ECLI:NL:RBAMS:2012:BV7994

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.707043-11 RK nummer: 11/7858
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije op basis van Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 februari 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Hongarije is geboren en momenteel in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen, zijn onderzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er een garantie is gegeven door de Hongaarse autoriteiten met betrekking tot de rechtsgang na overlevering.

De verdediging heeft betoogd dat de garantie van de Hongaarse autoriteiten onvoldoende is, omdat deze niet expliciet de verplichting tot het houden van een nieuw proces vermeldt. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de garantie voldoet aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de garantie inderdaad voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW en dat er geen reden is om aan de garantie te twijfelen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, niet hoeft te worden onderzocht, omdat de feiten zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de OLW.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan voor de feiten die in het EAB zijn vermeld, met uitzondering van het feit van het niet doen van belastingaangifte, waarvoor de overlevering is geweigerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Hongaarse autoriteiten de opgeëiste persoon na overlevering op de hoogte moeten stellen van zijn rechten en dat de overlevering in overeenstemming is met de geldende wetgeving. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak heeft verlengd vanwege haar volle agenda.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.707043-11
RK nummer: 11/7858
Datum uitspraak: 24 februari 2012
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 december 2011 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 november 2010 door County Regional Court Judge in Borsod-Abaúj-Zemplén (Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [1972],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gede¬tineerd in het Huis van Bewaring ‘Havenstraat’ te Amsterdam;
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 februari 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Al Mansouri.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, lid 1 OLW uitspraak dient te doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege haar volle agenda niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een Judgment of the Municipal Court of Miskolc van 4 maart 2010 en de final decision of the Country Court of Borsod-Abaúj-Zemplén van 6 april 2011 (referentienummers: 37.B.1273/2006/175 en 7.Bf.1037/2010/12).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zeven jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld (i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij faxbrief van 12 januari 2012 het volgende verklaard:
Regarding the guarantee you requested in both your letters dated 10 January 2012, the relevant legal regulations, regarding the re-trial of the case, when the judgement was delivered at a trial held in the absence of the defendant, are cited below.
In de bovenvermelde faxbrief worden vervolgens de betreffende artikelen (408 en 409) uit de Act XIX of 1998 on Criminal Proceedings geciteerd.
De uitvaardigende justitiële autoriteit schrijft vervolgens:
The above-mentioned regulations apply to both the European arrest warrant issued (…) on 27 May 2011 (…), and the European arrest warrant issued (…) on 25 November 2010 (…) respectively. This means, that in the case [opgeëiste persoon] asks for a re-trial, and he is present at that trail, the conduct of the re-trial in both cases is statutory.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat deze garantie niet voldoende is, nu de garantie niet meer zegt dan dat de wet voorziet in de mogelijkheid. Het woord ‘mandatory’ ontbreekt en daarom is de garantie onvoldoende.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de uitvaardigende justitiële autoriteit bij faxbrief van 12 januari 2012 de verzetsgarantie heeft gegeven. Wanneer de opgeëiste persoon verzoekt om een nieuw proces en hij is daarbij aanwezig, dan schrijft de wet een nieuw proces voor.
Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de op 12 januari 2012 gegeven garantie voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW. In de brief wordt de wettelijke verzetsgarantie nadrukkelijk van toepassing verklaard in de zaak van de opgeëiste persoon en overigens is deze brief een antwoord op het verzoek daartoe van het IRC in de zaak van de opgeëiste persoon van 10 januari 2012, waarin de naam van de opgeëiste persoon uitdrukkelijk wordt genoemd. Gelet hierop ziet de rechtbank in de door de raadsman aangevoerde punten geen reden om te twijfelen aan de door Hongarije gegeven garantie. Het gebruik van het woord “statutory” in de wettelijke bepaling en in de garantie maakt dit niet anders. De rechtbank concludeert uit de aangehaalde Hongaarse strafvorderlijke artikelen in combinatie met de toelichting van de autoriteiten daarbij in de brief van 12 januari 2012, dat indien de opgeëiste persoon verzoekt om een nieuw proces en daarbij aanwezig is, het houden van een nieuw proces wettelijk is voorgeschreven. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12 sub d OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing. Het verweer wordt verworpen.
4. Strafbaarheid
4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 20 en 23, te weten:
Oplichting
Vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2 Ten aanzien van het niet doen van belastingaangifte
De officier van justitie en de verdediging hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat de overlevering voor het feit - het niet doen van belastingaangifte – dient te worden geweigerd, nu de dubbele strafbaarheid niet getoetst kan worden wegens het ontbreken van de Hongaarse strafbepaling in het EAB. Er wordt niet voldaan aan artikel 7 OLW. De rechtbank deelt deze conclusie en zal de overlevering hiervoor weigeren.
5. Slotsom
Nu ten aanzien van de feiten, vermeld onder de punten 1 tot en met 7 – met uitzondering van het niet doen van belastingaangifte - waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor die feiten te worden toegestaan. Voor het overige moet zij worden geweigerd.
De rechtbank kan niet beoordelen welk gedeelte van de vrijheidsstraf geacht moet worden te zijn opgelegd ter zake van het niet doen van belastingaangifte waarvoor de overlevering moet worden toegestaan. Een en ander staat ter beoordeling van de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, die gehouden zijn om, na de feitelijke overlevering, de tenuitvoerlegging van de straf tot het hiervoor bedoelde gedeelte te beperken.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.
7. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan County Regional Court Judge in Borsod-Abaúj-Zemplén (Hongarije) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het gedeelte van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, dat is opgelegd wegens de feiten vermeldt in het EAB met uitzondering van het feit niet doen van belastingaangifte.
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] voor zover het EAB betrekking heeft op het gedeelte van de vrijheidsstraf dat is opgelegd wegens het feit niet doen van belastingaangifte.
Aldus gedaan door
mr. S.A. Krenning, voorzit¬ter,
mrs. N.J. Koene en H.M van Niftrik, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Bruggen, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 februari 2012.
Ingevolge artikel 29, lid 2 OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]