Parketnummer: 13/656527-11 (PROMIS)
Datum uitspraak: 1 maart 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] te [woonplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring "HvB Zwaag" te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.A. Kloos en van wat verdachte en zijn raadsvrouwe, mr. M.J.R. Roethof, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Amsterdam op of aan de Beethovenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) naar zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier Dik en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf, de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- voornoemde juwelier is/zijn binnen gegaan en/of
- zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- (met kracht) de deur van voornoemde juwelier in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of gesmeten en/of
- (met kracht) zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] op/tegen zijn hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- (met kracht) die [slachtoffer] bij diens keel en/of hals heeft/hebben gepakt en/of (met kracht) die [slachtoffer] op de grond heeft/hebben gegooid en/of gesmeten en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) (met kracht) met zijn vuurwapen, althans op (een) vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] op/tegen diens (boven)lichaam heeft/hebben geduwd en/of gestoken en/of
- (vervolgens) (terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) op die [slachtoffer] lag(en)) (met kracht) die [slachtoffer] een of meer ma(a)l(en) met zijn/hun (gebalde) vuist(en) op/tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of gestompt en/of
- (terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) achter die [slachtoffer] lag(en)) (met kracht) zijn/hun arm(en) om de keel en/of hals van die [slachtoffer] gedaan en/of gehouden en/of (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer] naar achter getrokken en/of
- (met kracht) met zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] op/tegen diens (boven)lichaam geslagen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) tegen de deur van voornoemde juwelier getrokken en/of
- (met kracht) met zijn vuurwapen, althans op (een) vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen de rug, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) bij diens hoofd heeft/hebben vastgepakt en/of
- (terwijl die [slachtoffer] de (voor)deur van voornoemde juwelier dicht duwde en/of dichthield) (met kracht) met een hamer en/of een moker, in elk geval een hard voorwerp op/tegen het glas van de (voor)deur van voornoemde juwelier heeft/hebben geslagen;
Artikel 312 juncto 45 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Amsterdam op of aan de Beethovenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) naar zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier Dik en/of voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- voornoemde juwelier is/zijn binnen gegaan en/of
- zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- (met kracht) de deur van voornoemde juwelier in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of gesmeten en/of
- (met kracht) zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] op/tegen zijn hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- (met kracht) die [slachtoffer] bij diens keel en/of hals heeft/hebben gepakt en/of (met kracht) die [slachtoffer] op de grond heeft/hebben gegooid en/of gesmeten en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) (met kracht) met zijn vuurwapen, althans op (een) vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] op/tegen diens (boven)lichaam heeft/hebben geduwd en/of gestoken en/of
- (vervolgens) (terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) op die [slachtoffer] lag(en)) (met kracht) die [slachtoffer] een of meer ma(a)l(en) met zijn/hun (gebalde) vuist(en) op/tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of gestompt en/of
- (terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) achter die [slachtoffer] lag(en)) (met kracht) zijn/hun arm(en) om de keel en/of hals van die [slachtoffer] gedaan en/of gehouden en/of (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer] naar achter getrokken en/of
- (met kracht) met zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] op/tegen diens (boven)lichaam geslagen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) tegen de deur van voornoemde juwelier getrokken en/of
- (met kracht) met zijn vuurwapen, althans op (een) vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen de rug, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) bij diens hoofd heeft/hebben vastgepakt en/of
- (terwijl die [slachtoffer] de (voor)deur van voornoemde juwelier dicht duwde en/of dichthield) (met kracht) met een hamer en/of een moker, in elk geval een hard voorwerp op/tegen het glas van de (voor)deur van voornoemde juwelier heeft/hebben geslagen;
Artikel 317 juncto 45 Wetboek van Strafrecht
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit bewezen dient te worden verklaard. De officier van justitie heeft hiertoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Verdachte voldoet aan het signalement van een van de daders van de overval op Juwelier Dik, namelijk dader 2. Verdachte en dader 2 komen overeen qua kleding, waarbij met name de paarse onderbroek en de schoenen van het merk Puma opvallen. Na de overval is dader 2 linksaf geslagen in de richting van de tramhalte Gerrit van der Veenstraat. Verdachte wordt binnen enkele minuten na de overval in de nabije omgeving van de juwelier in de tram aangehouden. In de tram zegt een onbekende getuige dat ze bang is om 'de dief' aan te wijzen, terwijl ze naar achteren wijst. Bij zijn aanhouding heeft verdachte wondjes aan zijn handen, waarover hij verklaart dat hij in zijn vingers heeft gebeten. Later zegt verdachte dat hij gevallen is.
Bij de tramhalte Gerrit van der Veenstraat wordt een bebloede latexhandschoen aangetroffen. Op de handschoen zit bloed van het slachtoffer en aan de binnenzijde van de handschoen zit DNA van minimaal twee personen en van verdachte als hoofddonor. Bij deze tramhalte wordt ook nog een bivakmuts aangetroffen. De hoofddonor van het DNA in de bivakmuts is een onbekende man, maar niet kan worden uitgesloten dat verdachte de bivakmuts heeft opgehad. Verdachte heeft verklaard dat de jas die bij deze tramhalte is aangetroffen van hem is. In de buurt van de juwelier wordt een rugtas aangetroffen, die van het broertje van verdachte is. In de rugtas zitten latexhandschoenen. Onder verdachte is ook een latexhandschoen aangetroffen, waarover verdachte verklaart dat hij deze gebruikt voor de afwas. De moeder van verdachte ontkent echter dat verdachte de afwas doet, maar komt hier later met een ongeloofwaardige verklaring op terug.
De telefoon van verdachte peilt enkele weken voor de overval uit in de buurt van de juwelier. Verdachte had hiervoor lange tijd geen verklaring, maar verklaart plots ter zitting dat hij op weg naar school in de tram langs de juwelier zou komen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De raadsvrouwe heeft hiertoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Een onbekend gebleven vrouwelijke getuige in tram 24 heeft volgens de politie gezegd dat er een dief is, die net een overval heeft gepleegd. De verdediging beluistert op de geluidsopnames dat er een dief in de auto is. De onbekende vrouwelijke getuige in de tram kan niet gezien hebben dat er een overval is gepleegd, dat de dader is gevlucht uit de juwelier en vervolgens de tram is ingestapt. Zij heeft wellicht gezien dat een overval plaatsvond, en heeft los daarvan mogelijk verdachte in de tram zien stappen, maar de connectie tussen de overval en verdachte is daarmee niet gelegd. De verklaring van de onbekende vrouwelijke getuige kan voorts niet voor het bewijs worden gebruikt, nu de verdediging deze getuige niet heeft kunnen ondervragen. Ook getuige [getuige], die verdachte de tram heeft zien instappen, kan geen getuige van de overval zijn geweest.
Er is geen getuige die een dader van de overval de tram heeft zien instappen. Uit de verschillende verklaringen wordt enkel duidelijk dat er een verdachte bij de tramhalte zou staan. Op basis van enkele getuigenverklaringen is het goed mogelijk dat de dader bij de tramhalte voor de tram in de andere richting stond of bij de tramhalte is doorgerend. Het is mogelijk dat de daders na de overval zijn opgesplitst, maar vervolgens weer bij elkaar zijn gekomen in de Corellistraat.
Het eerste signalement dat van dader 2 wordt gegeven is minimaal. Na het opnieuw bekijken van de camerabeelden van de juwelier wordt het signalement van dader 2 enigszins aangepast/uitgebreid. Verdachte zou voldoen aan het signalement wegens onder meer zijn donkere huidskleur, maar daarover wordt in het eerste signalement niet gesproken. Anders dan de verbalisanten ziet de verdediging op de camerabeelden geen paarse onderbroek bij dader 2 noch rode randjes aan de schoenen. De kwaliteit van de camerabeelden is niet geweldig.
In de latexhandschoen zijn meerdere DNA-profielen aangetroffen, waarvan één DNA-hoofdprofiel is afgeleid. In het DNA Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut ('NFI') wordt gesteld dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met het DNA-hoofdprofiel kleiner is dan één op één miljard, maar deze conclusie wordt niet nader toegelicht. Uit literatuur blijkt echter dat in de praktijk deze conclusie in het algemeen bij een DNA-mengprofiel van meer dan twee personen niet mogelijk is. De verdediging verzoekt dan ook primair om bewijsuitsluiting van het DNA Rapport van het NFI en subsidiair doet de verdediging een verzoek om de rapporteur van het NFI nader te horen over deze conclusie.
De op de latexhandschoenen aangetroffen DNA-sporen kunnen zijn beïnvloed door contaminatie ter plaatse. Niet duidelijk is waar de latexhandschoenen zijn aangetroffen; er is geen foto hiervan. Ook is onzeker wie deze na het aantreffen daarvan nog heeft aangeraakt. De latexhandschoenen kunnen in aanraking zijn gekomen met het vest van verdachte dat ook bij de tramhalte is aangetroffen en waar DNA van verdachte op aanwezig is gebleken. In de latexhandschoenen is geen bloed van verdachte aangetroffen, terwijl hij wel wondjes op zijn handen had. Als verdachte na het verwijderen van de handschoenen zou zijn gevallen, zou een getuige dit hebben moeten zien.
De bivakmuts die bij de tramhalte is aangetroffen bevat geen DNA van verdachte.
Verdachte leende vaak kleding uit. De mogelijkheid bestaat dat verdachte onbedoeld medeplichtig is geworden aan de overval door goederen ter beschikking te stellen en in de buurt aanwezig te zijn.
De verklaring van verdachte dat hij de wondjes aan zijn handen zou hebben opgelopen door op zijn vingers te bijten dient van het bewijs te worden uitgesloten, nu verdachte niet voorafgaand aan zijn verklaring de cautie is gegeven.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.2. Redengevende feiten en omstandigheden
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna in samenvattende vorm weergegeven feiten en omstandigheden zoals vervat in de als voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.i
[slachtoffer] is de eigenaar van Juwelier Dik, gevestigd op de Beethovenstraat 11 te Amsterdam. Op 24 mei 2011 omstreeks 11.30 uur bevindt [slachtoffer] zich alleen in zijn winkel.ii Om 11:47 uur komt een man, 'dader 1', aanlopen die voor de winkel stopt. Dader 1 zwaait naar binnen om de aandacht van het aanwezige personeel te trekken. Al bellend komt [slachtoffer] aanlopen en opent hij de deur voor dader 1. Dader 1 zegt tegen [slachtoffer] dat hij ringen zoekt, waarop [slachtoffer] tegen dader 1 zegt dat hij geen ringen voor hem heeft. Op het moment dat [slachtoffer] de deur dicht wil doen komen er twee mannen, 'dader 2' en 'dader 3', van rechts naar de deur rennen. Dader 2 heeft een normaal postuur, draagt een bivakmuts, een paarse onderbroek, witte sokken, zwarte schoenen van het merk Puma met een wit logo en rode randen en plastic handschoenen. Dader 2 en dader 3 rennen de juwelier in. [slachtoffer] probeert de deur nog dicht te doen, maar dit lukt niet. Dader 1 pakt direct zijn vuurwapen en richt deze op het slachtoffer. Dader 2 en dader 3 smijten de deur richting [slachtoffer]. Dader 1 slaat met het vuurwapen tegen het hoofd van [slachtoffer]. Door het slaan met het vuurwapen tegen het hoofd van [slachtoffer] en het smijten van de deur tegen [slachtoffer] valt [slachtoffer] naar achteren tegen de wand aan de rechterkant van de winkel. Dader 2 pakt [slachtoffer] bij de keel en smijt hem op de grond. Dader 1 steekt [slachtoffer] met het vuurwapen op zijn bovenlichaam. Dader 3 loopt hierop de winkel in. Dader 2 en [slachtoffer] vallen samen in een worsteling op de grond. Dader 2 ligt bovenop [slachtoffer] en slaat [slachtoffer] met zijn vuisten hard tegen het hoofd en het bovenlichaam. Dader 2 probeert [slachtoffer] te wurgen door achter hem zijn arm om de keel van [slachtoffer] te doen. [slachtoffer] probeert zich los te maken uit de wurggreep. Dader 2 trekt [slachtoffer] in de wurggreep met een forse ruk naar achteren. [slachtoffer] weet zichzelf te bevrijden uit de wurggreep en weet op te staan. Dader 2 hangt om de nek van [slachtoffer]. Dader 1 slaat [slachtoffer] meerdere keren met het vuurwapen op zijn bovenlichaam. Dader 1 blijft [slachtoffer] slaan en dader 2 probeert [slachtoffer] ondertussen omlaag te trekken in een wurggreep. Dit lukt niet en [slachtoffer] kan blijven staan. [slachtoffer] komt los uit de wurggreep van dader 2. Dader 1 slaat [slachtoffer] met het vuurwapen. Dader 2 probeert [slachtoffer] nogmaals omlaag te trekken met een wurggreep. Dader 1 slaat [slachtoffer] zeer hard met het vuurwapen tegen het bovenlichaam. [slachtoffer] weet zich los te rukken en weet half buiten de winkel te komen. Dader 2 probeert [slachtoffer] weer naar binnen te trekken. Dader 1 loopt dan weg van de worsteling tussen dader 2 en [slachtoffer]. Dader 1 loopt terug naar de worsteling tussen dader 2 en [slachtoffer] die zich afspeelt bij de ingang van de juwelier. Dader 2 blijft aan [slachtoffer] trekken en [slachtoffer] staat inmiddels half buiten de winkel. Dader 2 trekt [slachtoffer] tegen de deur aan. Dader 1 rent achter het slachtoffer naar buiten. Dader 1 is buiten en staat achter [slachtoffer]. Dader 1 slaat met het vuurwapen hard op de rug van [slachtoffer] en rent hierna naar rechts in de richting van de Apollolaan te Amsterdam. Dader 2 heeft [slachtoffer] nog vast bij zijn hoofd. De deur sluit en dader 2 en [slachtoffer] worstelen nog even verder. Dader 2 rent naar links toe richting de Gerrit van der Veenstraat te Amsterdam. [slachtoffer] kijkt naar binnen en probeert de deur dicht te houden als dader 3 komt aanlopen richting de ingang van de juwelier. Dader 3 pakt een hamerachtig voorwerp uit zijn tas. [slachtoffer] probeert de deur dicht te houden. Dader 3 slaat met het voorwerp tegen het glas van de deur, waardoor er een grote barst ontstaat in de ruit. [slachtoffer] duikt weg bij het slaan met het voorwerp. Dader 3 komt door de deur naar buiten. [slachtoffer] probeert dader 3 vast te pakken, maar slaagt daar niet in. Dader 3 rent weg naar rechts in de richting van de Apollolaan te Amsterdam.iii
Op 24 mei 2011 krijgen verbalisanten omstreeks 11:46 uur de opdracht te gaan naar Juwelier Dik op de Beethovenstraat 11 te Amsterdam, alwaar een overvalalarm zou afgaan. Onderweg worden verbalisanten geïnformeerd dat de verdachten van de overval in tram 24 zouden zijn gestapt en dat deze tram op de Beethovenstraat kruising Stadionweg tot stilstand zou zijn gebracht. Verbalisant [verbalisant 1] ziet een negroïde persoon in het donker gekleed de tram uitkomen. Deze persoon blijkt later te zijn [verdachte], [1993], verdachte.iv Verdachte is op de halte Gerrit van der Veenstraat op die tram gestapt.v Verdachte heeft bloed aan zijn broek. Verdachte heeft tevens een wondje aan een van de vingers van zijn linkerhand. Tijdens de fouillering treft verbalisant [verbalisant 1] in de linkerbroekzak van verdachte een plastic handschoen aan.vi
Verdachte droeg op het moment van aanhouding een paarse onderbroek, witte sokken en schoenen van het merk Puma met aan de zijkant een witte streep.vii
Op 24 mei 2011 bekijkt verbalisant [verbalisant 2] de camerabeelden van de overval in de Beethovenstraat te Amsterdam. Verbalisant [verbalisant 2] ziet dat de huidskleur, het postuur, de schoenen, de kleur sokken en de kleur van de boxershort van verdachte geheel overeenkomen met dader 2.viii
Op genoemde datum bekijkt tevens verbalisant [verbalisant 3] de camerabeelden. Hij ziet dat de aangehouden verdachte overeenkomstig met de dader te zien op de beelden van negroïde afkomst is en een paarse onderbroek, witte sokken en zwarte schoenen van het merk Puma met een wit logo en rode randjes langs het logo, draagt.ix
Bij het onderzoek ter terechtzitting op 16 februari 2012 heeft de rechtbank de hiervoor genoemde camerabeelden bekeken. Gelet op hetgeen de rechtbank heeft waargenomen, is zij tot de overtuiging gekomen dat dader 2 en verdachte op het moment van aanhouding overeenkomen voor wat betreft de paarse kleur van de boxershort, de witte sokken, de zwarte schoenen met de witte streep aan de zijkant en het postuur. De rechtbank is tevens tot de overtuiging gekomen dat dader 2 aan zijn linkerhand iets draagt dat gelijkenis vertoont met een latexhandschoen.x
Op de tramhalte nabij Beethovenstraat 11 te Amsterdam, ter hoogte van Beethovenstraat 42 te Amsterdam, worden twee witte latexhandschoenen, waarvan een besmeurd met bloed, en een zwart jack met capuchon aangetroffen.xi De aangetroffen jas is van verdachte.xii De handschoenen zijn naar het NFI gestuurd om een DNA onderzoek te verrichten. Op de bebloede witte latexhandschoen is bloed aangetroffen. Van dit bloed is een volledig DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer]. Van de binnenzijde van de handschoen is een DNA-mengprofiel verkregen van meer dan twee personen. Van dit DNA-mengprofiel is een partieel DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. Het DNA-profiel van verdachte matcht met dit afgeleide DNA-hoofdprofiel.xiii
4.3.3. Nadere bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid DNA Rapport van het NFI
Anders dan de raadsvrouwe heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat nader onderzoek naar het Forensisch DNA Rapport van het NFI van 16 september 2011 niet noodzakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat het rapport duidelijk is en zij twijfelt niet aan de door het NFI gerapporteerde uitkomsten van het onderzoek naar de DNA-sporen. De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de uitkomsten van het onderzoek naar de DNA-sporen niet betwist. Dat in het algemeen het statistisch onderbouwen bij een DNA-mengprofiel van meer dan twee personen niet mogelijk zou zijn, leidt er op zich niet toe dat de onderhavige statistische onderbouwing onjuist is. Kennelijk was deze onderbouwing in het onderhavige geval wel te geven. De verdediging heeft voorts geen contra-expertise aangevraagd ter zake van de in het rapport vermelde conclusie dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het aangetroffen DNA-hoofdprofiel van verdachte kleiner is dan één op één miljard. Uit hetgeen de verdediging heeft gesteld is de rechtbank niet gebleken van enige noodzaak tot het (doen) horen van een deskundige en het verzoek daartoe wordt dan ook afgewezen.
Gebruiker bebloede latexhandschoen
Anders dan de raadsvrouwe heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die de bij de tramhalte aangetroffen bebloede latexhandschoen tijdens de overval heeft aangehad c.q. gebruikt. De bebloede latexhandschoen is aangetroffen bij de tramhalte waar verdachte - ook naar eigen zeggen - op de tram is gestapt. Op de bebloede latexhandschoen is bloed van het slachtoffer aangetroffen en in de handschoen is DNA van verdachte (als hoofddonor) aangetroffen. Bij de aanhouding van verdachte is onder hem een identieke latexhandschoen aangetroffen. De rechtbank heeft bij het bekijken van de camerabeelden op het onderzoek ter terechtzitting waargenomen dat dader 2 - de dader die overeenkomt met verdachte voor wat betreft de paarse kleur van de boxershort, de witte sokken, de zwarte schoenen met de witte streep aan de zijkant en het postuur - aan zijn linkerhand iets draagt dat gelijkenis vertoont met een latexhandschoen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die de bebloede latexhandschoen tijdens de overval heeft aangehad c.q. gebruikt. Dat in de handschoenen geen bloed van verdachte is aangetroffen doet hieraan niet af, nu niet kan worden vastgesteld of verdachte met bebloede vingers de juwelier heeft verlaten en derhalve niet kan worden uitgesloten dat verdachte de wondjes aan zijn handen heeft opgelopen na het uittrekken van de handschoenen.
Bij de tramhalte is ook de jas van verdachte aangetroffen. Verdachte erkent ter terechtzitting van 16 februari 2012 dat de bij de tramhalte aangetroffen jas van hem is. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij zijn jas zou hebben uitgeleend niet aannemelijk, nu verdachte enkel verklaart zijn jas te hebben uitgeleend, zonder daarbij - terwijl hem daar diverse keren naar is gevraagd - duidelijk te maken aan wie hij zijn jas dan zou hebben uitgeleend en op welk moment dit uitlenen zou hebben plaatsgevonden.
De rechtbank acht de door de verdediging aangedragen mogelijkheid dat de bij de tramhalte aangetroffen jas van verdachte wellicht tot gevolg zou kunnen hebben gehad dat het DNA van verdachte via de jas is overgedragen op de handschoen niet aannemelijk mede in het licht van de omstandigheid dat het DNA van verdachte op de binnenzijde van de handschoen is aangetroffen en niet gesteld noch gebleken is dat de handschoen binnenstebuiten onder de jas is aangetroffen. De verdediging heeft geen nader onderzoek laten verrichten naar deze mogelijkheid en met name gelet op het Aanvullend Forensisch DNA Rapport van het NFI van 20 januari 2012 is er geen aanleiding is om contaminatie te veronderstellen.
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen
- het primair ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
Op 24 mei 2011 te Amsterdam op de Beethovenstraat op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) naar hun gading, toebehorende aan Juwelier Dik en/of [slachtoffer], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, met zijn mededaders:
- voornoemde juwelier zijn binnen gegaan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] hebben gericht en
- met kracht de deur van voornoemde juwelier in de richting van die [slachtoffer] hebben gesmeten en
- met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] tegen zijn hoofd hebben geslagen en
- met kracht die [slachtoffer] bij diens keel hebben gepakt en met kracht die [slachtoffer] op de grond hebben gegooid en
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] tegen diens bovenlichaam hebben geduwd en
- vervolgens terwijl hij, verdachte, op die [slachtoffer] lag met kracht die [slachtoffer] meermalen met zijn gebalde vuisten tegen het hoofd en het lichaam geslagen en
- terwijl hij, verdachte, achter die [slachtoffer] lag met kracht zijn arm om de keel van die [slachtoffer] gedaan en gehouden en vervolgens met kracht die [slachtoffer] naar achter getrokken en
- met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] tegen diens bovenlichaam geslagen en
- die [slachtoffer] met kracht tegen de deur van voornoemde juwelier getrokken en
- met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de rug van die [slachtoffer] geslagen en
- die [slachtoffer] bij diens hoofd hebben vastgepakt en
- terwijl die [slachtoffer] de deur van voornoemde juwelier dichthield met een hamer tegen het glas van de deur van voornoemde juwelier hebben geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Hij heeft hiertoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging overval op een winkel, waarvoor conform de richtlijnen van het Openbaar Ministerie in beginsel 2 jaar gevangenisstraf geheel onvoorwaardelijk wordt geëist. Dat het bij een poging is gebleven, is uitsluitend een gevolg van het kordate handelen van het slachtoffer. Strafverzwarend in dit geval is dat er sprake is van een diefstal in vereniging, waarbij een vuurwapen is gebruikt en twee van de daders zich op professionele wijze hebben vermomd. Dader 1 heeft het slachtoffer misleid door zich voor te doen als een serieus klant en vervolgens met zijn twee mededaders naar binnen te stormen. Het slachtoffer is vervolgens ernstig toegetakeld. Verdachte is een 'first offender' en van jeugdige leeftijd. Het voorwaardelijke deel van de straf dient dan ook om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom in de fout te gaan.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer] in zijn geheel dient te worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, terwijl tevens de wettelijke rente dient te worden vergoed.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat - indien het primair of het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen wordt verklaard - de op te leggen straf aanzienlijk dient te worden gematigd ten opzichte van de strafeis van de officier van justitie. De raadsvrouwe heeft hiertoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Verdachte is niet eerder in aanraking geweest met politie of justitie. De omgeving van verdachte heeft via de media kennis kunnen nemen van zijn aanhouding. Verdachte wil een opleiding volgen en uit het advies van de reclassering blijkt dat verdachte openstaat voor begeleiding. Er is geen sprake van recidivegevaar. In soortgelijke zaken wordt over het algemeen een lagere straf dan 36 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 voorwaardelijk opgelegd. De straf dient te worden gematigd, nu er sprake is van een poging.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer] dient te worden gematigd, nu in soortgelijke gevallen een lagere immateriële schadevergoeding wordt toegekend. Ter onderbouwing heeft de raadsvrouwe eveneens gewezen op het feit dat [slachtoffer] verzekerd is.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich op klaarlichte dag met twee mededaders schuldig gemaakt aan een poging tot het plegen van een gewapende overval op een juwelier. Verdachte en zijn mededaders moeten daartoe van te voren een plan hebben gemaakt. Verdachte had - evenals een van zijn mededaders - een bivakmuts op, droeg latexhandschoenen en er is gebruik gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Er is derhalve sprake geweest van een weloverwogen actie. Verdachte en zijn mededaders hebben met zeer bruut geweld gepoogd om geld dan wel goederen buit te maken. Nadat een van de daders het slachtoffer had misleid om de deur voor hem te openen, zijn de daders naar binnen gestormd. Eenmaal binnen hebben de daders het slachtoffer onmiddellijk besprongen en hebben zij hem herhaaldelijk geslagen, zowel met vuisten als met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hem op de grond gesmeten en hem vastgehouden in een wurggreep. Uit de camerabeelden wordt duidelijk dat er zeer veel geweld is gebruikt en dat verdachte een groot aandeel heeft gehad in dit geweld, aangezien hij - als enige - vanaf het naar binnen stormen tot aan zijn vlucht de gehele periode in gevecht is geweest met het slachtoffer. Dat het bij een poging tot het plegen van een overval is gebleven is enkel aan het dappere verzet van [slachtoffer] te danken. De poging overval is zeer beangstigend voor hem geweest en de gebeurtenis heeft op hem een grote impact gehad, zo blijkt uit zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring. Aan de poging overval heeft [slachtoffer] zowel lichamelijk als psychisch letsel overgehouden. Daarnaast hebben de daders materiële schade aangericht.
Gebeurtenissen als de onderhavige behoren tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onveiligheid veroorzaken bij winkelpersoneel en juweliers in het bijzonder en bij de samenleving in zijn geheel. De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met het feit dat een juwelier behoort tot een categorie van kwetsbare slachtoffers, gelet op de aanwezigheid van kostbare verkoopwaar en mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat de winkeldeur weer wordt afgesloten op het moment dat een klant is binnengekomen, zodat eventuele vluchtmogelijkheden beperkt zijn.
In strafverlichtende zin houdt de rechtbank bij het opleggen van de straf rekening met het feit dat verdachte blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 9 augustus 2011 niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld en derhalve een zogenaamde 'first offender' is. De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte ten tijde van het begaan van het delict slechts enkele maanden de meerderjarige leeftijd van 18 jaar had bereikt. Personen van deze leeftijd zijn meestal nog niet volledig uitgerijpt en kunnen zich nog niet volledig verplaatsen in de gevoelens van anderen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van 21 juli 2011.
Een en ander rechtvaardigt een gevangenisstraf van na te noemen duur.
8.3.2. Beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van slechts een deel van de vordering van de benadeelde partij niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
Ter onderbouwing van de door hem geleden schade heeft de benadeelde partij een verklaring overgelegd, die niet of nauwelijks is betwist door de verdediging. Mede gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken acht de rechtbank toewijsbaar, als rechtstreeks door [slachtoffer] door het bewezen verklaarde feit geleden schade, een bedrag aan immateriële schade ter hoogte van € 4.000,- (vierduizend euro).
De vordering wordt tot het hierboven genoemde bedrag toegewezen.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren, nu de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan het restant van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer], voornoemd, wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij heeft niet om vergoeding van de wettelijke rente gevraagd, zodat deze niet kan worden toegekend.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
* Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
* Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
* Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
* Verklaart het bewezene strafbaar.
* Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
* Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
* Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende aan de [adres] te [plaats] toe tot een bedrag van € 4.000,- (vierduizend euro).
Verklaart de vordering voor het resterende deel niet-ontvankelijk.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer], voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], te betalen de som van € 4.000,- (vierduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (vijftig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. P. Sloot en T.N. van Rijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.N. Refos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 maart 2012.
De oudste rechter is buiten staat om
Dit vonnis mede te ondertekenen.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 mei 2011 (p. 1 t/m 6).
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van 24 mei 2011 (p. 7 t/m 9).
iii Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 mei 2011 (p. 1 t/m 6).
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] van 25 mei 2011 (p. 103 t/m 105).
iv Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 6] van 24 mei 2011 (p. 14 t/m 16).
v De verklaring die verdachte bij het onderzoek ter terechtzitting op 16 februari 2012 heeft afgelegd.
vi Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 6] van 24 mei 2011 (p. 14 t/m 16).
vii De verklaring die verdachte bij het onderzoek ter terechtzitting op 16 februari 2012 heeft afgelegd, na tonen van de foto's op p. 97, 98 en 200.
viii Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 24 mei 2011 (p. 93).
ix Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] van 24 mei 2011 (p. 94-95).
x Eigen waarneming van de rechtbank bij het onderzoek ter terechtzitting op 16 februari 2012.
xi Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] en [verbalisant 8] van 31 mei 2011 (p. 183 t/m 201).
xii De verklaring die verdachte bij het onderzoek ter terechtzitting op 16 februari 2012 heeft afgelegd.
xiii Een Forensisch DNA Rapport van het NFI met kenmerk NFI 20110824018 van 16 september 2011.