ECLI:NL:RBAMS:2012:BV7546

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-857658-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie door onjuiste verbalisering door opsporingsambtenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging, belediging en mishandeling van een politieambtenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging, omdat de verbalisanten in strijd met de werkelijkheid hebben geverbaliseerd. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 17 februari 2012, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, en de verdediging door raadsman mr. S.L.J. Janssen.

De verdediging voerde aan dat de verbalisanten onjuist hadden geverbaliseerd en dat de camerabeelden de gang van zaken anders weergaven dan in het proces-verbaal was beschreven. De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken en vastgesteld dat deze beelden op belangrijke punten afweken van de verklaringen van de verbalisanten. De rechtbank concludeerde dat de verbalisanten opzettelijk onjuiste informatie hadden verstrekt, wat een ernstige schending van de procesorde betekende. Dit vormverzuim was zo ernstig dat het de integriteit van het strafproces in gevaar bracht.

De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verdachte ernstig waren geschaad door de onjuiste verbalisering, waardoor het recht op een eerlijke behandeling van de strafzaak in het geding was. Gezien de ernst van het verzuim verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging. Ook de benadeelde partij, in dit geval de verbalisant, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Dit vonnis benadrukt het belang van waarheidsgetrouwe verslaglegging door opsporingsambtenaren en de gevolgen van onjuiste processen-verbaal voor de rechtsgang.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/857658-09 (Promis)
Datum uitspraak: 2 maart 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.Y. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.L.J. Janssen, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op 13 november 2009 te Amsterdam [verbalisant 1], surveillant van politie bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Als jij naar binnen komt sla ik je in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op 13 november 2009 te Amsterdam opzettelijk beledigend [verbalisant 1], surveillant van politie bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "stelletje idioten", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(Artikel 266/267 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op 13 november 2009 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [verbalisant 1], surveillant van politie bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, op zijn (gehelmde) hoofd heeft geslagen of gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Artikel 300/304 van het Wetboek van Strafrecht)
3. Voorvragen
3.1. De geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
3.2. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.2.1. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Aan zijn cliënt wordt ten laste gelegd dat hij verbalisant [verbalisant 1] heeft bedreigd, beledigd en mishandeld. Het bewijs hiervoor zou grotendeels worden gevormd door een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] en de aangiften van diezelfde verbalisanten. Echter, dat wat door genoemde verbalisanten in het proces-verbaal van bevindingen is geschreven en bij aangifte is verklaard, is - op belangrijke onderdelen - niet in overeenstemming en zelfs in strijd met de camerabeelden. Ook in het proces-verbaal van bevindingen zelf zijn verschillende tegenstrijdigheden opgenomen.
Op basis van onder meer de camerabeelden kan worden vastgesteld dat het uitschrijven van een parkeerboete volledig uit de hand is gelopen en dat de escalatie grotendeels op het conto van verbalisanten moet worden geschreven. Er waren geen redenen om tot aanhouding over te gaan, bij deze aanhouding geweld toe te passen en een noodoproep te doen. Toen, als gevolg van de geplaatste noodoproep, versterking ter plaatse kwam, is op onrechtmatige en disproportionele wijze geweld toegepast. Een en ander had het Openbaar Ministerie ertoe moeten brengen van vervolging van zijn cliënt en de medeverdachte [medeverdachte] af te zien, aldus de raadsman.
Voorts blijkt uit de camerabeelden dat, naast de genoemde verbalisanten, verschillende andere verbalisanten ter plaatse zijn geweest die een rol hebben gespeeld. Zij hebben echter nagelaten over hun bevindingen te verbaliseren. Dit is in strijd is met de, uit artikel 152 Wetboek van Strafvordering (Sv) af te leiden, verbaliseerplicht.
Door deze wijze van optreden van de politie enerzijds en het onjuist verbaliseren van de gang van zaken anderzijds, is zijn cliënt opzettelijk benadeeld en zijn de belangen van zijn cliënt grovelijk veronachtzaamd, dusdanig dat een fundamentele inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde. De manier van optreden en de wijze van verbaliseren leveren een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a Sv. De integriteit van de opsporing en de zorgvuldigheid van het strafproces zijn ernstig in het geding. Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient, aldus de raadsman, te volgen.
3.2.2. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie niet aan de orde kan zijn. Verbalisanten handelden in de rechtmatige uitoefening van hun functie. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waren aangehouden en dit was hun meegedeeld. Zij hadden aan die aanhoudingen mee moeten werken. Door dit niet te doen waren verbalisanten bevoegd tot het gebruiken van geweld. Verdachte had het geweld zelf kunnen afwenden door mee te werken aan zijn aanhouding. Het proces-verbaal van bevindingen is niet onverenigbaar met de camerabeelden.
3.2.3. Het oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting zijn de camerabeelden vertoond. Het betreffen door de verdediging ter hand gestelde beelden van een camera gericht op de ingang van de woning van medeverdachte [medeverdachte].
De rechtbank heeft geconstateerd dat haar waarnemingen op basis van die beelden op een aanzienlijk aantal punten afwijkt van wat in het proces-verbaal van bevindingeni van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] en in de aangiftenii van deze verbalisanten is opgetekend. De rechtbank licht dit toe aan de hand van de volgende drie gebeurtenissen: (i) gebeurtenissen volgend op het moment waarop verdachte de woning uitstapte, (ii) gang van zaken rondom het moment waarop de noodoproep 'assistentie collega' is gedaan en (iii) gebeurtenissen toen een derde verbalisant - verbalisant [verbalisant 3] - ter plaatse kwam.
(i) gebeurtenissen volgend op moment waarop verdachte de woning uitstapte
Het proces-verbaal van bevindingen vermeldt dat verdachte op enig moment de woning uitkomt, naar verbalisant [verbalisant 1] toe loopt en hem bij zijn arm vastpakt, terwijl hij tegen hem schreeuwt: "Idioot. Als je in mijn woning binnenkomt dan sla ik je in elkaar". Gerelateerd is dat verdachte zich breed maakte, zijn schouders ophaalde en een uitdagende pose aannam. Hierop heeft verbalisant [verbalisant 1], zo vervolgt het proces-verbaal, tegen verdachte gezegd dat hij was aangehouden voor belediging en dat hij uit de woning diende te stappen.
Op de camerabeeldeniii heeft de rechtbank echter gezien dat verdachte een paar stappen uit de woning zet, waarna een mannelijke verbalisant - naar ter zitting is vastgesteld: [verbalisant 1] - op hem afloopt. Verdachte loopt hierop weer naar achteren en steekt zijn handen omhoog. Verbalisant [verbalisant 1] blijft op verdachte inlopen, waarop verdachte achteruit de woning inloopt. [verbalisant 1] volgt verdachte tot de drempel van de woning en wordt daar door een vrouwelijke verbalisant - naar ter zitting is vastgesteld: [verbalisant 2] - tegengehouden.
De rechtbank stelt vast dat op de beelden niet is te zien dat verdachte de arm van [verbalisant 1] zou hebben gepakt, zich breed zou hebben gemaakt of een uitdagende pose zou hebben aangenomen. Hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen op dit punt is gerelateerd, is dus in strijd met de camerabeelden.
(ii) gang van zaken rondom moment waarop noodoproep 'assistentie collega' is gedaan
Het proces-verbaal van bevindingen vermeldt dat er daarna een heftige woordenwisseling ontstond, waarna [verbalisant 1] portofonisch om 'assistentie' vroeg, aangezien de situatie dreigde te escaleren. [verbalisant 2] zag, zo vervolgt het proces-verbaal, dat verdachte zich hevig tegen zijn aanhouding verzette en dat het verbalisant [verbalisant 1] niet lukte de transportboeien aan te leggen. Zij heeft toen tegen verbalisant [verbalisant 1] geroepen de noodoproep 'assistentie collega' te doen. Dit mede omdat de emoties hoog opliepen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waren zeer agressief en maakten meerdere zwaaibewegingen in de richting van verbalisanten. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat verdachte haar collega telkens aanraakte en vastpakte, aldus nog steeds het proces-verbaal van bevindingen.
Op de camerabeeldeniv heeft de rechtbank echter gezien dat bij de deur een verhitte discussie plaatsvindt tussen, in elk geval, verdachte, diens schoonmoeder en de verbalisanten. Daarbij steken verbalisant [verbalisant 1] en verdachte een paar keer over en weer een wijzende vinger in elkaars richting. Verbalisant [verbalisant 2] houdt haar collega [verbalisant 1] een aantal keer tegen met haar arm en/of lichaam. Op enig moment loopt verbalisant [verbalisant 1] weg van de deur en lijkt hij te spreken in zijn portofoon.
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden niet is te zien dat zou zijn gepoogd om bij verdachte de transportboeien aan te leggen en evenmin dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zwaaibewegingen richting de verbalisanten hebben gemaakt of andere agressieve handelingen hebben verricht. Ook hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen op dit punt is gerelateerd, is dus in strijd met de camerabeelden.
(iii) gebeurtenissen wanneer verbalisant [verbalisant 3] ter plaatse komt
Zoals zowel in het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd, als op de camerabeelden valt waar te nemenv, is vervolgens een derde verbalisant, verbalisant [verbalisant 3], ter plaatse gekomen. Op de camerabeelden heeft de rechtbank gezien dat deze verbalisant naar de deur van de woning loopt en naast verbalisant [verbalisant 2] positie kiest. Kort daarop steekt hij zijn hand uit naar medeverdachte [medeverdachte], kennelijk bedoeld als een gebaar om kennis te maken.
Medeverdachte [medeverdachte] neemt de hand van verbalisant [verbalisant 3] aan. Direct hierop is te zien dat verbalisant [verbalisant 3], daarbij geholpen door verbalisant [verbalisant 2], medeverdachte [medeverdachte] met een ruk uit de woning trekt, waardoor [medeverdachte] nagenoeg ten val komt.
Het proces-verbaal van bevindingen vermeldt in dit verband slechts dat verbalisant [verbalisant 3] ter plaatse kwam en het gesprek met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] van de verbalisanten overnam. [verbalisant 3] zou toen aan verbalisant [verbalisant 2] hebben gevraagd om afstand te nemen, wat zij, zo wordt geverbaliseerd, heeft gedaan door weg te lopen richting haar scooter. [verbalisant 2] zou, volgens het proces-verbaal van bevindingen, nadat zij was weggelopen zich hebben omgedraaid omdat zij allerlei geschreeuw hoorde en op dat moment hebben gezien dat [medeverdachte] buiten de woning stond. Ook bij haar aangifte heeft [verbalisant 2] verklaard afstand te hebben genomen en geen betrokkenheid te hebben gehad bij deze actie. Bij de rechter-commissaris, die haar specifiek naar dit moment heeft gevraagd, heeft [verbalisant 2] verklaard: "[verbalisant 3] is hoger in rang dan [verbalisant 1] en ik. Hij nam het gesprek over en ik moest mij terugtrekken. Dat was de reden dat ik in de richting van de politiebus ging."
De rechtbank stelt vast dat hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd ook op dit punt in strijd is met de camerabeelden. Waar in het proces-verbaal van bevindingen is te lezen dat [verbalisant 2] afstand heeft genomen, is op de beelden te zien dat zij [verbalisant 3] heeft meegeholpen medeverdachte [medeverdachte] uit de woning te trekken. Over het uit de woning trekken van medeverdachte [medeverdachte] is zelfs op geen enkele manier in het bedoelde proces-verbaal van bevindingen of in de aangiften gerelateerd.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat wat in het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd en wat bij de grotendeels gelijkluidende aangiften van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is verklaard, in strijd is met wat zich daadwerkelijk bij de woning heeft afgespeeld. Het betreft hierbij belangrijke onderdelen van de verklaringen van beide verbalisanten, die in nauw verband staan met de ten laste gelegde feiten.
Het proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt op 14 november 2009. Dat is de dag na de voorvallen waarover is geverbaliseerd. Het proces-verbaal is daarbij opgemaakt en ondertekend door twee verbalisanten, te weten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]. Gelet hierop en gelet op de veelheid aan strijdigheden met de werkelijkheid, waarvan de rechtbank hierboven slechts een selectie heeft genoemd, is naar het oordeel van de rechtbank uitgesloten dat het gaat om vergissingen van de verbalisanten. Het is welhaast ondenkbaar dat beide verbalisanten zich één dag na de voorvallen niet goed kunnen herinneren wat er gebeurd zou zijn of dat beide verbalisanten zich omtrent het voorgevallene op dezelfde wijze vergissen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat de onjuistheden in het proces-verbaal van bevindingen doelbewust zijn opgenomen.
De raadsman van verdachte heeft aangegeven dat de reden voor het onjuist verbaliseren wellicht gezocht kan worden in een rechtvaardiging achteraf van de ten onrechte gedane noodoproep 'assistentie collega'. De rechtbank zal een oordeel daarover in het midden laten. Feit is dat op deze wijze is geverbaliseerd. De rechtbank acht dit een ernstige schending van een behoorlijke procesorde. Tevens heeft deze wijze van verbaliseren te gelden als een onherstelbaar vormverzuim. Ook wanneer aan verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] opdracht zou worden gegeven een proces-verbaal op te stellen waarin een juiste weergave van het voorgevallene zou worden opgenomen, maakt dat het doelbewust onjuist opmaken van het proces-verbaal van bevindingen zoals dat aan de rechtbank is voorgelegd niet ongedaan.
Ten aanzien van de vraag of en, zo ja, welke gevolgen aan dit vormverzuim moeten worden verbonden, overweegt de rechtbank als volgt.
In het Nederlands strafproces ligt een belangrijk accent op het voorbereidend onderzoek en de schriftelijke verslaglegging gedurende dit onderzoek. Dit vereist dat waarnemingen van opsporingsambtenaren nauwgezet en juist worden opgetekend. Deelnemers aan een strafproces, alsook ook de rest van de samenleving, moeten uit kunnen gaan van de waarheidsgetrouwheid van processen-verbaal, waaraan bovendien bij wet een bijzondere bewijskracht is toegekend. In de onderhavige zaak kan de rechtbank niet uitgaan van die bijzondere betekenis die processen-verbaal hebben. Daarbij moet worden bedacht dat verificatie van de inhoud van de processen-verbaal in deze zaak alleen maar heeft kunnen plaatsvinden doordat ter plaatse beelden zijn gemaakt welke door de verdediging ter beschikking zijn gesteld. Waren deze beelden er niet geweest dan had de rechtbank erop moeten vertrouwen dat hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd de waarheid is met als mogelijke consequentie dat verdachte ten onrechte zou zijn veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat de genoemde opsporingsambtenaren, door in strijd met de werkelijkheid te verbaliseren, ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor klaarblijkelijk doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn strafzaak tekort is gedaan. Gelet op de ernst van dit verzuim zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [verbalisant 1] in de vordering niet-ontvankelijk is.
De rechtbank komt op grond hiervan tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Verklaart de benadeelde partij [verbalisant 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. R. Hirzalla en K.M. van Hassel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 maart 2012.
i Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009307982-1 van 14 november 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1], doorgenummerde pagina's 1 e.v.
ii Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009307982-6 van 13 november 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], inhoudende de verklaring van [verbalisant 1], doorgenummerde pagina's 20 e.v.; alsmede een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009307982-1 van 14 november 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5], inhoudende de verklaring van [verbalisant 2], doorgenummerde pagina's 26 e.v.
iii Camerabeelden vanaf 21:10:05.
iv Camerabeelden vanaf 21:10:25.
v Camerabeelden vanaf 21:11:23.