ECLI:NL:RBAMS:2012:BW0091

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/706009-2012 RK nummer: 12/480
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering aan Polen op basis van Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 maart 2012 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft een arrestatiebevel dat is uitgevaardigd door de Judge of District Court te Radom, Polen, op 8 juni 2011. De verdediging heeft primair bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het EAB niet voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW), specifiek omdat de datum van het onderliggende nationale arrestatiebevel ontbreekt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de OLW niet vereist dat deze datum wordt vermeld, zolang het arrestatiebevel herleidbaar is aan de instantie die het heeft uitgevaardigd en het dossiernummer. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen en vastgesteld dat de ontvankelijkheid van de officier van justitie niet in het geding is.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar is, en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat er geen lopende strafzaak in Nederland is die tot weigering van de overlevering kan leiden. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/706009-2012
RK nummer: 12/480
Datum uitspraak: 16 maart 2012
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 januari 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 juni 2011 door de Judge of District Court te Radom, Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats], Polen, op [1987],
niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, maar verblijvend op het adres [adres] [plaats],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 maart 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. P. Jeeninga, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege haar volle agenda niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel, te weten een ‘ruling on temporary arrest’, uitgevaardigd door de Regional Court in Radom, Polen (dossiernummer II K 473/08).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul¬dig heeft gemaakt aan een naar het recht van Polen strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren omdat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 2, tweede lid, onder c ,OLW, immers het EAB vermeldt niet de datum van het arrestatiebevel van de Regional Court te Radom, ondanks het verzoek van de zijde van het IRC d.d. 20 februari 2012. De raadsman heeft zich hierbij beroepen op een eerdere uitspraak van de rechtbank d.d. 8 oktober 2004 (LJN: AR4222).
Subsidiair heeft de raadsman aanhouding verzocht opdat de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB op dit punt aan kan vullen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft bestreden dat de OLW de eis stelt dat de datum van het arrestatiebevel wordt vermeld, het gaat er om dat het bevel kan worden herleid en daarvoor is het dossiernummer voldoende.
Oordeel rechtbank
Het verweer wordt verworpen. De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat de OLW niet vereist dat de datum van het arrestatiebevel wordt vermeld. Artikel 2, tweede lid, onder c, OLW vereist slechts de vermelding van een aanhoudingsbevel. Door het noemen van de instantie die het onderliggend bevel heeft uitgevaardigd (de District Court te Radom) en van het dossiernummer is het arrestatiebevel herleidbaar. De onderhavige casus betreft een andere dan die in de door de raadsman aangehaalde uitspraak; in die uitspraak ontbrak de vermelding van het onderliggend bevel en dit leidde tot weigering van de overlevering op de grond van ongenoegzaamheid.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie is dan ook geenszins in het geding.
De rechtbank ziet bovendien geen aanleiding nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
4. Strafbaarheid
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar is en dat op dit feit in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
Het feit levert naar Nederlands recht zowel ‘medeplegen van mishandeling’ op als
‘medeplegen van huisvredebreuk, terwijl de schuldige bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen’.
5. Overige verweren
De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering niet mogelijk is omdat er nog een Nederlandse strafzaak tegen de opgeëiste persoon loopt.
De rechtbank verstaat het verweer aldus dat de raadsman weigering van het verzoek tot overlevering heeft bepleit.
Het verweer wordt verworpen. Slechts in het geval als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder a OLW kan een strafvervolging in Nederland tot een weigering leiden. Een dergelijk geval doet zich niet voor. Een lopende strafzaak in Nederland kan slechts tot uitstel leiden van de feitelijke overlevering en dit valt onder de competentie van de officier van justitie.
6. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
7. Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 47, 138, eerste en derde lid, en 300 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 Overleveringswet.
8. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Judge of District Court te Radom, Polen, ten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.W. Vriethoff, voorzit¬ter,
mrs. W.H. van Benthem en B. Poelert, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 maart 2012.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.