ECLI:NL:RBAMS:2012:BW1123

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
478134 / HA ZA 10-4008
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige opzegging van kredietrelatie door ABN AMRO en dubbele woonlasten van eisers

In deze zaak vorderden [eiser sub 1] en [eiser sub 2] (hierna gezamenlijk aangeduid als [eiser sub 1] c.s.) een verklaring voor recht dat ABN AMRO onrechtmatig had gehandeld door geen medewerking te verlenen aan het aanpassen van de betalingsvoorwaarden van hun hypotheekleningen en door de financieringsovereenkomsten op te zeggen. De eisers, die een financieel advies- en bemiddelingsbureau runden, waren in financiële problemen geraakt door dubbele woonlasten na hun verhuizing naar België en de opzegging van hun kredietfaciliteit door ABN AMRO. De rechtbank oordeelde dat ABN AMRO haar zorgplicht niet had geschonden en dat de opzegging van de kredietrelatie gerechtvaardigd was. De rechtbank wees de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten. In reconventie vorderde ABN AMRO betaling van een openstaand bedrag van € 301.684,86, wat door [eiser sub 1] c.s. werd erkend, maar zij beroepen zich op opschorting totdat hun tegenvordering vaststond. De rechtbank kende de vordering van ABN AMRO toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 oktober 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 478134 / HA ZA 10-4008
Vonnis van 1 februari 2012
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
2. [eiser sub 2],
beiden wonende te [plaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. B.F. van Noort te ‘s-Gravenhage,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN-AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.W. van Rijswijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] c.s. en ABN AMRO worden genoemd; eisers worden afzonderlijk [eiser sub 1] en [eiser sub 2] genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 maart 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 8 september 2011 en de daarin vermelde conclusie van antwoord in reconventie, met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] waren vanaf de oprichting op 1 januari 1998 tot aan de ontbinding per 18 mei 2010 vennoten van de venootschap onder firma v.o.f. Hypotheek Combinatie Limburg (hierna: HCL), een financieel advies- en bemiddelingsbureau. [eiser sub 1] c.s. heeft zowel zakelijk als privé zijn financiën ondergebracht bij ABN AMRO. ABN AMRO heeft in dat verband onder meer een rekening-courantkrediet verstrekt aan HCL en een hypothecaire lening aan [eiser sub 1] c.s.
2.2. In 2007 heeft [eiser sub 1] c.s. zijn personeel ontslagen in verband met tegenvallende resultaten van HCL.
2.3. Een brief van 10 april 2008 van ABN AMRO aan [eiser sub 1] c.s. luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
"Als gevolg van een aantal ontwikkelingen in uw onderneming bestaat er bij ABN AMRO
zorg omtrent de continuïteit van uw onderneming. Dientengevolge heeft ABN AMRO
besloten uw kredietfaciliteit onder te brengen bij onze afdeling Financial Restructuring.
Deze ontwikkelingen vatten wij onderstaand kort samen:
- Niet presteren van een overeengekomen reductie ad. € 50.000,=.
- Negatieve kapitalisatie in 2005 + 2006 + 2007 ten gevolge van te hoge lasten in privé.
- Negatieve solvabiliteit.
- Dekkingstekort. "
De brief vervolgt met vastlegging van een aantal afspraken over onder meer toezending van
stukken en informatie door [eiser sub 1] c.s. en de afspraak dat na ontvangst daarvan een
vervolg afspraak zal worden gemaakt:
"Alsdan maken wij nadere afspraken met betrekking tot de verkoop van uw onroerend goed.
In de tussentijd gedogen wij een overstand van maximaal € 275.000,=; aan deze
gedoogsituatie kunt u geen rechten ontlenen. "
2.4. In juli 2008 heeft [eiser sub 1] c.s. een aan ABN AMRO verpande auto verkocht.
2.5. Bij brief van 27 oktober 2008 heeft ABN AMRO aan [eiser sub 1] c.s. onder meer het volgende bericht:
"Sinds enige tijd maken wij u er op attent dat uw rekening een niet afgesproken debetstand
vertoont. Tot op heden voldeed u niet aan ons verzoek tot aanzuivering.
Wij sommeren u thans het verschuldigde bedrag van EUR 21.367,81 debet ( ... ) voor 8
november 2008 aan ons te betalen. Voldoet u hier niet aan, dan stellen wij u bij voorbaat in
gebreke en zullen, onder voorbehoud van al onze rechten, de kredietovereenkomst met u
beëindigen."
2.6. Bij brief van 3 november 2008 heeft ABN AMRO aan [eiser sub 1] c.s. onder meer het
volgende bericht:
"Hierbij delen wij u mede dat wij, gezien het feit u de aan ons verpande personenauto, merk
Audi A8, (... ) zonder onze toestemming heeft verkocht en de opbrengst niet aan ons heeft
afgedragen, genoodzaakt zijn om tot onmiddellijke beëindiging van bovengenoemde lease-overeenkomst over te gaan. Ingevolge deze beëindigng bent u aan ons verschuldigd een
bedrag van EUR 60.900,00 ( ... )"
2.7. Bij brief van 27 november 2008 heeft ABN AMRO aan [eiser sub 1] c.s. onder meer het
volgende bericht:
"U blijkt nog steeds niet in staat te zijn om de overeengekomen reductie van het rekening
courant krediet ad EUR 75.000 te realiseren. Daar komt bij dat u thans een overstand
vertoont op één van uw privé-rekeningen c.q. Amstel Lease een fors bedrag verschuldigd
bent in verband met de verkoop van een tweetal leaseauto's. Verder heeft u moeite om aan
uw verplichtingen te voldoen uit hoofde van uw woninghypotheken, reden waarom u heeft
verzocht of ook uw tweede woninghypotheek aflossingsvrij kan worden gemaakt.
(…)
Gezien het bovenstaande is de bank bereid tot uiterlijk 1 april 2009 te gedogen dat
betalingen ten laste van uw rekening courant worden gedaan tot een maximale debetstand
van EUR 275.000 ( ... )"
2.8. Bij overeenkomst van 17 juni 2009 heeft ABN AMRO het rekening-courantkrediet van [eiser sub 1] c.s. verhoogd van € 200.000,-- naar € 295.000,--. Deze overeenkomst bevat, voor
zover thans van belang, de volgende bepaling:
"De Kredietnemer zal zijn betalingsverkeer zoveel mogelijk via ABN AMRO leiden."
Op deze overeenkomst zijn voorts van toepassing de Algemene Voorwaarden ABN AMRO
Bank N.V. (hierna: de Algemene Voorwaarden) en de Algemene Bepalingen voor
Kredietverlening door ABN AMRO Bank N.V. De Algemene Voorwaarden bevatten, voor
zover thans relevant, de volgende bepalingen:
"Artikel 27: Onmiddellijke opeisbaarheid
Als de cliënt in verzuim is met de nakoming van enige verplichting jegens de bank, mag de
bank haar vorderingen op de cliënt door opzegging onmiddellijk opeisbaar maken, tenzij
dit gelet op de geringe betekenis van het verzuim niet gerechtvaardigd is.
(…)
Artikel 35: Opzegging van de relatie
Zowel de cliënt als de bank kan de relatie tussen hen schriftelijk geheel of gedeeltelijk
opzeggen. Als de bank de relatie opzegt, deelt zij desgevraagd de reden van de opzegging
aan de cliënt mee. (…)”
2.9. Bij brief van 6 mei 2010 heeft ABN AMRO aan [eiser sub 1] c.s. onder meer het volgende
bericht:
"Naar aanleiding van het onderhoud d.d. 26 maart 2010 bevestigen wij u als onderstaand.
(…)
Tijdens dit onderhoud hebben wij met u gesproken over uw precaire financiële situatie. Wij
kwamen daarbij gezamenlijk tot de conclusie dat zowel uw privé als zakelijke uitgaven de inkomsten
overstijgen.
(…)
De bovengenoemde precaire financiele situatie, de overstand op de rekening en het feit dat
de financiële verplichtingen bij ABN AMRO Bank N.V. niet worden nagekomen, is voor ons aanleiding
uw kredietfaciliteit op te zeggen.
(…)
Wij zijn bereid een afwachtende houding aan te nemen voor een termijn van 3 maanden,
doch tot uiterlijk 6 augustus 2010, om u in de gelegenheid te stellen bovenstaande acties te
effectueren danwel uw openstaande schuld elders te financieren. De thans openstaande
schuld bedraagt EUR 303.672,52 exclusief lopende rente en kosten.
(…)”
2.10. Bij brief van 31 mei 2010 heeft ABN AMRO aan [eiser sub 1] c.s. onder meer het volgende bericht:
"Zoals u weet heeft de Bank bij de kredietovereenkomst van 4 november 2009 een krediet in
rekening-courant van EUR 307.500,= aan (HCL - rb) verstrekt, bestaande uit een
basiskrediet van EUR 200.000,= en twee extra kredieten van EUR 95.000,= respectievelijk EUR 12.500,=. Zoals u eveneens weet, is (HCL- rb) met (ABN AMRO - rb) overeengekomen dat het extra krediet van EUR 95.000,= uiterlijk op 30 april 2010 zou zijn
afgelost, zodat de kredietlimiet per 1 mei 2010 EUR 212.500,= zou zijn. Zoals u tenslotte
weet, beliep de stand van de rekening-courant op 6 mei 2010 niet EUR 212.500,=, maar
EUR 303.672,50, kortom ruim EUR 90.000,= te veel. Gelet op die overstand, alsmede gelet
op het feit dat de uitgaven van (HCL - rb) hun inkomsten overtreffen, was de bank
gerechtigd de kredietfaciliteit op te zeggen."
2.11. Op 10 november 2010 heeft de ABN AMRO ten laste van [eiser sub 1] c.s. conservatoir
derdenbeslag gelegd onder Coöperatieve Rabobank Roermond-Echt U.A. en ING Bank
N.V.
2.12. Op 26 januari 2011 heeft ABN AMRO bewarend beslag naar Belgisch recht doen
leggen op de Belgische woning van [eiser sub 1] c.s.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser sub 1] c.s. vordert - samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat ABN AMRO onrechtmatig heeft gehandeld door geen
medewerking te verlenen aan het in redelijkheid aanpassen van de (betalings)voorwaarden
van de hypotheekleningenovereenkomsten en de overige kredietovereenkomsten tussen
partijen;
II. voor recht te verklaren dat ABN AMRO onrechtmatig heeft gehandeld door de
financieringsovereenkomsten op te zeggen en op te eisen;
III. ABN AMRO te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser sub 1] c.s. als gevolg van het
onrechtmatige handelen geleden schade, nader op te maken bij staat;
IV. ABN AMRO te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2. [eiser sub 1] c.s. legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. Na zijn verhuizing in 2007 van [plaats] in Nederland naar [plaats] in België lukte het [eiser sub 1] c.s. niet op korte termijn
eerstgenoemde woning te verkopen. Als gevolg daarvan werd [eiser sub 1] c.s. geconfronteerd
met dubbele woonlasten, die uiteindelijk niet waren op te brengen. [eiser sub 1] c.s. was
genoodzaakt zijn bedrijf te reorganiseren en aan ABN AMRO voorstellen te doen om te
komen tot herfinanciering. Voor zover er al door ABN AMRO op deze voorstellen tot
herfinanciering is gereageerd, boden de door ABN AMRO aangeboden extra
kredietverstrekkingen geen uitkomst voor de financiële problemen van [eiser sub 1] c.s. Het
aflossingsvrij maken van de hypothecaire lening voor de woning in België in april 2008
door ABN AMRO geschiedde te laat en bovendien hadden de hypotheekvoorwaarden ten
aanzien van de woning in Echt toen ook moeten worden gewijzigd. Dit laatste gebeurde pas in
april 2009. De extra kredietruimte en de verstrekking van kortlopende kredieten (in het
kader van een reductieregeling) hadden voor [eiser sub 1] c.s. uitsluitend tot gevolg dat de
lasten nog verder stegen. Uiteindelijk heeft ABN AMRO de kredietfaciliteit opgezegd, als
gevolg waarvan [eiser sub 1] c.s. genoodzaakt was zijn kerngezonde onderneming te staken. De
opzegging door ABN AMRO is in strijd met de redelijkheid en billijkheid en met de
zorgplicht van de bank, aangezien deze geschiedde zonder redelijke grond, terwijl er nog
alternatieve oplossingen mogelijk waren en de bank jarenlang veel geld heeft verdiend aan
[eiser sub 1] c.s. Als gevolg van de opzegging heeft [eiser sub 1] c.s. zijn bedrijf moeten staken, waardoor hij aanzienlijke schade heeft geleden.
3.3. ABN AMRO voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5. ABN AMRO vordert - samengevat - veroordeling van [eiser sub 1] c.s. bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 301.684,86, vermeerderd met rente, provisies en kosten.
Genoemd bedrag heeft ABN AMRO hoofdelijk van [eiser sub 1] c.s. te vorderen uit hoofde van
het onder 2.8 genoemde rekening-courantkrediet.
3.6. [eiser sub 1] c.s. heeft de vordering van ABN AMRO erkend, maar beroept zich tot
zijn verweer op opschorting, totdat zijn tegenvordering op ABN AMRO vaststaat.
3.7. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Uitgangspunt bij beoordeling van de vraag of ABN AMRO bij opzegging van de
kredietrelatie bij brief van 6 mei 2010 haar zorgplicht heeft geschonden, is dat van de
contractueel gegeven opzeggingsbevoegdheid (2.8) alleen dan geen gebruik mag worden gemaakt indien de bank daardoor in strijd handelt met de redelijkheid en billijkheid en, meer in het bijzonder, haar zorgplicht. De aan de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. ten grondslag liggende gedachte is dat ABN AMRO in onvoldoende mate heeft meegewerkt aan aanpassing van de financieringsovereenkomsten toen bleek dat [eiser sub 1] c.s. met name als gevolg van dubbele woonlasten vanaf de - achteraf gezien voor [eiser sub 1] c.s. nadelige - aankoop van de woning in België in 2006 niet in staat was zijn verplichtingen jegens de bank na te komen.
4.2. Uit de door partijen in het geding gebrachte en deels hierboven aangehaalde correspondentie blijkt dat zij vanaf in ieder geval 2007 tot april 2010 intensief hebben overlegd over een oplossing voor de financiële problemen van [eiser sub 1] c.s. In dat kader heeft ABN AMRO aan [eiser sub 1] c.s. onder meer diverse malen op zijn verzoek aanvullend krediet verstrekt, het rentetarief voor de hypothecaire leningen voor de twee woningen van [eiser sub 1] c.s. omgezet
in (een lagere) Euribor-rente en de hypothecaire leningen aflossingsvrij gemaakt. Daarnaast heeft ABN AMRO overschrijdingen van de kredietruimte door [eiser sub 1] c.s. gedoogd en in verband daarmee reductieregelingen aangeboden, die overigens niet door [eiser sub 1] c.s. werden
nagekomen. Enerzijds slaagde [eiser sub 1] c.s. er, ondanks dat ABN AMRO hem daarvoor de
tijd heeft gegeven, niet in zijn woningen, boot en assurantieportefeuille te verkopen ter
leniging van zijn financiële nood. Anderzijds werd ABN AMRO geconfronteerd met de
omstandigheid dat [eiser sub 1] c.s. (in strijd met de kredietovereenkomst) zijn inkomsten
omleidde naar andere banken en zijn aan de bank verpande auto verkocht zonder dit aan
de bank te melden. Daardoor kon hij er naar het oordeel van de rechtbank niet meer op
vertrouwen dat ABN AMRO zou doorgaan met wijziging en uitbreiding van de
kredietverlening. Voorts heeft ABN AMRO onweersproken gesteld dat [eiser sub 1] c.s. al in
2008 is gewaarschuwd dat zij bij aanhoudende financiële problemen tot opzegging van de
rekening-courant zou overgaan. Toen op 6 mei 2010 uiteindelijk werd overgegaan tot opzegging van de kredietrelatie heeft ABN AMRO aan [eiser sub 1] c.s. nog een termijn van 3 maanden gegeven voor het zoeken van een andere financier. Weliswaar stelt [eiser sub 1] c.s. dat er op dat moment nog diverse alternatieve oplossingen mogelijk waren, maar gesteld noch gebleken is welke alternatieven ten tijde van de opzegging nog voorhanden waren, en waarom die oplossingen niet ook via een andere financier gerealiseerd zouden kunnen worden. Maar belangrijker nog is, dat in het licht van de hiervoor kort weergegeven voorgeschiedenis van afnemende kredietwaardigheid, de onmogelijkheid voor [eiser sub 1] c.s. om het tij te keren en toenemende vertrouwensproblemen als gevolg van niet-nakoming van (ook in het kader van de sanering gemaakte) afspraken, naar het oordeel van de rechtbank van ABN AMRO niet verlangd kon worden dat zij de kredietrelatie zou voortzetten. De vorderingen van [eiser sub 1] c.s. zijn dan ook niet toewijsbaar.
4.3. [eiser sub 1] c.s. wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- griffierecht € 560,--
- salaris advocaat € 904,-- (2 punten tarief II)
totaal € 1.464,--
in reconventie
4.4. Nu [eiser sub 1] c.s. het in hoofdsom door ABN AMRO gevorderde bedrag heeft erkend en uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat er geen tegenvordering bestaat die voor verrekening in aanmerking komt, zal de vordering van ABN AMRO tot betaling van € 301.684,86 worden toegewezen. Uit het gestelde bij conclusie van eis in reconventie blijkt echter niet welke contractuele rente over het toewijsbare bedrag verschuldigd is, zodat de wettelijke rente zal worden toegekend vanaf 8 oktober 2010. ABN AMRO heeft niets gesteld omtrent de door haar gevorderde provisies. Deze zijn dan ook niet toewijsbaar.
4.5. [eiser sub 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden
veroordeeld. Gelet op de verbondenheid met het geschil in conventie worden deze kosten
begroot op nihil.
5. De beslissing
De rechtbank:
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser sub 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op EUR 1.464,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit
bedrag vanaf twee weken na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij
voorraad;
in reconventie
5.4. veroordeelt [eiser sub 1] c.s. om aan ABN AMRO te betalen een bedrag van
EUR 301.684,86 (zegge: driehonderdeenduizend zeshonderdvierentachtig euro en zesentachtig
eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2010 tot aan de voldoening,
5.5. veroordeelt [eiser sub 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op nihil,
5.6. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort en in het openbaar uitgesproken op
1 februari 2012.
type: NCHB
coll: ERM