ECLI:NL:RBAMS:2012:BW2582

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-706106-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van niet voldoen aan eisen van het Europees Aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 april 2012 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court Judge in Poznan, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof de opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB niet voldeed aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet (OLW), wat leidde tot de weigering van de overlevering.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het EAB betrekking had op een 'aggregate judgment', wat inhoudt dat het geen uitspraak over schuld of onschuld bevatte, maar enkel verschillende straffen samenvoegde. Dit leidde tot vragen over de rechtsgeldigheid van de onderliggende vonnissen, vooral of deze vonnissen verstekvonnissen waren. De Poolse autoriteiten gaven aan dat het EAB niet voldeed aan de vereisten voor overlevering, omdat het niet duidelijk was of de opgeëiste persoon in de eerdere procedures aanwezig was geweest.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende informatie was om te beoordelen of de overlevering kon worden toegestaan. De Poolse justitiële autoriteiten hadden geen garantie gegeven dat de onderliggende vonnissen voldeden aan de eisen van de OLW. Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren en het bevel tot gevangenhouding op te heffen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.706106-12
RK nummer: 12/1203
Datum uitspraak: 6 april 2012
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 februari 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 januari 2012 door de Regional Court Judge of the Regional Court in Poznan (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [1987],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd in het Huis van Bewaring ‘Zwaag’ te Zwaag,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zittingen van 23 maart 2012 en 3 april 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Al Mansouri.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. B. Snoeij, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege haar volle agenda niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een aggregate judgment of the District Court in Trzcianka van 8 juli 2008, met zaaknummer II K 57/08.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een samengestelde vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en vier maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog negen maanden en tweeëntwintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
4. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 2 OLW
De rechtbank is van oordeel dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 2 OLW en acht bij haar oordeel het hiernavolgende van belang.
Samengevat moet de opgeëiste persoon in Polen nog een strafrestant van negen maanden en tweeëntwintig dagen ondergaan. Dit strafrestant is het restant van een straf, opgelegd bij verzamelvonnis van 8 juli 2008. Aan dit verzamelvonnis liggen vijf vrijheidsstraffen ten grondslag van respectievelijk zes maanden, vijf maanden, één jaar, acht maanden en één jaar. Deze straffen zijn samengevoegd in één verzamelvonnis waarbij de totale straf is verlaagd tot twee jaren en vier maanden.
De rechtbank stelt vast dat in de procedure leidend tot een verzamelvonnis niet de ‘criminal charge’ wordt behandeld. De Poolse justitiële autoriteiten hebben immers in hun fax van 20 maart 2012 aangegeven:
The aggregate judgment is a special kind of a judgment which does not find the respondent guilty or not guilty of a criminal offence, but only serves to join separate sentences pronounced by previous judgments in respect of the respondent.
Gelet hierop acht de rechtbank het, in verband met artikel 12 OLW, noodzakelijk om te weten of de vijf vrijheidsstraffen waarop het verzamelvonnis betrekking heeft al dan niet voortvloeien uit procedures die zijn gevoerd buiten aanwezigheid van de opgeëiste persoon. De vraag is of er sprake is van één of meer verstekvonnissen die – kort gezegd – zijn gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Indien dat het geval is dan kan de rechtbank de overlevering niet toestaan nu de Poolse autoriteiten niet de garantie als bedoeld in artikel 12 sub d OLW hebben gegeven.
De officier van justitie heeft ter zitting medegedeeld dat zij heeft getracht bij de Poolse justitiële autoriteiten een antwoord te krijgen op de vraag of de vonnissen die zijn gewezen voorafgaand aan het verzamelvonnis al dan niet verstekvonnissen waren. De Poolse justitiële autoriteiten hebben per fax van 22 maart 2012 geantwoord dat:
In reply to your letter (…) please be advised that we do not agree that article 4a of de Framework Decision of the Council of 13th June 2000 (…) applies to merit judgments only. In our opinion it applies to all judgments imposing a sentence of imprisonment or other means of detention. The basis of the European Arrest Warrant in respect of [opgeëiste persoon], reference III Kop 288/11, is the aggregate judgment of District Court in Trzcianka of 8th July 2008, reference II K 57/08, and it is the aggregate custodial sentence imposed by that judgment that will be executed in respect of the requested person, and not the earlier, separate sentences that were joined by this aggregate judgment. These judgments do not therefore constitute a legal basis for the issuing of a European Arrest Warrant in respect of [opgeëiste persoon] in this case. The decision whether to execute the European Arrest Warrants should therefore be made on the merit of the information found in the warrant itself and in our additional letter of 20th March 2012.
De rechtbank stelt vast dat met deze reactie de Poolse justitiële autoriteiten de vraag van de officier van justitie niet hebben beantwoord.
De rechtbank onderschrijft verder het standpunt van de Poolse justitiële autoriteiten niet. Nu het verzamelvonnis voortvloeit uit een procedure waarin niet de schuldvraag aan de orde komt, is de vraag of de onderliggende vonnissen verstekvonnissen zijn als bedoeld in artikel 12 OLW wel relevant.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het EAB gegevens te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat zij niet over voldoende informatie beschikt om te beoordelen of de overlevering kan worden toegestaan zonder dat de Poolse justitiële autoriteiten een garantie als bedoeld in artikel 12 sub d OLW hebben gegeven.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, ook geen aanleiding af te gaan op de verklaring van de opgeëiste persoon ter terechtzitting, nu zijn verklaring omtrent zijn aanwezigheid ter terechtzitting bij de procedures die hebben geleid tot de vijf vrijheidstraffen als eerder genoemd, onvoldoende duidelijk en ondubbelzinnig was. De opgeëiste persoon verklaarde immers (deels) over andere opgelegde straffen dan die in het EAB worden vermeld.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is van genoegzaamheid van de stukken. Nu de Poolse justitiële autoriteiten geen antwoord hebben willen geven op de door het IRC gestelde vragen en uit de fax valt af te leiden dat zij de vragen ook niet relevant achten, ziet de rechtbank geen aanleiding om nogmaals aan de Poolse justitiële autoriteiten de informatie te vragen.
De rechtbank zal de verzochte overlevering dan ook niet toestaan.
5. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen die artikel 2 OLW stelt, dient de overlevering te worden geweigerd.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 2, 5, 7 en 12 Overleveringswet.
7. Beslissing
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de de Regional Court Judge of the Regional Court in Poznan (Polen) ten behoeve van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
HEFT OP het bevel gevangenhouding van 3 april 2012.
Aldus gedaan door
mr. J.W. Vriethoff, voorzit¬ter,
mrs. C.W. Inden en H.P. Kijlstra, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Bruggen, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 april 2012.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.