ECLI:NL:RBAMS:2012:BW1436

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
496167 / HA ZA 11-2264
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over dekking en verplichtingen bij verlies van een horloge

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 maart 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [eiser], en gedaagde, AEGON Schadeverzekering N.V., over de dekking van een aansprakelijkheidsverzekering. Eiser had op 5 mei 2010 een horloge geleend van [A] en meldde het verlies pas 20 dagen later aan AEGON. AEGON weigerde de schadevergoeding op grond van de polisvoorwaarden, die onder andere vereisen dat de verzekerde schade zo spoedig mogelijk meldt en alle maatregelen neemt ter beperking van de schade. De rechtbank oordeelde dat eiser in strijd met deze verplichtingen had gehandeld, waardoor AEGON in haar belangen was geschaad. Eiser had onvoldoende gedaan om het horloge terug te krijgen en had niet tijdig aangifte gedaan bij de politie. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. Dit vonnis heeft implicaties voor de verplichtingen van verzekerden bij schadeclaims en de gevolgen van het niet naleven van polisvoorwaarden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 496167 / HA ZA 11-2264
Vonnis van 7 maart 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. M. van de Glind te Alkmaar,
tegen
naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. P.P.H. Lems te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en Aegon genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 juli 2011 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 12 oktober 2011 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de op 11 januari 2012 gehouden comparitie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft bij Aegon na tussenkomst van een tussenpersoon op of omstreeks 29 januari 2000 een aansprakelijkheidsverzekering (AVP) afgesloten. Op het polisblad staat onder meer het navolgende vermeld:
“Met ingang van 01-02-2000 verzekert de maatschappij op de Algemene Voorwaarden nr. 2000 en de bij de betreffende rubrieken vermelde Bijzondere Voorwaarden:
(..)
Rubriek C Aansprakelijkheid als alleenstaande
Verzekerd bedrag (..)
Zie: Bijzondere voorwaarden Aansprakelijkheid”
2.2. De door Aegon gehanteerde algemene voorwaarden luiden voor zover van belang als volgt:
“4. Verplichtingen in geval van schade
(..)
Zodra een verzekerde kennis draagt of behoort te dragen van een gebeurtenis die voor ons tot schadevergoeding kan leiden, is hij verplicht:
4.1 die gebeurtenis zo spoedig mogelijk aan ons te melden;
4.2 alle maatregelen te nemen ter voorkoming van onmiddellijk dreigende schade en ter beperking van bestaande schade;
4.3 in geval van inbraak, diefstal, verduistering, verlies, beroving, afpersing of vandalisme terstond aangifte te doen bij de politie;
(..)
4.6 zijn volle medewerking te verlenen bij de regeling van de schade en alles na te laten, wat
onze belangen zou kunnen schaden;
(..)
4.9 de aanwijzingen van ons of van door ons ingeschakelde deskundigen nauwkeurig op te volgen en de terzake van de schade gestelde vragen volledig en naar waarheide te beantwoorden.
De verzekering geeft geen dekkingen, indien de verzekerde een van deze verplichtingen niet is nagekomen en daardoor onze belangen heeft geschaad.”
2.3. Een kennis van [eiser], [A] (hierna: [A]), heeft [eiser] bij brief van 10 mei 2010 (voor zover hier van belang) het volgende geschreven:
“On may 5 th 2010 yourself and I had a brief encounter, thereafter going our own ways. In the course of that meeting ,you had borrowed my watch , one Chopard Happy Diamonds, for the day.
2days later I phoned you concerning the return of my watch , you said, sure but later returned to call me and explained that you had repeatedly searched for the watch and confessed thatyou were unable to find it.
You concluded 2 possibilities, one that you had been a victim of a pick pocket, or two that it simply fell out of your pocket.
This leaves me no choice but to hold you [eiser] responsible.”
2.4. Bij brief van 18 mei 2010 berichtte [eiser] aan zijn tussenpersoon onder meer het navolgende:
“Onder verwijzing naar ons telefonisch onderhoud eerder deze week zend ik u hierbij de brief, zoals ik die vorige week ontving van mevrouw [A], naar de inhoud waarvan ik u kortheidshalve moge verwijzen.
Het schijnt een nogal prijzig horloge te zijn geweest, welke ik ben kwijt geraakt, om welke reden ik hoop dat mijn WA verzekering dit dekt.”
2.5. De tussenpersoon van [eiser] heeft bij brief van 25 mei 2010 een schademelding bij Aegon gedaan met betrekking tot de vermissing van het horloge.
2.6. Aegon heeft ter afwikkeling van de schademelding de heer [B] als schadebehandelaar aangewezen (hierna: [B]). [B] heeft met [A] 2 afspraken gemaakt voor een gesprek. Beide afspraken hebben geen doorgang gevonden.
2.7. [B] heeft op 2 juli 2010 van [eiser] een verklaring afgenomen. Volgens die verklaring had [eiser] op 5 mei 2010 met een cliënt afgesproken elkaar te ontmoeten op de Nieuwmarkt te Amsterdam, bij De Waag. Vervolgens heeft hij een horloge van [A] geleend dat hij in de zak van zijn colbert heeft gestopt. Over zijn verblijf in de omgeving van de Niewmarkt heeft hij onder meer verklaard:
“ Ik heb daar op het terras van De Waag een kop koffie gedronken en na een kwartiertje zag ik dat mijn client aan kwam lopen. (…)
We zijn samen weggelopen De Nieuwmarkt af naar een niet nader te noemen locatie waar we ergens naar binnen zijn gegaan en daar zijn gebleven ongeveer anderhalf uur. Ik heb op die locatie mijn colbert uitgedaan, ik kan u wel vertellen dat het een publiek toegankelijke plaats betreft. (…) Daarna ben ik teruggewandeld naar mijn scooter (…)”
2.8. Bij brief van 15 oktober 2010 heeft Aegon de geclaimde schade afgewezen en aan [eiser] onder meer het navolgende bericht:
“Wij zullen de door u geclaimde schade niet vergoeden. De reden hiervoor zullen wij hieronder aan u toelichten.
(..)
Ondanks ons uitdrukkelijk verzoek om melding te doen bij de politie van verlies en/of vermissing, heeft u dit tot op heden niet gedaan. U heeft telefonisch contact gehad met een telefoniste van de Politie Amsterdam. Volgens u zou er geen aangifte gedaan kunnen worden in verband met een convenant tussen het Verbond van Verzekeraars en de politietop. Een dergelijk convenant is ons niet bekend en navraag bij het Verbond van Verzekeraars leerde ons dat het door u aangehaalde convenant niet bestaat.
(..)
Opmerkelijk is ook dat u, nadat u constateerde dat u het horloge niet meer in uw bezit had, u geen navraag hebt gedaan bij de lokatie waar u met uw cliënt een onderhoud had of het horloge aldaar was gevonden.
Tenslotte valt het ons op dat wij pas op 27 mei 2010 uw schademelding mochten ontvangen wat erg laat is gezien de schadedatum van 5 mei 2010 in relatie tot de grootte van het door u geclaimde schadebedrag.
Verplichtingen in geval van schade
Gezien het bovenstaande wijzen wij u op de volgende polisverplichtingen in geval van schade. Zo bent u verplicht in geval van inbraak, diefstal, verduistering, verlies, beroving, afpersing of vandalisme terstond aangifte te doen bij de politie.
Tevens dient u alle maatregelen te nemen ter voorkoming van onmiddellijk dreigende schade en ter beperking van bestaande schade.
Tenslotte dient u zodra u kennis draagt van een gebeurtenis die tot schadevergoeding kan leiden, deze gebeurtenis zo spoedig mogelijk aan ons te melden.
Aan deze verplichtingen heeft u niet voldaan op grond waarvan onze belangen zijn geschaad en wijzen wij de schade primair op de hier bovenstaande gronden af.
Verklaring van Mw. [A]
Daarnaast is vast komen te staan dat mevrouw [A] zich weigerachtig heeft opgesteld om een persoonlijk onderhoud met de heer [B] aan te gaan. Diverse gemaakte afspraken zijn al dan niet zonder vooraankondiging door haar geannuleerd. Zoals al eerder door ons is aangegeven is het voor de beoordeling van dit schadegeval van absoluut belang dat er een persoonlijk gesprek met benadeelde plaatsvindt. Nu door de houding van mevrouw [A] dit gesprek niet heeft plaatsgevonden is het voor ons niet mogelijk dit schadegeval afdoende te beoordelen. Op grond hiervan gaan wij secundair niet over tot vergoeding van de schade.
Beëidiging van verzekeringsovereenkomst
Tevens maken wij gebruik van ons recht om de polis te beëindigen. Wij verwijzen u hiervoor naar artikel 9.2.1 van de van toepassing zijnde polisvoorwaarden waarin ondermeer is bepaald dat de verzekering zowel door u als door AEGON schriftelijk kan worden opgezegd na een schademelding, doch uiterlijk 30 dagen nadat de schade is afgewikkeld.
(..)
Registratie in register
In verband hiermee zijn uw persoonsgegevens opgenomen in het incidentenregister en het interne verwijzingsregister van AEGON Nederland N.V.”
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
A. Aegon zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 42.558,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 40.770,00 vanaf 30 maart 2011 dan wel een rente die de rechtbank zal bepalen tot aan de dag der algehele voldoening;
B. Aegon te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de persoonsgegevens van [eiser] zoals opgenomen in het incidentenregister en het interne verwijzingsregister van Aegon Nederland N.V. door te halen en [eiser] daarvan bericht te doen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat Aegon met de nakoming van deze veroordeling in gebreke blijft;
C. Aegon te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de met [eiser] afgesloten AVP-verzekering in kracht te herstellen en [eiser] daarvan bericht te doen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat Aegon met de nakoming van deze veroordeling in gebreke blijft;
D. Aegon te veroordelen in de kosten van het geding, inclusief de nakosten.
3.2. [eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij -kort gezegd- op 5 mei 2010 een horloge heeft geleend van [A] van het merk Chopard, dat hij het horloge nodig had om naar een afspraak met een cliënt te gaan en dat hij na een telefoontje van [A] op 7 mei 2010 bemerkte dat hij het horloge niet meer in zijn bezit had. Als gevolg daarvan is hij door [A] bij brief van 10 mei 2010 (zie 2.3) aansprakelijk gesteld voor het verlies van het horloge. [eiser] heeft daarop Aegon aangesproken tot betaling van de waarde van het horloge van € 40.770,= en verzocht om dekking op de door hem bij Aegon aangehouden AVP-polis (hierna de verzekering). Ter onderbouwing van voornoemde waarde heeft [eiser] verwezen naar het door hem als productie 3 in het geding gebrachte taxatierapport. Nu Aegon op oneigenlijke gronden heeft geweigerd tot uitkering van de geclaimde schade over te gaan, is Aegon tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van deze verzekering. Voor zover Aegon ter afwering van de dekking heeft verwezen naar de door haar gehanteerde algemene voorwaarden heeft te gelden dat deze [eiser]
3.3. Voorts is Aegon volgens [eiser] tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen, althans handelt zij onrechtmatig, door [eiser] te registeren in het incidentenregister en het interne verwijzingsregister van Aegon. Daardoor wordt [eiser] belemmerd bij het sluiten van nieuwe verzekeringen en is hij in zijn eer en goede naam aangetast. Gelet daarop heeft [eiser] belang bij verwijdering van zijn registratie uit deze registers. Tot slot heeft Aegon de verzekering zonder deugdelijke rechtsgrond beëindigd, hetgeen tevens kwalificeert als een tekortkoming en een onrechtmatige daad zijdens Aegon, aldus nog steeds [eiser].
3.4. Aegon voert verweer, hetgeen hierna in de beoordeling aan de orde zal komen.
4. De beoordeling
Algemene voorwaarden
4.1. Aegon heeft haar verweer voornamelijk betrokken op de door haar gehanteerde algemene polisvoorwaarden (hierna: de polisvoorwaarden). Aegon heeft in dit verband als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat [eiser] zijn verplichtingen uit de polisvoorwaarden niet is nagekomen en dat Aegon tengevolge daarvan in haar belangen is geschaad. Het recht op uitkering is daarmee volgens Aegon komen te vervallen. [eiser] bestrijdt dat Aegon een beroep op de polisvoorwaarden kan doen, nu deze hem niet ter hand zijn gesteld in de zin van artikel 6:233 sub b BW, en hij de vernietiging daarvan inroept.
4.2. Aegon heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij [eiser] wel een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de polisvoorwaarden kennis te nemen, aangevoerd dat het vast gebruik is dat Aegon deze tegelijkertijd met de polis aan de betrokken tussenpersoon zendt en dat het de taak van de tussenpersoon is om de polis met de polisvoorwaarden aan de verzekerde te zenden. De beantwoording van de vraag of de tussenpersoon dat in het onderhavige geval heeft gedaan kan volgens Aegon in het midden blijven nu het handelen en/of nalaten van de tussenpersoon behoort tot de risicosfeer van [eiser] als verzekerde.
4.3. De rechtbank is van oordeel dat Aegon voldoende mogelijkheid tot kennisname van de polisvoowaarden heeft geboden aan [eiser], indien de voorwaarden ter hand zijn gesteld aan diens tussenpersoon. Terhandstelling aan de verzekeringnemer zelf is niet nodig indien deze gebruik maakt van een tussenpersoon. Of de tussenpersoon de voorwaarden aan [eiser] doorstuurt is dus voor zijn rekening.
4.4. Hoewel [eiser] bij gebrek aan wetenschap betwist dat zijn tussenpersoon de polivoorwaarden heeft ontvangen, gaat de rechtbank daaraan voorbij. Op de comparitie van partijen heeft (de advocaat van) [eiser] zelf gesteld dat hij, na de conclusie van antwoord, een exemplaar van de voorwaarden heeft opgevraagd en hij vervolgens van de tussenpersoon diens ‘eigen exemplaar’ ter leen heeft gekregen. Daaruit is op te maken dat de tussenpersoon op dat moment over de voorwaarden beschikte. Het lag op de weg van [eiser] om te onderbouwen wanneer de tussenpersoon dan de beschikking had gekregen over die voorwaarden. Indien deze de voorwaarden uiterlijk bij de overeenkomst toegestuurd had gekregen, dan wel die voorwaarden toen al onder zich had (vergelijk HR 1 oktober 1999, NJ 2000, 207) komt [eiser] geen beroep op de vernietiging toe. Alleen als de tussenpersoon de voorwaarden zelf pas ná het sluiten van de onderhavige verzekeringsovereenkomst zou hebben ontvangen zou [eiser] met succes de vernietiging kunnen inroepen. Daarover heeft hij echter niets gesteld. De voorwaarden gelden dan ook en de rechtbank komt toe aan de inhoudelijke behandeling van het verweer van Aegon dat daarop is gebaseerd.
Verwijtbaar handelen [eiser]?
4.5. Aegon heeft [eiser] in de kern een drietal verwijten gemaakt die hun grondslag vinden in de polisvoorwaarden. Allereerst wordt [eiser] door Aegon verweten dat hij in strijd met het bepaalde in artikel 4.1 van de voorwaarden het verlies van het horloge pas 20 dagen na ontdekking van het verlies aan Aegon heeft gemeld, terwijl op [eiser] de plicht rustte Aegon zo spoedig mogelijk in kennis te stellen. Daarmee is Aegon de kans ontnomen tijdige maatregelen te treffen en [eiser] nadere instructies te geven. Gelet daarop is Aegon in haar belangen geschaad en is zij niet meer in staat de exacte toedracht te achterhalen, aldus Aegon. Dit verwijt treft doel. [eiser] is onvoldoende voortvarend opgetreden om Aegon van het schadegeval in kennis te stellen. Hij had het verlies van het horloge zo spoedig mogelijk aan Aegon moeten melden, zeker nadat hij daarvoor door [A] verantwoordelijk werd gehouden. De melding aan Aegon bij brief van 25 mei 2010 is daarvoor te laat. [eiser] had duidelijk moeten zijn dat het voor door Aegon te verrichten onderzoek of schadebeperkende maatregelen van groot belang was dat die melding kort na het verlies zou worden gedaan.
4.6. Aegon verwijt [eiser] verder dat hij in strijd met het bepaalde in artikel 4.9 van de polisvoorwaarden heeft geweigerd duidelijkheid te verschaffen omtrent zijn verblijfplaatsen op de bewuste 5 mei 2010. Ook dit verwijt slaagt. [eiser] heeft ter zitting in dit verband het navolgende verklaard:
“De periode waar het hier om gaat is anderhalf jaar geleden. De feiten zijn dan ook in mijn geheugen vervaagd. Toen ik het horloge had geleend van mevrouw [A] heb ik het in de buitenzak van mijn colbert gedaan. Ik ben naar de Nieuwmarkt gegaan. Daar heb ik mijn cliënt ontmoet. Mijn geheimhoudingsverplichting verhindert mij om te vertellen wie die cliënt was. Ik ben op verschillende plekken geweest, maar ik kan mij niet goed voor de geest halen waar ik precies geweest ben. Het klopt dat ik tegen de heer [B] gezegd heb dat ik niet wilde vertellen waar ik was geweest. De reden daarvan was dat ik vond dat hij mij op een bijna criminaliserende wijze ondervroeg.
(..)
Ik heb nog gebeld naar gelegenheden waar ik geweest was, volgens mij heb ik gebeld naar de Cotton Club, De Waag en naar het Loosje. Misschien heb ik nog naar een andere gelegenheid gebeld maar dat kan ik mij niet meer herinneren.”
Uit de verklaring van [eiser] is af te leiden dat hij geen openheid heeft verschaft over de plaatsen waar hij was geweest en waar hij – kennelijk ook naar zijn eigen idee – het horloge mogelijk was kwijtgeraakt. Daarmee heeft hij in strijd met artikel 4.9 van de polisvoorwaarden gehandeld en ook de belangen van Aegon geschaad. Aegon is daarmee niet alleen de kans ontnomen om de feitelijke toedracht van de schadeveroorzakende gebeurtenis te achterhalen, maar ook om nadere instructies aan [eiser] te geven en nadere maatregelen ter beperking van de schade te nemen. Ook als juist is dat hij door [B] op ‘bijna criminaliserende wijze’ werd ondervraagd, rechtvaardigt dat niet het achterhouden van dergelijke belangrijke informatie.
4.7. Het derde verwijt van Aegon houdt in dat [eiser] onvoldoende schadebeperkende maatregelen heeft getroffen. Zo had het op de weg van [eiser] gelegen ter plekke navraag te doen bij de horeacagelegenheden waar hij de bewuste dag is geweest en waar hij het horloge verloren kan hebben, aldus Aegon. De rechtbank volgt Aegon ook met betrekking tot dit verwijt.
Er van uitgaande dat [eiser] inderdaad met verschillende horeca-gelegenheden heeft gebeld (wat Aegon betwist) heeft hij daarmee onvoldoende gedaan om het horloge te terug te krijgen of de toedracht te achterhalen. Zeker gelet op de waarde van het horloge had hij niet kunnen volstaan met enkele telefoontjes, maar had hij ten minste (direct na de ontdekking) ter plaatse moeten gaan kijken en met de uitbater(s) moeten spreken.
4.8. De rechtbank komt tot de slotsom dat [eiser] is tekortgeschoten in de hiervoor genoemde verplichtingen uit hoofde van de algemene verzekeringsvoorwaarden zodat Aegon terecht de dekking op de verzekeringspolis heeft geweigerd. Daarmee kunnen de overige door Aegon aan [eiser] gemaakte verwijten verder onbesproken blijven. De vordering onder 3.1A zal derhalve worden afgewezen.
Incidentenregister
4.9. Aegon heeft zich verweerd tegen de gevorderde verwijdering van de gegevens van [eiser] uit het incidentenregister en het interne verwijzingsregister (hierna tezamen aangeduid als de registers). Aegon heeft in dit verband aangevoerd dat slechts verzekerden van wie een polis door Aegon is opgezegd in de registers worden opgenomen. De registers hebben een functie bij de acceptatie van Aegon voor nieuwe verzekeringen van de verzekerde. Voorts heeft Aegon aangevoerd dat de registers alleen toegankelijk zijn voor -al dan niet gespecialiseerde- medewerkers van Aegon. De registers zijn derhalve niet door andere verzekeraars te raadplegen zodat de registratie [eiser] niet kan belemmeren om bij hen een verzekering af te sluiten, aldus nog steeds Aegon.
4.10. De rechtbank stelt in dit verband vast dat van de zijde van [eiser] het doel van het aanhouden van dergelijke registers niet is weersproken, noch de omstandigheid dat deze alleen voor Aegon raadpleegbaar zijn. Gelet daarop lag het op de weg van [eiser] om nader te onderbouwen dat hij ten gevolge van de opname in de registers belemmerd wordt bij het sluiten van nieuwe verzekeringen. Bij gebreke van nadere door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden ziet de rechtbank niet in welk belang [eiser] desondanks bij de verwijdering van zijn registratie nog kan hebben. Voor zover [eiser] ten gevolge van de registratie in zijn eer en goede naam is aangetast, is dat aan zijn eigen gedragingen te wijten (zie 4.5 tot en met 4.8). Vordering onder 3.1B zal dan ook worden afgewezen.
Beëindiging van de polis
4.11. [eiser] heeft gesteld dat Aegon de verzekeringspolis inmiddels zonder deugdelijke rechtsgrond heeft beëindigd.
4.12. Aegon heeft het vorenstaande betwist en heeft daartoe verwezen naar artikel 9.2.2 van de algemene polisvoorwaarden, welke bepaling -kort gezegd- ertoe strekt dat Aegon de polis mag beëindigen na een schademelding. Nu [eiser] na de gemotiveerde betwisting door Aegon aan dit gedeelte van zijn vordering geen nadere feiten en omstandigheden ten grondslag heeft gelegd, zal de rechtbank dit gedeelte van de vordering als onvoldoende onderbouwd afwijzen.
Proceskosten
4.13. De rechtbank zal [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van Aegon veroordelen. De rechtbank begroot deze kosten als volgt:
- vast recht € 1.744,00
- salaris advocaat € 1.788,00 (2 punten x tarief IV x € 894,00)
Totaal € 3.532,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van Aegon begroot op
€ 3.532,00;
5.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Brunner en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2012.?