ECLI:NL:RBAMS:2012:BV9401

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.706.008-12 RK nummer: 12/624
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet in verband met een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof een verzoek tot overlevering van de opgeëiste persoon, die in Bulgarije was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting op 28 februari 2012, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.B.M. Engelen, en een tolk in de Bulgaarse taal. De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon bij verstek was veroordeeld en niet op de hoogte was gesteld van de zitting. De rechtbank oordeelde dat de Bulgaarse justitiële autoriteiten onvoldoende garanties hadden verstrekt dat de opgeëiste persoon na overlevering de mogelijkheid zou hebben om een rechtsmiddel aan te wenden. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie waarin was geoordeeld dat een algemene verwijzing naar de Bulgaarse wetgeving niet voldeed aan de eisen van de OLW. De rechtbank concludeerde dat de overlevering moest worden geweigerd, omdat niet was aangetoond dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk in staat zou zijn om zijn recht op verzet of hoger beroep uit te oefenen. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Bulgaarse autoriteiten geweigerd, met de overweging dat er geen voldoende garanties waren dat zijn rechten zouden worden gerespecteerd na de overlevering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.706.008-12
RK nummer: 12/624
Datum uitspraak: 13 maart 2012
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 januari 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 januari 2011 door de Officier van Justitie bij het Parket te Veliko Tarnovo (Bulgarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [1970],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd in de het Huis van Bewaring “Demersluis” te Amsterdam;
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 februari 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. S.B.M. Engelen, advocaat te Venlo en is bijgestaan door een tolk in de Bulgaarse taal.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis, nummer 400/2010 overeenkomstig het register van de Rechtbank in Eerste Aanleg te Veliko Tarnovo, in het kader van strafzaak van algemeen karakter nummer 1356/2010 overeenkomstig het register van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Pleven, vanaf 4 juni 2010 in werking.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB en de aanvulling hierop van 3 februari 2012. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel, alsmede de brief van 3 februari 2012 is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de OLW
Door de verdediging is, zakelijk weergegeven, betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 van de OLW.
De opgeëiste persoon is bij verstek veroordeeld. De dagvaarding is niet in persoon aan hem uitgereikt en evenmin is hij op een andere wijze op de hoogte gebracht van de zitting. Verder heeft de opgeëiste persoon geen advocaat ingeschakeld, dus de advocaat die hem volgens de autoriteiten ter zitting zou hebben vertegenwoordigd was niet een bepaaldelijk gevolmachtigd advocaat. Gelet op hierop, moet de overlevering van de opgeëiste persoon worden geweigerd, tenzij ondubbelzinnig komt vast te staan dat hij na de overlevering binnen een bepaalde termijn een rechtsmiddel kan instellen. Dit wordt echter niet door de Bulgaarse justitiële autoriteiten toegezegd. Hun toezegging blijft algemeen. Verwezen wordt naar een uitspraak van deze rechtbank van 13 november 2009 (vindplaats LJN: BL5781). In die uitspraak is geoordeeld dat het opvoeren van een verzetgarantie in algemene zin onvoldoende is en dat er een op de opgeëiste persoon toegespitste, ondubbelzinnige, garantie moet worden verstrekt dat er een rechtsmiddel kan worden ingesteld en de zaak opnieuw kan worden behandeld. Een enkele verwijzing naar artikel 423 van de Bulgaarse ‘Code of Criminal Procedure’ is onvoldoende. Niet kan worden getoetst of dit wetsartikel correspondeert met artikel 12, aanhef en sub d, van de OLW. De opgeëiste persoon moet nu al weten of hij daadwerkelijk een rechtsmiddel heeft.
De officier van justitie heeft hiertegen aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat inderdaad sprake is van een versteksituatie, maar dat de verstrekte garantie toereikend is. De Bulgaarse justitiële autoriteiten verstrekken in hun brief van 3 februari 2012 informatie over de omstandigheid dat de opgeëiste persoon het recht en de gelegenheid heeft om na overlevering een rechtsmiddel aan te wenden. Daarbij wordt verwezen naar artikel 423 van de Bulgaarse ‘Code of Criminal Procedure’ en er wordt uitdrukkelijk gezegd: “De onderhavige casus is zo een geval.” Daarom is de garantie wel op de opgeëiste persoon toegesneden en is deze genoegzaam.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit aanvullende informatie op het EAB van 3 februari 2012 blijkt dat het EAB strekt tot tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid. De opgeëiste persoon is aldus bij verstek veroordeeld.
Ingevolge artikel 12 van de OLW wordt overlevering dan niet toegestaan tenzij in het EAB is vermeld dat, overeenkomstig de procedurevoorschriften van uitvaardigende lidstaat:
a. de verdachte tijdig en in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting en ervan in kennis is gesteld dat een vonnis kan worden gewezen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt; of
b. de verdachte op de hoogte was van de behandeling ter terechtzitting en een door hem gekozen of een hem van overheidswege toegewezen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ter terechtzitting zijn verdediging heeft gevoerd; of
c. de verdachte nadat het vonnis aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en tijdens welke de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis:
1°. uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij het vonnis niet betwist; of
2°. niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend; of
d. het vonnis niet in persoon aan de verdachte is betekend, maar:
1°. hem na zijn overlevering onverwijld in persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
2°. hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De Bulgaarse justitiële autoriteiten hebben bij brief van 3 februari 2012 onder andere de navolgende informatie verstrekt:
“[opgeëiste persoon] (de opgeëiste persoon) is aanwezig geweest tijdens het voorgerechtelijk onderzoek (…). Tijdens het gerechtelijk onderzoek is hij niet verschenen (…). Tevens heeft hij geen verblijfsadres aangegeven. Tijdens het gerechtelijk onderzoek werd hij vertegenwoordigd door de advocaat Liliya Petkova.
Wij kunnen u helaas geen informatie beschikbaar stellen betreffende het uitreiken van dagvaardingen en informatiebrieven, omdat de persoon gesignaleerd staat in verband met een EAB na in kracht van gewijsde getreden vonnis.
In de Bulgaarse wetgeving bestaan grenzen, vermeld in art. 423 van de Bulgaarse Wetboek van Strafvordering, die het recht en de gelegenheid bieden tot heropening van de strafzaak op verzoek van een bij verstek veroordeelde persoon, waarbij hij geen deel heeft genomen aan het strafrechtelijke proces. De onderhavige casus is zo een geval.
Er ontbreekt informatie over hoger beroep van de kant van de opgeëiste persoon en zijn advocaat tegen de in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing. (…)”
In voornoemde brief is, ondanks het daartoe strekkende verzoek van het Internationaal Rechtshulp Centrum te Amsterdam, geen informatie verstrekt die ziet op de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a en c, van de OLW. Ten aanzien van de omstandigheid als bedoeld onder b van dit artikel, blijkt niet of de advocaat die de opgeëiste persoon in de Bulgaarse strafzaak heeft vertegenwoordigd, door hem gemachtigd was.
De rechtbank stelt daarom vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis, dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, aanhef en onder a tot en met c, van de OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, aanhef en onder d, van de OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld (i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de verklaring die de Bulgaarse justitiële autoriteiten hieromtrent hebben afgelegd in hun brief van 3 februari 2012, niet aan de eisen van artikel 12, aanhef en onder d, van de OLW. Derhalve is er geen genoegzame garantie verstrekt en zal de overlevering om die reden worden geweigerd.
4. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 van de OLW, er geen garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder d van de OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.
5. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 2, 5, 7 en 12 van de OLW.
6. Beslissing
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Officier van Justitie bij het Parket te Veliko Tarnovo (Bulgarije) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzit¬ter,
mrs. N.J. Koene en R.J.L. van Bokhoven, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2012.
De jongste rechter is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
A