RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.706.019-12
RK nummer: 12/485
Datum uitspraak: 13 maart 2012
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 januari 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 augustus 2011 door de Judge van het Regional Court in Poznan (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [1968],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd in het Huis van Bewaring ‘Havenstraat’ te Amsterdam;
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 februari 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam, en is bijgestaan door een tolk in de Poolse taal.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een Judgment of the District Court Poznan-Stare Miasto in Poznan van 17 december 2009, zaaknummer VIII K 689/09.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog elf maanden en 28 dagen De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de OLW
Standpunt van de verdediging
Door en namens de opgeëiste persoon is betoogd, zakelijk weergegeven, dat hij bij verstek is veroordeeld en dat de overlevering daarom op grond van artikel 12 van de OLW moet worden geweigerd. De opgeëiste persoon wist niets van een terechtzitting in Polen. Hij is niet in persoon gedagvaard en hij was toen al in Nederland. De uitspraak die de officier van justitie heeft overgelegd ziet op een andere situatie dan de onderhavige. In die zaak is dagvaarding aan de grootmoeder uitgereikt en had de opgeëiste persoon een strafbeschikking met de Poolse officier van justitie afgesproken. Dat is in de onderhavige zaak niet het geval. Voorts wordt verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank van 12 januari 2010, vindplaats LJN: BL2971, onder 5.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot verwerping van het verweer en tot het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon geconcludeerd.
Ter onderbouwing van zijn standpunt overlegt de officier van justitie een uitspraak van deze rechtbank van 21 februari 2012, vindplaats LJN: BV6450. Dat in die zaak van een deal tussen de opgeëiste persoon en het Poolse Openbaar Ministerie sprake was, is niet van belang. De vraag in voornoemde uitspraak was of er naar Pools recht in persoon was gedagvaard. Vast stond dat de dagvaarding aan de grootmoeder was betekend en dat dit naar Pools recht als een betekening in persoon werd gezien.
In de onderhavige zaak is aan het laatst opgegeven adres betekend en dit was een correcte betekening, aldus de Poolse wet. Voorts hebben de Poolse justitiële autoriteiten in hun laatste brief van 27 februari 2012 gesteld dat de wijze waarop in de zaak van opgeëiste persoon is betekend, gelijk staat aan een betekening in persoon. Nu sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a, van de OLW, kan de overlevering dan ook worden toegestaan.
Uit het EAB en de aanvullingen hierop van 23 januari 2012 en 27 februari 2012, blijkt dat het EAB strekt tot tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid. De opgeëiste persoon is aldus bij verstek veroordeeld.
Ingevolge artikel 12 van de OLW, dat de implementatie van artikel 4bis, eerste lid, van het Kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel (KEAB) is, wordt overlevering dan niet toegestaan tenzij in het EAB is vermeld dat, overeenkomstig de procedurevoorschriften van de uitvaardigende lidstaat:
a. de verdachte tijdig en in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting en ervan in kennis is gesteld dat een vonnis kan worden gewezen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt; of
b. de verdachte op de hoogte was van de behandeling ter terechtzitting en een door hem gekozen of een hem van overheidswege toegewezen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ter terechtzitting zijn verdediging heeft gevoerd; of
c. de verdachte nadat het vonnis aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en tijdens welke de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis:
1°. uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij het vonnis niet betwist; of
2°. niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend; of
d. het vonnis niet in persoon aan de verdachte is betekend, maar:
1°. hem na zijn overlevering onverwijld in persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
2°. hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Standpunt van de Poolse justitiële autoriteiten
In de onderhavige zaak hebben de Poolse justitiële autoriteiten (desgevraagd door het Internationaal Rechtshulp Centrum) het navolgende meegedeeld over de gang van zaken betreffende de betekening van de dagvaarding, het vonnis en de mogelijkheid om verzet in te dienen.
In het EAB onder d):
“[opgeëiste persoon] was not present at the hearing held in the course of court case ref. VIII K 689/09 and was not present at the announcement of the judgment on 17th December 2009. Despite several attempts to serve the requested person with a summons to the hearing, he was absent at all the addresses he had earlier given. Pursuant to article 139 of Polish code of criminal procedure, “if a party to proceedings changes their place of residence or fails to reside at the address they had given without informing the authorities of their new address, all letters sent to that address will be deemed as correctly served”.
[opgeëiste persoon] was instructed of the above.
[opgeëiste persoon] was aware of the criminal proceedings against him, as he was questioned as a suspect during preliminary proceedings and he fully admitted tot the charges. No appeal was lodged against the judgment, which became final on 25th December 2009.”
Bij brief van 23 januari 2012 (onderstrepingen door de rechtbank):
“1. (…) If [opgeëiste persoon] did not reside under the latest address he had given to the
authorities, he had the obligation to inform the court of his new address. He was admonished of this obligation during his very first questioning. Since he failed to do so, the court sent the summons to [opgeëiste persoon]’s last known address and deemed it as correctly served.
2. Under Polish law, [opgeëiste persoon] was guaranteed the right to be present at the hearing and to appeal against the judgment pronounced in his respect. However, he consciously waived these privileges by moving out from his place of residence and failing to inform the court that he changed his address. (…)
In the above circumstances, the judgment pronounced in respect of the requested person is currently final and the requested person cannot appeal against it. He is also not entitled to a retrial, (…).
It should however be noted that [opgeëiste persoon] - like all other parties to criminal proceedings - has the right to request for a re-initiation of proceedings if certain pre-requisites described by Polish law are met. At the moment, however, none of these pre-requisites are met, we are therefore unable to give unconditional guarantees that [opgeëiste persoon] will have the right to request to be given a retrial in his presence.”
Bij brief van 27 februari 2012 (onderstreping door de rechtbank):
“(…) please be advised that under Polish law, the way that the summons was served on [opgeëiste persoon] (i.e. pursuant to article 139 of code of criminal procedure) has the same legal consequences as service of the documents into the addressee’s own hands.”
Bespreking van de uitspraak van 21 februari 2012 (LJN: BV6450)
Naar het oordeel van de rechtbank kan de onderhavige zaak niet gelijk worden gesteld met de zaak waarover deze rechtbank op 21 februari 2012 uitspraak heeft gedaan en waarop de officier van justitie zich nu beroept.
In die uitspraak betrof het een overleveringszaak waarin de Poolse justitiële autoriteiten de dagvaarding hadden uitgereikt op het adres dat de opgeëiste persoon had opgegeven en op welk adres hij in Polen in het bevolkingsregister stond ingeschreven. De autoriteiten hadden de dagvaarding uitgereikt aan “an adult member of the household of the addressee”, te weten: zijn grootmoeder. Van die uitreiking was ook een ontvangstbevestiging, aldus de Poolse justitiële autoriteiten. Voorts hadden zij in die zaak expliciet melding gemaakt van het volgende (onderstreping door de rechtbank): “Pursuant to Article 132 § 2 of the Code of Criminal Procedure if the addressee is temporarily absent from his place of residence, a document shall be served upon an adult member of the household of the addressee. Such service is equivalent to personal service of the relevant summons or writ.”
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank in die zaak de overlevering dan ook toegestaan omdat er sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a, van de OLW: naar Pools recht was de dagvaarding in persoon uitgereikt.
In de onderhavige zaak hebben de Poolse justitiële autoriteiten gesteld dat de dagvaarding - in het licht van het bepaalde in artikel 139 van het Poolse Wetboek van Strafvordering - door de Poolse rechtbank aan het laatst bekende adres van de opgeëiste persoon is gezonden en dat de Poolse rechtbank daarom heeft geoordeeld dat de dagvaarding correct is betekend. De Poolse justitiële autoriteiten hebben echter geen informatie verstrekt over de feitelijke wijze van uitreiking. Evenmin hebben zij expliciet melding gemaakt van artikel 132 van het Poolse Wetboek van Strafvordering ter zake het in persoon uitreiken van een dagvaarding en het equivalent daarvan.
De Poolse justitiële autoriteiten stellen zich in de onderhavige zaak op het standpunt dat de wijze waarop de dagvaarding is uitgereikt dezelfde juridische gevolgen heeft als een uitreiking in persoon: “has the same legal consequences as service of the documents into the addressee’s own hands” en niet dat de dagvaarding in persoon is uitgereikt conform artikel 4 bis, eerste lid, aanhef en onder a)i van het KEAB.
Gelet op het voorgaande zijn er naar het oordeel van de rechtbank essentiële verschillen tussen de overleveringszaak waarin op 21 februari 2012 uitspraak is gedaan en de onderhavige zaak.
Het gebruik van de zinsnede “the same legal consequences as service of the documents into the addressee’s own hands”acht de rechtbank onvoldoende om tot het oordeel te komen dat sprake is van een betekening in persoon naar Pools recht, nu alleen wordt gesproken over ‘consequences’ en niet duidelijk is geworden wat deze gevolgen naar Pools recht zijn.
Bespreking omstandigheden van artikel 12, aanhef en onder b tot en met d, van de OLW
Nu het EAB aldus strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis, dat is gewezen zonder dat zich de in artikel 12, aanhef en onder a van de OLW genoemde omstandigheid heeft voorgedaan, dient de rechtbank te beoordelen of in de onderhavige zaak één van de onder b tot en met d van dat artikel genoemde omstandigheden een rol spelen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval.
Uit de verstrekte informatie blijkt niet dat tijdens de behandeling ter terechtzitting een door de opgeëiste persoon gemachtigd advocaat zijn verdediging heeft gevoerd.
Evenmin is gebleken dat er sprake is van een situatie waarin het vonnis aan de opgeëiste persoon is betekend, hij uitdrukkelijk is geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep en hij te kennen heeft gegeven dat hij het vonnis niet betwist of niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend. Ten slotte hebben de Poolse justitiële autoriteiten expliciet aangegeven dat het, naar Pools recht, voor hen niet mogelijk is om een verzetgarantie te verstrekken, als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder d, van de OLW.
Gelet hierop zal de rechtbank de overlevering weigeren op grond van artikel 12 van de OLW.
Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de OLW aan de overlevering in de weg staat, dient de overlevering te worden geweigerd.
5. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 2, 5, 7, en 12 van de OLW.
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Judge van het Regional Court in Poznan (Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzit¬ter,
mrs. N.J. Koene en R.J.L. van Bokhoven, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2012.
De jongste rechter is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.