ECLI:NL:RBAMS:2012:BV8675
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel in strafzaak betreffende illegale handel in verdovende middelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 maart 2012 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procureur de la République bij het Tribunal de Grande Instance te Verdun, Frankrijk. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 11 januari 2012 en betreft de opgeëiste persoon, geboren in Frankrijk in 1973, die op dat moment gedetineerd was in het Huis van Bewaring “Zwaag” te Zwaag, Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, illegale handel in verdovende middelen, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW) en dat er geen onderzoek naar dubbele strafbaarheid nodig is, aangezien de Franse autoriteiten de feiten als strafbaar hebben aangemerkt.
Tijdens de openbare zitting op 21 februari 2012 heeft de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, gepleit voor de overlevering, waarbij hij verschillende argumenten aanvoerde om af te zien van de weigeringsgrond van artikel 13 OLW. De rechtbank heeft de argumenten van de officier van justitie in overweging genomen, waaronder het feit dat de opgeëiste persoon en zijn medeverdachten de Franse nationaliteit hebben en dat de strafbare feiten ook in Frankrijk strafbaar zijn. De verdediging heeft betoogd dat de overlevering niet in het belang van een goede rechtsbedeling zou zijn, aangezien de feiten zich op Nederlands grondgebied hebben afgespeeld en het bewijs zich in Nederland bevindt.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de officier van justitie in redelijkheid tot zijn vordering heeft kunnen komen, gezien het feit dat er een lopende vervolging in Frankrijk is en dat de Nederlandse vervolging op 31 januari 2012 is gestaakt. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, maar de afgifte van in beslag genomen voorwerpen, waaronder identiteitsdocumenten en mobiele telefoons, geweigerd, omdat niet was aangetoond dat deze voorwerpen in het bezit van de opgeëiste persoon waren. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Bianchi, voorzitter, en mrs. C.F. de Lemos Benvindo en J.W. Vriethoff, rechters, in aanwezigheid van mr. J.E. van Bruggen, griffier.