ECLI:NL:RBAMS:2012:BV8711

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/5161 BBZ
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering bijstandsverlening zelfstandige op basis van netto gezinsinkomen en privégebruik lesauto

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 februari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een autorijschool, en het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser ontving in 2010 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz). De gemeente vorderde de verstrekte bijstand terug, omdat het netto gezinsinkomen van de eiser volgens hen hoger was dan de vastgestelde jaarnorm van € 10.934,28. De eiser betwistte dit en voerde aan dat zijn netto gezinsinkomen lager was en dat de bijtelling voor het privégebruik van zijn lesauto ten onrechte was meegerekend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in 2010 een totaalbedrag van € 7.895,63 aan bijstand heeft ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen administratie bijhield van het privégebruik van de lesauto, wat leidde tot een fiscale bijtelling van € 4.180,-. Dit bedrag werd door de rechtbank aangemerkt als inkomen, omdat de lesauto als vermogensbestanddeel werd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat het netto jaarinkomen van de eiser, inclusief de bijtelling, € 12.668,74 bedroeg, wat boven de jaarnorm lag.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de terugvordering van de bijstand door de gemeente. De uitspraak benadrukt het belang van het bijhouden van een goede administratie door zelfstandigen en de gevolgen van privégebruik van bedrijfsmiddelen voor de bijstandsverlening. De eiser had geen alternatieve berekening overgelegd die tot een andere uitkomst leidde, waardoor de rechtbank de beslissing van de gemeente steunde. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/5161 BBZ
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. P.P. Klokkers,
en
het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde F.H.W. Fris.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juli 2011 heeft verweerder de als renteloze geldlening verstrekte bijstand over het boekjaar 2010 teruggevorderd.
Bij besluit van 23 september 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 februari 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. P.P. Klokkers. Verweerder is vertegenwoordigd door F.H.W. Fris.
Feiten
Eiser heeft een autorijschool. In de periode van 20 februari 2010 tot en met 31 december 2010 heeft eiser een bedrag van € 7.895,63 aan bijstand ontvangen voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). De jaarnorm, in de zin van de Bbz, is voor 2010 vastgesteld op € 10.934,28.
Standpunten
1.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het netto gezinsinkomen in 2010 hoger was dan de jaarnorm van 2010 en vordert op die grond de in 2010 aan eiser verstrekte bijstand terug.
1.2 Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het netto gezinsinkomen in 2010 lager was dan de jaarnorm in 2010, dat het bestreden besluit niet inzichtelijk is en dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van een bijtelling auto.
Wettelijk kader
2.1 Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Wwb worden tot de middelen alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.
2.2 Ingevolge artikel 32 van de Wwb wordt onder inkomen verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voorzover deze:
a. betreffen inkomsten uit of in verband met arbeid, inkomsten uit vermogen, een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, een kostenvergoeding als bedoeld in artikel
31, tweede lid, onderdeel k, inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers, socialezekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet, dan wel naar hun aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen; en
b. betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
2.3 In het Bbz wordt, ingevolge artikel 1 onder e, onder netto inkomen verstaan: het over het boekjaar verworven inkomen, bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.4 van de Wwb, met toepassing van artikel 6, tweede lid.
2.4 Ingevolge artikel 6 van het Bbz wordt, in afwijking van artikel 32, eerste lid, onderdeel b, van de Wwb, bij de bijstandsverlening aan een zelfstandige rekening gehouden met het inkomen over een boekjaar. Een teruggave van inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen wordt bij een zelfstandige niet als inkomen aangemerkt.
Ingevolge het tweede lid van artikel 6 van het Bbz, zoals dat gold in 2010, worden bij de bijstandsverlening aan een zelfstandige de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over inkomen waarover geen loonbelasting is geheven gesteld op
20 % van dat inkomen.
2.5 Ingevolge artikel 12, eerste lid, van het Bbz neemt het college een nadere beslissing met betrekking tot de verleende bijstand, bedoeld in artikel 11, eerste lid, nadat het college het netto inkomen uit bedrijf of zelfstandig beroep definitief heeft vastgesteld.
Indien de verleende bijstand, vermeerderd met het in het desbetreffende boekjaar behaalde netto inkomen meer is dan de jaarnorm, wordt de bijstand ter grootte van het verschil teruggevorderd en wordt de rest van de als geldlening verstrekte bijstand omgezet in een bedrag om niet, aldus het tweede lid onder c.
Overwegingen
3.1 De rechtbank stelt vast dat het resultaat blijkens de door eiser overgelegde jaarrekening van 2010 € 10.993,- bedroeg. In de aangifte inkomstenbelasting 2010 staat hetzelfde bedrag genoemd onder ‘saldo fiscale winstberekening’. Ingevolge eerdergenoemd artikel 6, tweede lid, van het Bbz worden de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekering gesteld op 20% van het inkomen, hetgeen in dit geval resulteert in een bedrag van
€ 2.198,60. Door dit bedrag af te trekken van het resultaat, resteert er een bedrag van
€ 8.794,40. Dit bedrag is het inkomen uit onderneming in 2010, zoals ook blijkt uit de berekening jaarafrekening Bbz. Niet in geschil is dat eiser € 3.874,34 inkomsten uit
(WW-)uitkering heeft ontvangen in 2010. Het netto jaarinkomen van eiser wordt gevormd door laatstgenoemde inkomsten op te tellen bij het eerdergenoemde (gecorrigeerde) resultaat en bedraagt derhalve € 12.668,74. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit netto jaarinkomen juist en inzichtelijk vastgesteld. Door eiser is geen alternatieve berekening overgelegd die tot een andere uitkomst leidt.
3.2 Eiser heeft in beroep gesteld dat de bijtelling auto, een bedrag van € 4.180,-, niet valt onder ‘middelen’ zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wwb en dat verweerder dit bedrag ten onrechte in aanmerking heeft genomen bij de bepaling van het resultaat.
3.3 De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De rechtbank stelt vast dat eiser er bewust voor heeft gekozen om geen administratie bij te houden van het privégebruik van de auto van zijn rijschool. Dit heeft tot gevolg dat in verband met het privégebruik van zijn lesauto eiser een fiscale bijtelling heeft. In de berekening van de winst- en verliesrekening over 2010 heeft dat, voorafgaande aan de vaststelling van het resultaat, geleid tot een bijtelling van € 4.180,-. Eiser heeft door de lesauto privé te gebruiken een privébesparing gecreëerd, hetgeen tot zijn inkomen gerekend kan worden op grond van de artikel 31, eerste lid, van de Wwb omdat de lesauto kan worden aangemerkt als een vermogensbestanddeel waarover eiser kan beschikken. Hierbij dient te worden opgemerkt dat eiser ook de kosten in verband met het gebruik van de auto kan aftrekken. In de winst- en verliesrekening 2010 zijn, voorafgaande aan de vaststelling van het resultaat ad € 10.993,- in aftrek gebracht: een bedrag van
€ 1.200,- voor de afschrijving van de auto en een bedrag van €5.622,- voor de kosten van de auto.
3.4 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling dan wel vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. R.A.J. Hubel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2012.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB