2.5. In diezelfde krant was op pagina 6 en 7 nog een artikel van de hand van [gedaagde sub 2] opgenomen, onder de kop ‘Je eigen advocaat als ergste nachtmerrie’.
Vervolgens bevat dat artikel als intro de tekst:
Advocaat [eiser] verwaarloost de belangen van zijn cliënten, maar als zij weigeren te betalen, sleept hij ze voor de rechter. Laatste trend: beslag leggen bij cliënten. ‘Hoe komen we in hemelsnaam van [eiser] af?’
Voor zover hier relevant staat in het artikel verder het volgende:
Bij bestudering van zijn rijke tuchtrechtelijke heden en verleden dringt zich vooral deze gedachte op: je zult maar, als eenvoudige rechtszoekende, zonder enige ervaring op juridisch gebied, onverhoopt op het kantoor belanden van mr. [eiser] aan de [adres] in Amsterdam. Dan ben je, zoals één van zijn ex-cliënten het uitdrukt in goed Jiddisch, gesjochten, ofwel geruïneerd: je redder in nood, aan wie je allerlei privé-informatie hebt toevertrouwd, ontpopt zich als je grootste vijand, met uiteindelijk als resultaat dat je niet alleen zit opgezadeld met het oorspronkelijke juridische probleem, maar ook met door [eiser] tegen jou aangespannen korte gedingen, bodemprocedures en/of ander procedureel onheil.
[eiser] (1944) heeft altijd lucratieve klanten gehad. In de jaren tachtig stond hij maffiabaas [voornaam E] '[bijnaam E]’ [achternaam E] geregeld bij, zowel in strafzaken en civiele procedures als in schimmige vastgoedtransacties. Als advocaat van onder anderen [E] was [eiser] rond 1990 ook nauw betrokken bij een, volgens direct betrokkenen, omvangrijke witwasoperatie. [E] investeerde in die periode zo’n 1,2 miljoen dollar in vastgoed in Boca Raton, Florida. Zowel een Amerikaanse stroman van [E] als de Griekse eigenaar van een dekmantelfirma die bij de operatie werd gebruikt, heeft later toegegeven dat het een witwasoperatie betrof.
Daarnaast specialiseerde [eiser] zich in erfrecht en arbeidsrecht. Op die vakgebieden is hij de afgelopen twintig jaar in tuchtzaken bij de Raad en het Hof van Discipline herhaaldelijk tegen veroordelingen opgelopen als waarschuwingen, berispingen en voorwaardelijke en onvoorwaardelijke schorsingen; ook in civiele procedures met (ex-)cliënten moest [eiser] geregeld bakzeil halen. De advocaat was, heette het dan bijvoorbeeld, ‘toerekenbaar ernstig tekortgeschoten’, of hij had niet gehandeld zoals van een ‘redelijk handelend en redelijk vakbekwaam advocaat’ mag worden verwacht.
Twee jaar geleden vestigde [eiser] een persoonlijk record op het gebied van tuchtrecht: in juli 2008 moest hij op één dag in maar liefst vier zaken voor het Hof van Discipline verschijnen. Het betrof uiteenlopende klachten: [eiser] verstrekte zijn eigen cliënten ‘onjuiste informatie’, hij bracht niettemin een ‘excessief honorarium’ in rekening, hij had op een cliënt ‘druk’ uitgeoefend om een tuchtzaak niet door te zetten, hij pleegde ‘bedrog’, hij had zich ‘in dienst gesteld’ van de wederpartij van een cliënt, et cetera. Het Hof liet geen spaan van [eiser] heel. (…) [eiser] kreeg van het Hof een berisping en een onvoorwaardelijke schorsing van vier maanden (…)
[eiser] gaat onverdroten voort, sterker, hij is in zekere zin aan het innoveren: hij lijkt, naast het voeren van procedures, steeds vaker beslag te leggen bij (ex-)cliënten.
(…) bij [eiser] is beslaglegging een wezenlijk onderdeel van zijn praktijkvoering geworden.
Deels bekend was al de zaak van [G]. In oktober 1997 verzocht [G] [eiser] haar bij te staan in een erfeniskwestie. Twee maanden later al, december, liet zij hem weten niet langer op zijn bijstand prijs te stellen, onder meer omdat de advocaat buiten haar om in kluisjes zat te neuzen. [eiser] weigerde echter te accepteren dat [G] niet met hem verder wilde. (…) In juni 1998 moest [G]’ nieuwe advocaat (…) zelfs een kort geding aanspannen tegen [eiser] waarin werd geëist dat hij het dossier-[G] zou overdragen. De rechter wees die eis toe.
Vervolgens stuurde [eiser] een rekening: ruim dertigduizend gulden. [G] weigerde dat te betalen (…) Eind 1998 legde [eiser] daarop beslag op de woning en twee bijbehorende garages van [G]. (…) In september 2004 liet hij ten slotte een van de twee garages executoriaal verkopen. (…)
[G] was zo kwaad over die gang van zaken dat zij (…) een baksteen in zijn richting gooide (…). De advocaat trok daarop een golfclub en hakte op [G] in. (…) [G] werd (…) door de politierechter tot twee weken voorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld (…). [eiser] werd om onduidelijke redenen niet vervolgd, maar de Raad van Discipline oordeelde dat hij, met het inhakken op [G], in strijd had gehandeld ‘met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt’: er was geen sprake van een noodweersituatie (…)
[H en J], eigenaren van een grondbedrijf in Vinkeveen, ondergingen een soortgelijk lot. Zij wendden zich in 2006 met een aantal juridische problemen tot [eiser], waaronder ook een erfeniskwestie. In de loop van 2008 kwam [H], die analfabeet is, echter in zakelijke problemen en zag het ernaar uit dat zij ook [eiser] niet zouden kunnen betalen. Hoe hoog was die rekening eigenlijk? vroegen de [achternaam H en J] hem begin juni 2008.
Heel hoog, liet [eiser] daarop weten. (…) Het totaal kwam uiteindelijk op circa 75.000 euro (…)
[H en J] spraken daarover hun verbijstering uit, en [eiser] kwam vervolgens met een verrassende oplossing: hij stelde voor het echtpaar een aanzienlijke hoeveelheid geld te lenen zodat zij hun schuldeisers, de fiscus, maar vooral [eiser] zelf zouden kunnen betalen. (…) Volgens een concept-hypotheekakte die werd opgemaakt, zouden [H en J] twee ton van [eiser] lenen tegen een rente van acht procent, met hun woonhuis (…) in [plaats] als onderpand. De lening moest een halfjaar later, eind 2008, alweer worden afgelost, anders zou het vastgoed worden verkocht. (…)
[H en J] kregen het gevoel dat zij hun hoofd in een strop staken, en weigerden te tekenen. Direct daarop legde [eiser] beslag op het vastgoed. (…)
Wel heeft [K] [de huidige raadsman van [H], rechtbank] bij de deken van de Amsterdamse Orde een klacht ingediend tegen [eiser]. “Want [eiser] heeft er echt een potje van gemaakt, en bovendien heeft hij geprobeerd een slaatje te slaan uit de financiële malaise van zijn eigen cliënten.”
Behalve de zaak-[G] en de zaak-[achternaam H en J] speelt momenteel ook nog de zaak rond mevrouw D. (…) Zij werd in 2004 door de Raad voor Rechtsbijstand naar [eiser] verwezen met een erfeniskwestie (…) Een paar maanden geleden besloot D. ten slotte te stoppen met [eiser]. “Door zijn toedoen is de zaak steeds verder geëscaleerd. Hij zag mij en mijn broer alleen maar als vehikel om aan geld te komen.” In weerwil van eerdere toezeggingen stuurde [eiser] mevrouw D. vervolgens een rekening van zeventig duizend euro. Bij niet betaling zou bij haar beslag worden gelegd. Daarop greep de deken in, met een brief van 5 juli: of [eiser] dat maar uit zijn hoofd wilde laten. “Die erfenis kunnen wij allemaal wel vergeten,” zegt D. “Het gaat ons nu alleen nog maar om de vraag: hoe krijgen we die beslagen eraf, en hoe komen we in hemelsnaam van [eiser] af?”
Eigenlijk is er maar één manier, zegt voormalig bloemenkoopman [L]: zélf beslag laten leggen. [L] kwam in 2002 bij [eiser] terecht, eveneens met een erfeniskwestie. In die zaak moest [eiser] ten behoeve van de erfgenamen, onder wie [L], een pand in de [adres] (laten) verkopen. Later kwam [L] erachter dat hij van [eiser] 38.000 euro minder had gekregen dan waarop hij recht had. De bloemenkoopman spande een bodemprocedure tegen [eiser] aan en eind 2007 bepaalde de rechtbank dat de advocaat [L] de ontbrekende 38.000 moest betalen.
Voor alle zekerheid liet [L] op grond van dat vonnis beslag leggen op de drie naast elkaar gelegen panden van [eiser] op de [adres] en op een vakantiehuisje van de advocaat in [plaats]. “Woest was-ie,” zegt [L]. “Uiteindelijk heeft-ie betaald, maar ja, doordat ik die procedure moest aanspannen, hield ik er misschien de helft van over. Tuig is het. Weet u wat ze met dit soort advocaten moeten doen? De grachten dempen.”