Parketnummer: 13/857657-09 (Promis)
Datum uitspraak: 2 maart 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats], Suriname op [1972],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.Y. de Boer en van wat verdachte en haar raadsman, mr. M.L.M. van der Voet, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 13 november 2009 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 2], adspirant agent van politie bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht en/of artikel 34 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde haar ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en haar daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau Meer en Vaart te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich los te rukken en/of te rukken en/of te trekken in tegengestelde richting dan waarin die [verbalisant 2] haar trachtte te geleiden en/of die [verbalisant 2] een of meermalen op het gezicht te slaan en/of te stompen en/of te krabben, tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel (een krabwond in het gezicht) bekwam;
(Artikel 180/181 Wetboek van Strafrecht)
zij op of omstreeks 13 november 2009 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [verbalisant 2], adspirant agent van politie bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, een of meermalen op het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of gekrabd, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Artikel 300/304 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op of omstreeks 13 november 2009 te Amsterdam opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 2], adspirant agent van politie bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten belast met scootersurveillance (en bezig in een bekeuringsituatie) in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord "kankerhoer", althans een woord van gelijke beledigende aard en/of strekking.
(Artikel 266/267 Wetboek van Strafrecht)
3.1. De geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
3.2. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.2.1. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Volgens hem hebben de betrokken verbalisanten ernstig inbreuk gemaakt op de beginselen van een goede procesorde waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan haar recht op een eerlijke behandeling van de zaak.
Aan zijn cliënte wordt ten laste gelegd dat zij zich heeft verzet tegen verbalisant [verbalisant 2] en die [verbalisant 2] heeft beledigd. Het bewijs hiervoor zou grotendeels worden gevormd door een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], en de aangiften van diezelfde verbalisanten. Echter, dat wat door genoemde verbalisanten in het proces-verbaal van bevindingen is geschreven en bij aangifte is verklaard, is - op belangrijke onderdelen - niet in overeenstemming en zelfs in strijd met de camerabeelden. Ook in het proces-verbaal van bevindingen zelf zijn verschillende tegenstrijdigheden opgenomen.
De raadsman heeft er verder op gewezen dat in de Nederlandse verhoudingen niet verwacht wordt dat een persoon die verdacht wordt van een overtreding - in het geval van verdachte: het niet voldoen aan het bevel een rijbewijs te tonen - en die zich in bijzijn van haar minderjarige kinderen in een woning bevindt, door een aanzienlijke politiemacht wordt aangehouden en uit haar woning wordt gesleurd. Het optreden van de politieambtenaren was disproportioneel en in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
3.2.2. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet-ontvankelijkheid niet aan de orde kan zijn. Verbalisanten handelden in de rechtmatige uitoefening van hun functie. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waren aangehouden en dit was hun meegedeeld. Zij hadden aan die aanhoudingen moeten werken. Door dit niet te doen waren verbalisanten bevoegd tot het gebruiken van geweld. Verdachte had het geweld zelf kunnen afwenden door mee te werken aan haar aanhouding. Het proces-verbaal van bevindingen is niet onverenigbaar met de camerabeelden.
3.2.3. Het oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting zijn de camerabeelden vertoond. Het betreffen door de verdediging ter hand gestelde beelden van een camera gericht op de ingang van de woning van verdachte.
De rechtbank heeft geconstateerd dat haar waarnemingen op basis van die beelden op een aanzienlijk aantal punten afwijkt van wat in het proces-verbaal van bevindingeni van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], en in de aangiftenii van deze verbalisanten, is opgetekend. De rechtbank licht dit toe aan de hand van de volgende drie gebeurtenissen: (i) gebeurtenissen volgend op het moment waarop medeverdachte [medeverdachte] de woning uitstapte, (ii) gang van zaken rondom het moment waarop de noodoproep 'assistentie collega' is gedaan en (iii) gebeurtenissen toen een derde verbalisant - verbalisant [verbalisant 3] - ter plaatse kwam.
(i) gebeurtenissen nadat medeverdachte [medeverdachte] de woning uitstapte
Het proces-verbaal van bevindingen vermeldt dat medeverdachte [medeverdachte] op enig moment de woning uitkomt, naar verbalisant [verbalisant 1] toe loopt en hem bij zijn arm vastpakt, terwijl hij tegen hem schreeuwt: "Idioot. Als je in mijn woning binnenkomt dan sla ik je in elkaar". Gerelateerd is dat [medeverdachte] zich breed maakte, zijn schouders ophaalde en een uitdagende pose aannam. Hierop heeft verbalisant [verbalisant 1], zo vervolgt het proces-verbaal, tegen [medeverdachte] gezegd dat hij was aangehouden voor belediging en dat hij uit de woning diende te stappen.
Op de camerabeeldeniii heeft de rechtbank echter gezien dat [medeverdachte] een paar stappen uit de woning zet, waarna een mannelijke verbalisant - naar ter zitting is vastgesteld: [verbalisant 1] - op hem afloopt. [medeverdachte] loopt hierop weer naar achteren en steekt zijn handen omhoog. Verbalisant [verbalisant 1] blijft op [medeverdachte] inlopen, waarop [medeverdachte] achteruit de woning inloopt. [verbalisant 1] volgt [medeverdachte] tot de drempel van de woning en wordt daar door een vrouwelijke verbalisant - naar ter zitting is vastgesteld: [verbalisant 2] - tegengehouden.
De rechtbank stelt vast dat op de beelden niet is te zien dat [medeverdachte] de arm van [verbalisant 1] zou hebben gepakt, zich breed zou hebben gemaakt of een uitdagende pose zou hebben aangenomen. Hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen op dit punt is gerelateerd, is dus in strijd met de camerabeelden.
(ii) gang van zaken rondom moment waarop noodoproep 'assistentie collega' is gedaan
Het proces-verbaal van bevindingen vermeldt dat er hierna een heftige woordenwisseling ontstond, waarna [verbalisant 1] portofonisch om 'assistentie' vroeg, aangezien de situatie dreigde te escaleren. [verbalisant 2] zag, zo vervolgt het proces-verbaal, dat medeverdachte [medeverdachte] zich hevig tegen zijn aanhouding verzette en dat het verbalisant [verbalisant 1] niet lukte de transportboeien aan te leggen. Zij heeft toen tegen verbalisant [verbalisant 1] geroepen de noodoproep 'assistentie collega' te plaatsen. Dit mede omdat de emoties hoog opliepen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waren zeer agressief en maakte meerdere zwaaibewegingen in de richting van de verbalisanten. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat [medeverdachte] haar collega telkens aanraakte en vastpakte, aldus nog steeds het proces-verbaal van bevindingen.
Op de camerabeeldeniv heeft de rechtbank echter gezien dat bij de deur een verhitte discussie plaatsvindt tussen, in elk geval, [medeverdachte], de moeder van verdachte en de verbalisanten. Daarbij steken verbalisant [verbalisant 1] en [medeverdachte] een paar keer over en weer een wijzende vinger in elkaars richting. Verbalisant [verbalisant 2] houdt haar collega [verbalisant 1] een aantal keer tegen met haar arm en/of lichaam. Op enig moment loopt verbalisant [verbalisant 1] weg van de deur en lijkt hij te spreken in zijn portofoon.
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden niet is te zien dat zou zijn gepoogd om bij medeverdachte [medeverdachte] de transportboeien aan te leggen, en evenmin dat [medeverdachte] en verdachte zwaaibewegingen richting de verbalisanten hebben gemaakt of andere agressieve handelingen hebben verricht. Ook hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen op dit punt is gerelateerd, is dus in strijd met de camerabeelden.
(iii) gebeurtenissen wanneer verbalisant [verbalisant 3] ter plaatse komt
Zoals zowel in het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd, als op de camerabeelden valt waar te nemenv, is vervolgens een derde verbalisant, verbalisant [verbalisant 3], ter plaatse gekomen. Op de camerabeelden heeft de rechtbank gezien dat deze verbalisant naar de deur van de woning loopt en naast verbalisant [verbalisant 2] positie kiest. Kort daarop steekt hij zijn hand uit naar verdachte, kennelijk bedoeld als een gebaar om kennis te maken. Verdachte neemt de hand van verbalisant [verbalisant 3] aan. Direct hierop is te zien dat verbalisant [verbalisant 3], daarbij geholpen door verbalisant [verbalisant 2], verdachte met een ruk uit de woning trekt, waardoor verdachte nagenoeg ten val komt.
Het proces-verbaal van bevindingen vermeldt in dit verband slechts dat verbalisant [verbalisant 3] ter plaatse kwam en het gesprek met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] van de verbalisanten overnam. [verbalisant 3] zou toen aan verbalisant [verbalisant 2] hebben gevraagd om afstand te nemen, wat zij, zo wordt geverbaliseerd, heeft gedaan door weg te lopen richting haar scooter. [verbalisant 2] zou volgens het proces-verbaal van bevindingen nadat zij was weggelopen zich hebben omgedraaid omdat zij allerlei geschreeuw hoorde en op dat moment hebben gezien dat [verdachte] buiten de woning stond. Ook bij haar aangifte heeft [verbalisant 2] verklaard afstand te hebben genomen en geen betrokkenheid te hebben gehad bij deze actie. Bij de rechter-commissaris, die haar specifiek naar dit moment heeft gevraagd, heeft [verbalisant 2] verklaard: "[verbalisant 3] is hoger in rang dan [verbalisant 1] en ik. Hij nam het gesprek over en ik moest mij terugtrekken. Dat was de reden dat ik in de richting van de politiebus ging."
De rechtbank stelt vast dat hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd ook op dit punt in strijd is met de camerabeelden. Waar in het proces-verbaal van bevindingen is te lezen dat [verbalisant 2] afstand heeft genomen, is op de beelden te zien dat zij [verbalisant 3] heeft meegeholpen verdachte uit de woning te trekken. Over het uit de woning trekken van verdachte is zelfs op geen enkele manier in het bedoelde proces-verbaal van bevindingen of in de aangiften gerelateerd.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat wat in het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd en wat bij de grotendeels gelijkluidende aangiften van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is verklaard, in strijd is met wat zich daadwerkelijk bij de woning heeft afgespeeld. Het betreft hierbij belangrijke onderdelen van de verklaringen van beide verbalisanten, die in nauw verband staan met de ten laste gelegde feiten.
Het proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt op 14 november 2009. Dat is de dag na de voorvallen waarover is geverbaliseerd. Het proces-verbaal is opgemaakt en ondertekend door twee verbalisanten, te weten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]. Gelet hierop en gelet op de veelheid aan strijdigheden met de werkelijkheid, waarvan de rechtbank hierboven slechts een selectie heeft genoemd, is naar het oordeel van de rechtbank uitgesloten dat het gaat om vergissingen van de verbalisanten. Het is welhaast ondenkbaar dat beide verbalisanten zich één dag na de voorvallen niet goed kunnen herinneren wat er gebeurd zou zijn of dat beide verbalisanten zich omtrent het voorgevallene op dezelfde wijze vergissen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat de onjuistheden in het proces-verbaal van bevindingen doelbewust zijn opgenomen.
De raadsman van verdachte heeft aangegeven dat de reden voor het onjuist verbaliseren wellicht gezocht kan worden in een rechtvaardiging achteraf van de ten onrechte gedane noodoproep 'assistentie collega'. De rechtbank zal een oordeel daarover in het midden laten. Feit is dat op deze wijze is geverbaliseerd. De rechtbank acht dit een ernstige schending van een behoorlijke procesorde. Tevens heeft deze wijze van verbaliseren te gelden als een onherstelbaar vormverzuim. Ook wanneer aan verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] opdracht zou worden gegeven een proces-verbaal op te stellen waarin een juiste weergave van het voorgevallene zou worden opgenomen, maakt dat het doelbewust onjuist opmaken van het proces-verbaal van bevindingen zoals dat aan de rechtbank is voorgelegd niet ongedaan.
Ten aanzien van de vraag of en, zo ja, welke gevolgen aan dit vormverzuim moeten worden verbonden, overweegt de rechtbank als volgt.
In het Nederlands strafproces ligt een belangrijk accent op het voorbereidend onderzoek en de schriftelijke verslaglegging gedurende dit onderzoek. Dit vereist dat waarnemingen van opsporingsambtenaren nauwgezet en juist worden opgetekend. Deelnemers aan een strafproces, alsook ook de rest van de samenleving, moeten uit kunnen gaan van de waarheidsgetrouwheid van processen-verbaal, waaraan bovendien bij wet - mits op ambtseed opgemaakt - een bijzondere bewijskracht is toegekend. In de onderhavige zaak kan de rechtbank niet uitgaan van die bijzondere betekenis die processen-verbaal hebben.. Daarbij moet worden bedacht dat verificatie van de inhoud van de processen-verbaal in deze zaak alleen maar heeft kunnen plaatsvinden doordat ter plaatse beelden zijn gemaakt welke door de verdediging ter beschikking zijn gesteld. Waren deze beelden er niet geweest dan had de rechtbank erop moeten vertrouwen dat hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd de waarheid is, met als mogelijke consequentie dat verdachte ten onrechte zou zijn veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat de genoemde opsporingsambtenaren, door in strijd met de werkelijkheid te verbaliseren, ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor klaarblijkelijk doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan haar recht op een eerlijke behandeling van haar strafzaak tekort is gedaan. Gelet op de ernst van dit verzuim zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [verbalisant 2] in de vordering niet-ontvankelijk is.
De rechtbank komt op grond hiervan tot de volgende beslissing.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Verklaart de benadeelde partij [verbalisant 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. R. Hirzalla en K.M. van Hassel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 maart 2012.
i Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009307982-1 van 14 november 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1], doorgenummerde pagina's 1 e.v.
ii Een proces-verbaal van aangifte ter zake belediging en overige mishandeling met nummer 2009307982-6 van 13 november 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], inhoudende de aangifte verklaring van [verbalisant 1], doorgenummerde pagina's 20 e.v.; alsmede een proces-verbaal van aangifte ter zake overige mishandeling met nummer 2009307982-1 van 14 november 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5], inhoudende de aangifte verklaring van [verbalisant 2], doorgenummerde pagina's 26 e.v.
iii Camerabeelden vanaf 21:10:05.
iv Camerabeelden vanaf 21:10:25.
v Camerabeelden vanaf 21:11:23.