkomt op een bedrag van € 296.000,- bruto.
5. [verweerder] voert ter ondersteuning van zijn stellingen samengevat het volgende aan. Sinds 1997 heeft hij een vergunning van de overheid voor het uitoefenen van een prostitutiebedrijf aan de Molensteeg 10. Hij heeft een legale onderneming in een branche die uiterst streng wordt gecontroleerd. Voor het verkrijgen en behouden van zijn vergunning dient [verweerder] van onbesproken gedrag te zijn. [verweerder] bestrijdt de veronderstelling van Het Parool dat adverteerders een negatieve associatie door de eenmanszaak van [verweerder] zouden krijgen. [verweerder] verwijst naar de e-mails van twee adverteerders. Makelaar M. de Groot verklaart daarin: “Van hetgeen jij mij vertelt als reden voor jouw afwezigheid bij de krant kan ik zelf niet in de war raken. Je bent voor mij altijd een nette representant geweest van het bedrijf dat je vertegenwoordigde en dat zal in andere functies niet anders zijn geweest.” Makelaar B. van Roijen bericht: ”Het enkele feit dat je naast je werkzaamheden voor Het Parool ook ten behoeve van je broer en zoon een vergunning voor een raam prostitutiebedrijf op je naam hebt is voor ons nimmer bezwaarlijk geweest. Sterker: gezien de zeer zware voorwaarden waar een dergelijke vergunninghouder aan moet voldoen -onder ander screening BIBOB - bestempelen wij je eerder als extra betrouwbaar.”
6. [verweerder] stelt voorts dat de activiteiten die hij voor de onderneming ontplooit minimaal zijn omdat de dagelijkse leiding in handen is van zijn broer en zijn zoon. Daarom kan niet worden gesteld dat sprake is van nevenactiviteiten en staan deze activiteiten ook niet in de weg aan zijn re-integratie. [verweerder] legt daartoe een arbeidsovereenkomst over tussen hem en zijn broer vanaf 15 oktober 2008 alsmede een arbeidsovereenkomst met zijn zoon vanaf 1 juli 2011. Zij verklaren in een notitie dat zij samen de functie van beheerder vervullen. Voorts legt [verweerder] een aanvraag over van 21 juni 2011 waarin hij het stadsdeel verzoekt om zijn zoon toe te voegen als leidinggevende, naast zichzelf en zijn broer. [verweerder] bestrijdt dat hij gehouden was om Het Parool over zijn nevenactiviteiten te informeren. Noch de arbeidsovereenkomst noch het goed werknemerschap verplichten hem daartoe. [verweerder] wenst zijn baan bij Het Parool te behouden. Hij is een topverkoper, krijgt veel waardering van zijn collega’s, waarvan hij ook verklaringen overlegt. [verweerder] heeft zich altijd volledig ingezet voor Het Parool en beschouwt de kant als zijn ‘baby’.
Beoordeling
7. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van [verweerder].
8. Kern van het geschil is of ontbinding geïndiceerd is gelet op de jarenlange betrokkenheid van [verweerder] bij raamprostitutie, zonder dat hij dit aan Het Parool kenbaar heeft gemaakt. Het Parool bestrijdt niet dat [verweerder] altijd goed heeft gefunctioneerd en dat hij geliefd was bij zijn collega’s. Het Parool voert evenmin aan dat [verweerder] zich met criminaliteit heeft ingelaten en beroept zich niet op de andere beschuldigingen in de anonieme brief. Overwogen wordt als volgt.
9. Het Parool heeft benadrukt dat zij diverse artikelen heeft gepubliceerd over de negatieve kanten van raamprostitutie op de Amsterdamse Wallen, zoals de samenhang met criminaliteit, mensenhandel en uitbuiting. In een artikel van december 2010 in Het Parool werd de Molensteeg als de meest criminele straat van Amsterdam aangeduid. In mei 2011 verscheen een artikel in Het Parool over gedwongen prostitutie op de Amsterdamse Wallen. Daarin is bericht dat de opsporingsdiensten schatten dat daar zeker de helft van de prostituees in de greep is van vrouwenhandelaren. In december 2011 publiceerde Het Parool over het nieuwe toerismebeleid van de gemeente. Daarin worden de Wallen niet langer aangeprezen als één van de aantrekkelijkste delen van de stad, doch wordt gewaarschuwd dat achter het ‘romantische imago’ een wereld schuilgaat van mensenhandel en gedwongen prostitutie.
10. In het licht van voorgaande kritische berichtgeving over de raamprostitutie is het begrijpelijk dat Het Parool daarmee niet wenst te worden geassocieerd, ook niet indien het gaat om legale activiteiten. Voorstelbaar is voorts dat dit standpunt van Het Parool voor de buitenwereld onvoldoende duidelijk is als blijkt dat één van haar werknemers een onderneming als raamexploitant drijft. Het Parool stelt terecht dat dit des te meer geldt waar [verweerder] een representatieve functie vervult. De indruk kan ontstaan dat Het Parool zijn activiteiten als raamexploitant goedkeurt. Het Parool heeft dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat het niet past bij het door haar gewenste imago indien een werknemer met een externe functie als [verweerder] in verband kan worden gebracht met raamprostitutie op de Amsterdamse Wallen. Dat een tweetal makelaars heeft verklaard dat zij daar geen problemen mee hebben maakt dat niet anders.
11. [verweerder] moet ook hebben begrepen dat Het Parool uiterst kritisch staat tegenover zijn ondernemingsactiviteiten, dat de enkele omstandigheid dat deze legaal zijn dat niet anders maakt en dat Het Parool deze activiteiten onverenigbaar acht met zijn functie bij Het Parool. Ter zitting heeft [verweerder], op de vraag waarom hij niet eerder met Het Parool heeft gesproken over zijn onderneming, verklaard dat hij die liever privé hield. Voorts heeft [verweerder] verteld dat collega’s hem wel eens vroegen of hij iets te doen had op de Wallen omdat zij hem daar hadden gezien. In die gevallen antwoordde hij bewust ontkennend. Daarnaast heeft [verweerder] ter zitting verklaard dat een collega hem in 2010 heeft aangesproken op een artikel in Het Parool over de raamprostitutie in de Molensteeg, waarin zijn achternaam werd genoemd. Hij heeft het toen doen voorkomen alsof het ging om een andere persoon, door er op te wijzen dat in dit artikel een andere voornaam stond vermeld. [verweerder] stelt dat die collega het artikel vervolgens op het bureau van [naam alg. directeur] van Het Parool heeft gelegd en dat Het Parool daarom reeds toen op de hoogte moet zijn geweest van zijn onderneming. [naam alg. directeur] heeft dit ter zitting ontkend. Juist waar [verweerder] zelf verklaart dat hij ontkennend heeft gereageerd op de expliciete vraag van zijn collega of hij de raamexploitant was in genoemd artikel en hem dus op het verkeerde been heeft gezet, wordt het niet aannemelijk geacht dat Het Parool destijds daarvan op de hoogte was. Geconcludeerd wordt dat [verweerder] welbewust ervoor heeft gekozen om geen openheid van zaken te geven over zijn betrokkenheid bij de raamprostitutie. Daarmede heeft hij gehandeld in strijd met goed werknemerschap. Hoewel het voor [verweerder] duidelijker was geweest indien in zijn arbeidsovereenkomst een duidelijke regeling was getroffen met betrekking tot nevenactiviteiten, maakt het ontbreken daarvan het voorgaande niet anders, gelet op de bijzondere aard van de onderneming van [verweerder].
12. Dat Het Parool op grond van het voorgaande geen vertrouwen meer heeft in [verweerder] en om die reden ontbinding van de arbeidsovereenkomst verlangt is te billijken en biedt voldoende grond voor een ontbinding. De vraag die vervolgens voor ligt is of aan [verweerder] een vergoeding toekomt.
13. Geoordeeld wordt dat de mate van verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerder], bezien in samenhang met de overige omstandigheden, niet van dien aard is dat hem in het geheel geen vergoeding toekomt, zoals Het Parool betoogt. Er is echter wel aanleiding om [verweerder] slechts een relatief geringe vergoeding toe te kennen. De hoogte daarvan wordt gesteld op € 36.939,-- (afgerond op C= 0.25). Daarbij wordt, naast hetgeen hiervoor is overwogen, mede in aanmerking genomen de aanzienlijke duur van het dienstverband van [verweerder] (30 jaar) en zijn leeftijd (54), doch ook dat [verweerder] een potentiële bron van inkomsten heeft. Uitgegaan wordt voorts van een salaris van € 3.514,27 bruto, vermeerderd met een persoonlijke toeslag van € 829,02 en vakantietoeslag. Voorts wordt meegewogen dat niet is gesteld door Het Parool dat [verweerder] illegale activiteiten heeft ontplooid en evenmin dat de activiteiten van [verweerder] als raamexploitant in de periode vóór zijn ziekte nadelige gevolgen hebben gehad voor de uitvoering van zijn werkzaamheden of voor het imago van Het Parool. Niet aannemelijk is voorts dat Het Parool is geschaad door het feit dat [verweerder] met collega’s en makelaars over het onderhavige geschil heeft gesproken. Voorts is onvoldoende gebleken dat de nevenactiviteiten van [verweerder] zijn re-integratie hebben belemmerd. Vanaf de ziekte van [verweerder] in juni 2011 is zijn zoon ingeschreven als derde leidinggevende naast [verweerder] en diens broer. Tijdens de observatie door Hoffman in de periode van 21 december 2011 tot en met 17 januari 2012 is [verweerder] slechts twee keer gesignaleerd bij de Molensteeg. Het wordt dan ook aannemelijk geacht dat [verweerder] in zijn ziekteperiode niet het dagelijks beheer van zijn onderneming voor zijn rekening nam. Dat Het Parool er vraagtekens bij zet dat [verweerder] de onderneming heeft voortgezet tijdens ziekte is echter ook begrijpelijk en weegt in zijn nadeel mee.
14. Nu aan [verweerder] een vergoeding wordt toegekend, moet aan Het Parool de gelegenheid worden geboden haar verzoek in te trekken.
15. Er zijn termen de proceskosten te compenseren, behoudens in het geval dat Het Parool het verzoek intrekt, in welk geval Het Parool in de kosten aan de zijde van [verweerder] wordt veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 april 2012;
II. kent aan [verweerder] een vergoeding toe ten laste van Het Parool ter hoogte van
€ 36.939,- bruto, een en ander strekkende tot aanvulling van door [verweerder] te ontvangen uitkeringen dan wel elders te verdienen loon;
III. veroordeelt Het Parool tot betaling van deze vergoeding en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
IV. bepaalt dat het onder I t/m III gestelde rechtskracht ontbeert, indien het verzoek door Het Parool uiterlijk op 13 april 2012 wordt ingetrokken;
V. bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen, behoudens in het geval Het Parool het verzoek zal intrekken, in welk geval Het Parool wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [verweerder], die tot op heden worden begroot op € 545,- voor salaris van zijn gemachtigde, voorzover verschuldigd, inclusief BTW.
VI. wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. M.E.B. Terwee, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
de griffier de kantonrechter