ECLI:NL:RBAMS:2012:BV7531

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-708081-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling en vrijheidsberoving met vuurwapen en losgeld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 februari 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van gijzeling en vrijheidsberoving. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond van 9 tot en met 11 juli 2011, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte de aangeefster en haar partner onder bedreiging van een vuurwapen in hun woning heeft overvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangeefster hebben gedwongen om contact op te nemen met haar zoon, waarbij een losgeld van 2,7 miljoen euro werd geëist. Ondanks het betalen van een bedrag van 170.000 euro werd de aangeefster niet vrijgelaten. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting verklaard dat hij niet op de hoogte was van de plannen van zijn medeverdachte, maar de rechtbank oordeelde dat hij wel degelijk betrokken was bij de gijzeling en de daaropvolgende eisen van losgeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde een behandelverplichting voor zijn gokverslaving. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de impact op de slachtoffers en de schending van hun persoonlijke veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/708081-11(Promis)
Datum uitspraak: 29 februari 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "De Berg" te Arnhem.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 oktober 2011 en 15 februari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.M. van Ditzhuyzen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.C. Honig, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging op de zitting van 15 februari 2012 - ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 9 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 te [plaats 1] en/of te [plaats 2] en/of te Den Haag en/of te Reeuwijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [aangeefster], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
met het oogmerk (een) ander(en), te weten [zoon 1] en/of [zoon 2] en/of [aangever] en/of een of meer andere familieleden van voornoemde [aangeefster], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- aangebeld bij de woning (aan de [A-straat nr] te [plaats 1]) van
voornoemde [aangeefster] en/of [aangever] en/of telkens onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- die woning betreden,
- en/of de aldaar aanwezige [aangeefster] en haar partner [aangever] verder die woning ingeduwd, en/of
- tegen die [aangeefster] en/of [aangever] gezegd: "Neer!, neer!", en/of hen gedwongen om op de grond te gaan liggen, en/of
- tegen voornoemde [aangeefster] gezegd dat zij mee moest werken en dat hij haar anders zou opensnijden, althans in woorden van gelijke aard en/of strekking en/of die [aangeefster] het knetterende geluid heeft laten horen van een taser en/of (daaraan) heeft toegevoegd "of moet ik dit gebruiken", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- tegen voornoemde [aangeefster] en/of [aangever] gezegd dat zij naar de grond moest(en) blijven kijken, en/of
- toen die [aangeefster] op de grond lag, haar hoofd heeft opgetild en/of een geluiddemper heeft getoond en/of daarbij heeft gezegd:"dit is een geluiddemper dus niemand hoort je", althans in woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) tegen voornoemde [aangeefster] gezegd dat zij met haar gezicht in de richting van de muur moest gaan staan, en/of
- voornoemde [aangever] met gebruikmaking van tie-wraps tegen zijn wil aan zijn polsen en enkels vastgebonden, en/of
- die [aangeefster] bij haar arm en/of pols stevig vastgepakt en/of gedwongen mee naar buiten te lopen, en/of
- die [aangeefster] gedwongen op de achterbank van haar eigen auto (te weten Fiat Stilo, zwart van kleur) plaats te nemen, en/of
- (vervolgens) voornoemde [aangeefster] gedwongen om telefonisch contact te leggen met haar schoondochter en/of [zoon 2] (zoon van [aangeefster]), en/of
- via de luidspreker van de telefoon tegen die [zoon 2] gezegd dat er 2,7 miljoen (euro) (los)geld aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) betaald moest worden, althans in woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) die [aangeefster] tegen haar wil meegenomen naar een woning (gelegen aan de [B-straat nr] te [plaats 2]) en/of die [aangeefster] aldaar (tegen haar wil) vastgehouden, en/of
- zich telkens dicht in de buurt van die [aangeefster] begeven en/of die [aangeefster] in de gaten gehouden, en/of
- [zoon 2] (telkens) aanwijzingen gegeven hoe (hij) het losgeld moest betalen aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- (telkens) onderhandelingen gevoerd met [zoon 2] over de betaling van het losgeld en/of het vrijlaten van [aangeefster], en/of
- het losgeld opgehaald, en/of
- (vervolgens) [zoon 2] telefonisch benaderd en van hem (opnieuw) (los)geld geëist, en/of
- voornoemde [aangeefster] vanuit de woning [B-straat nr] te [plaats 2], met gebruikmaking van een bestelbus naar een locatie vervoerd, en/of
- in de nabijheid van/op die locatie een (vlucht)auto neergezet en/of
- voornoemde [aangeefster] gedwongen mee te lopen naar een parkeerterrein in Reeuwijk, zulks, terwijl hij in het bezit was van een vuurwapen;
(artikel 282a jo 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 juli 2011 tot en met 11 juli 2011, te [plaats 1] en/of te Den Haag en/of te [plaats 2] en/of te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool van het merk BBM, model 315 auto, omgebouwd van 8 mm knal naar 6.35 mm en/of munitie van categorie III, te weten 6 patronen (kaliber 6.35 mm browning, volmantel rondneus, voorzien van bodemstempel GECO 6,35 br., voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 9 juli 2011 te [plaats 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte, en/of (een of
meer) van zijn mededader(s):
- aangebeld bij de woning (aan de [A-straat nr] te [plaats 1]) van voornoemde [aangever] en/of [aangeefster], en/of telkens onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- die woning betreden, en/of
- de aldaar aanwezige [aangever] en zijn partner [aangeefster] verder die woning ingeduwd, en/of
- tegen die [aangever] gezegd: "Neer!, neer!", en/of die [aangever] gedwongen om op de grond te gaan liggen, en/of
- tegen voornoemde [aangever] gezegd dat hij naar de grond moest blijven kijken, en/of
- aan die [aangever] gevraagd of er andere personen in de woning aanwezig waren, en/of
- de (slaap)kamer(s) in voornoemde woning doorzocht, en/of
- aan die [aangever] (uitleg van) de sleutels van de woning gevraagd, en/of
- tegen die [aangever] gezegd dat zij hem gingen vastbinden, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het (achter)hoofd van die [aangever] gedrukt en/of gedrukt gehouden, en/of
- de polsen en enkels van voornoemde [aangever], tegen zijn wil, vastgebonden met gebruikmaking van tie-wraps en/of touw;
(artikel 282 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Inleiding
Het draait in deze zaak om de vraag of verdachte zich in de periode van 9 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gijzeling van [aangeefster] en aan het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidberoving van [aangever] op 9 juli 2011. Voorts dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met daarbij behorende munitie.
4.2. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de aan verdachte onder 1 primair (medeplegen van gijzeling), 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
4.3. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de aan verdachte onder 1 primair (medeplegen van gijzeling), 2 en 3 ten laste gelegde feiten op basis van de wettige bewijsmiddelen bewezen kunnen worden nu verdachte zijn betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten heeft bekend. Wel merkt de raadsvrouw op dat verdachte een aantal van de feitelijkheden die in de tenlastelegging zijn beschreven, heeft ontkend. Door verdachte wordt daartoe aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de plannen van [medeverdachte].
4.4. Het oordeel van de rechtbank
4.4.1. Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
Op 9 juli 2011 rijdt verdachte samen met [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) naar de woning van [aangeefster] (hierna: [aangeefster]) aan de [A-straat nr] te [plaats 1]. Daar aangekomen doen ze beiden een petje op, neemt [medeverdachte] een bos bloemen en verdachte een doos mee naar boven. Vervolgens, boven aangekomen, belt [medeverdachte] rond 20:00 uur aan bij de woning van [aangeefster]. Verdachte blijft dan op de galerij wachten met de doos.ii
[aangeefster] doet de deur van haar woning open en is op dat moment in haar woning samen met haar partner [aangever] (hierna: [aangever]) en de dan zevenjarige zoon van [aangever]. Zij ziet dan [medeverdachte] staan met handschoenen aan en een petje op, waardoor zij zijn gelaat niet goed kon zien. [medeverdachte] geeft haar een in plastic verpakte orchidee en zegt op dat moment dat hij ook nog een verrassingspakket voor haar heeft. [aangever] loopt ook naar de deur, pakt de orchidee aan van [aangeefster] en daarna worden zij beiden door [medeverdachte] de woning ingeduwd en komt verdachte, ook met petje en handschoenen aan, met een vuurwapen de woning in. Er wordt vervolgens geroepen: 'neer, neer!' en [aangeefster] en [aangever] worden gedwongen om in de hal van de woning op de grond te gaan liggen.iii [aangever] hoort dat er wordt gevraagd of er nog andere personen in de woning aanwezig zijn.iv
Op het moment dat [aangeefster] in de hal op de grond ligt zegt [medeverdachte] tegen haar dat ze mee moet werken en dat hij haar anders zal open snijden. Gelijktijdig hoort ze dan een knetterend geluid naast haar oor.v [medeverdachte] zegt daarbij: "Als je niet doet wat ik zeg, gebeurt er dit, hoor je dat geluid." Ook wordt het hoofd van [aangeefster] door [medeverdachte] opgetild en wordt aan haar een geluidsdemper getoond. [medeverdachte] zegt daarbij tegen haar dat het een geluidsdemper is en dat niemand haar hoort.vi [aangeefster] mag alleen naar de grond blijven kijken. Vervolgens wordt aan [aangeefster] een aantal malen gevraagd om het telefoonnummer van haar zoon. [aangeefster] geeft het nummer niet.vii [aangever] hoort op het moment dat [medeverdachte] aan [aangeefster] het telefoonnummer van haar zoon vraagt een knetterend geluid dat door een taser wordt gemaakt.viii
Op een gegeven moment wordt [aangeefster] naar de kleine slaapkamer gebracht en zij moet daar met haar gezicht in de richting van de muur gaan staan. Weer wordt er om het nummer van haar zoon gevraagd.ix [aangever] is dan in de ouderslaapkamer bij zijn zoon. [aangever] ziet dat de ouderslaapkamer wordt doorzocht en hoort dat de rest van de woning wordt doorzocht.
Als [aangeefster] ook naar de ouderslaapkamer wordt gebracht, wordt door [medeverdachte] om de sleutels van de woning gevraagd en wordt door hem gevraagd welke sleutels van de voordeur en de benedendeur zijn. Op een gegeven moment mag het zoontje van [aangever] dan naar bed in de kleine slaapkamer.x
Op enig moment besluit [medeverdachte] [aangeefster] mee te nemen en vast te houden in de woning van de ouders van verdachte, te weten [B-straat nr] te [plaats 2]. Hij bespreekt dit met verdachte, die daarmee instemt.xi
Rond 23:15 uur wordt [aangeefster] daarom weer uit de ouderslaapkamer gehaald en zegt [medeverdachte] tegen haar dat ze haar zullen meenemen. Ze moet dan in de ouderslaapkamer een tas met kleding pakken voor de volgende dag.xii [aangever] ziet op dat moment dat [aangeefster] trilt van angst.xiii Vlak voordat [aangeefster] de woning verlaat ziet zij dat [aangever] wordt gekneveld.xiv
[aangever] ziet dat verdachte de ouderslaapkamer binnenkomt en dat deze het pistool tegen zijn achterhoofd drukt.xv Vervolgens wordt tegen [aangever] gezegd dat hij wordt vastgebonden en [medeverdachte] en verdachte binden hem dan vast.xvi Zijn handen worden voor zijn lichaam met tie-wraps aan elkaar gebonden en met touw worden zowel zijn armen als zijn benen aan elkaar gebonden.xvii
Vervolgens rijdt verdachte in zijn eigen auto alvast vooruit naar [plaats 2] en vijf minuten laterxviii wordt [aangeefster] mee haar woning uitgenomen door [medeverdachte]. Zij wordt stevig door [medeverdachte] vastgehouden door haar bij haar pols vast te houden en door zijn arm onder haar arm te doen. Buiten aangekomen moet zij op de achterbank van haar eigen auto plaatsnemen. Precies op dat moment komt haar zoon [zoon 1] (de rechtbank begrijpt [zoon 1], hierna: [zoon 1]) aangelopen.xix
[zoon 1] ziet zijn moeder op de achterbank van haar auto, een zwarte Fiat Stilo, zitten en hij ziet dat ze heel angstig kijkt. Tevens ziet hij een voor hem onbekende man met een petje op achter het stuur zitten. Vervolgens rijden zij weg.xx Ook de twee op dat moment passerende verbalisanten zien de Fiat om 23:44 uur met hoge snelheid wegrijden.xxi
Tijdens de autorit van [medeverdachte] en [aangeefster] moet [aangeefster] van [medeverdachte] met haar eigen telefoon haar zoon bellen. Zij belt dan via haar schoondochter naar haar zoon [zoon 2] (de rechtbank begrijpt: [zoon 2], hierna: [zoon 2]). De telefoon staat dan op de luidspreker en [medeverdachte] roept dat hij 2.7 miljoen euro wil. Vervolgens wordt [aangeefster] naar de woning te [plaats 2] geleid waar zij wordt vastgehouden.xxii [medeverdachte] heeft in de woning te [plaats 2] voor verdachte een pistool op de keukentafel achtergelaten.xxiii
Op het moment dat [aangeefster] in de woning in [plaats 2]xxiv is, zijn er meerdere telefonische contacten tussen [medeverdachte] en [zoon 2], eerst door middel van de telefoon van [aangeefster] en later door middel van een andere telefoon van [medeverdachte], over het te betalen losgeld in ruil voor de vrijlating van [aangeefster]. Uiteindelijk gaat [medeverdachte] akkoord met een bedrag van € 170.000, -. [medeverdachte] legt aan [zoon 2] uit waar hij het losgeld moet achterlaten.xxv
Het losgeld wordt neergelegd in het wijkpark Molenvliet in Woerden. Uit observaties blijkt dat dit losgeld op 11 juli 2011 om 13:50 uur wordt opgehaald door [medeverdachte].xxvi
Na het betalen van het losgeld wordt [aangeefster] niet vrijgelaten.xxvii
Op 11 juli 2011 rond 16:30 uur zoekt verdachte zelf contact met [zoon 2] omdat hij geen contact meer krijgt met [medeverdachte].xxviii Verdachte vraagt aan [zoon 2] wanneer hij gaat betalen en zegt tegen [zoon 2] dat hij zijn moeder heeft en niet zijn maat. Verdachte wil geld hebben en uiteindelijk wordt er tussen verdachte en [zoon 2] een geldbedrag afgesproken in ruil voor zijn moeder. Verdachte zegt vervolgens tegen [zoon 2] dat hij naar Reeuwijk moet rijden.xxix Verdachte bekent dat hij telefoongesprekken heeft gevoerd met [zoon 2].xxx
Vervolgens wordt [aangeefster] samen met verdachte in een busje van de woning in [plaats 2] naar Reeuwijk gebracht. Verdachte heeft het pistool van de keukentafel meegenomen.xxxi Daar aangekomen is het bijna donker. [aangeefster] en verdachte lopen ongeveer een half uur waarna zij op een bankje bij een parkeerplaats plaats moet nemen. Vervolgens komt er een voertuig aan met daarin [zoon 2] en de politie. Verdachte heeft [aangeefster] dan vast bij haar rechterarm.xxxii Door de politie wordt gezien dat verdachte een stalen voorwerp achter zich neergooit en dat verdachte [aangeefster] loslaat. Vervolgens wordt verdachte op 11 juli 2011 rond 00:05 uur aangehouden. Het stalen voorwerp blijkt een vuurwapen te zijn met aan de voorzijde een geluidsdemper, model 315 automatic BBM.xxxiii
Na onderzoek blijkt het bij de aanhouding van verdachte aangetroffen vuurwapen een pistool te zijn van het merk BBM, model 315 auto, omgebouwd van 8 mm knal naar 6.35 mm. Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, lid 1 onder sub 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder sub 1 van de Wet Wapens en Munitie. In het pistool zijn zes volmantel rondneus patronen aangetroffen, kaliber 6.35 mm browning, met bodemstempel GECO 6,35 br. Een patroon is munitie in de zin van artikel 1, onder 1 onder sub 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie.xxxiv
Bij de politie heeft [aangeefster] verklaard dat zij aan niemand toestemming heeft gegeven om haar tegen haar wil mee te nemen en vast te houden.xxxv
4.4.2. Nadere bewijsoverweging
Door verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat hij niet wist wat [medeverdachte] van plan was. Verdachte dacht dat [medeverdachte] geld bij iemand ging ophalen en verdachte is met hem meegegaan omdat dan, zoals door [medeverdachte] werd beloofd, zijn schulden bij [medeverdachte] zouden worden opgelost. Op het moment dat ze in de straat en bij de woning van [aangeefster] aankwamen zou verdachte niet hebben geweten wat hij nou daadwerkelijk daar ging doen. Voorts zou hij niet hebben geweten wat [medeverdachte] van [aangeefster] wilde en heeft verdachte verklaard dat pas een uur voor vertrek naar [plaats 2] besloten werd [aangeefster] mee te nemen naar de woning van zijn ouders. Op dat moment wist hij dat het om een ontvoering ging. Ook zou verdachte niet hebben geweten dat [medeverdachte] losgeld had gevraagd en dat ook heeft gekregen. Tot slot zou verdachte ook niet met [zoon 2] hebben onderhandeld om losgeld in ruil voor [aangeefster].
De rechtbank begrijpt uit het betoog van verdachte dat hij daarmee wil zeggen dat hij niet het oogmerk had om een ander te dwingen iets te doen, zoals de delictsomschrijving van artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht luidt.
De rechtbank volgt verdachte niet in zijn betoog en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank wil nog aannemen dat verdachte op weg naar [plaats 1] niet heeft geweten wat [medeverdachte] van plan was. Maar gelet op de feiten en omstandigheden bij aankomst in de straat en de woning van [aangeefster], onder andere dat verdachte met een wapen de woning van die [aangeefster] is ingestormd, wist verdachte wel degelijk dat hij met een strafbaar feit bezig was.
Door verdachte is weliswaar ter terechtzitting aangevoerd dat hij niet degene is geweest die met een wapen de woning van [aangeefster] is binnengedrongen en dat hij überhaupt geen wapen heeft gehad in de woning in [plaats 1], maar de rechtbank gaat aan dit betoog van verdachte voorbij. Zowel [aangeefster] als [aangever] hebben verklaard dat 'de dikke' een wapen in zijn hand had. Dat verdachte aangemerkt kan worden als de dikke, heeft op geen enkel moment tijdens de behandeling ter terechtzitting ter discussie gestaan en de rechtbank gaat er derhalve vanuit - zoals in 4.1.1. is omschreven - dat verdachte met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de woning van het slachtoffer [aangeefster] is binnen gestormd.
Vervolgens is in de woning meerdere malen door [medeverdachte] gevraagd naar het telefoonnummer van de zoon van [aangeefster] en heeft [aangeefster] dat telefoonnummer niet willen geven. Op dat moment is door [medeverdachte] besloten, zoals door verdachte ter terechtzitting is verklaard, [aangeefster] mee te nemen naar de woning van de ouders van verdachte om haar daar vast te houden. Verdachte heeft daar vervolgens mee ingestemd. Verdachte wist op dat moment dat [aangeefster] als onderpand zou fungeren voor iets dat [medeverdachte] gedaan wilde krijgen van een zoon van [aangeefster].
Dat verdachte niet geweten heeft, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, dat [medeverdachte] in de autorit van [plaats 1] naar [plaats 2] een losgeldbedrag van 2.7 miljoen euro had geëist en dat verdachte daar pas achter kwam nadat [aangeefster] dat tegen hem had gezegd in de woning in [plaats 2], doet aan de strafbaarheid van verdachte niets af, nu niet voor verdachte duidelijk hoefde te zijn waartoe [medeverdachte] de zoon van [aangeefster] wilde dwingen. Het enkele feit dat verdachte wist dat [medeverdachte] op zoek was naar het telefoonnummer van de zoon van [aangeefster] en dat hij in ruil voor het telefoonnummer [aangeefster] tegen haar wil meenam naar de woning in [plaats 2], is voldoende om het oogmerk 'te dwingen' vast te stellen.
Verdachte heeft zich op geen enkel moment gedistantieerd van de plannen van [medeverdachte] en heeft alle opdrachten van [medeverdachte] uitgevoerd. Op het moment dat hij geen contact meer krijgt met [medeverdachte], neemt verdachte vervolgens zelf initiatieven. Immers zoekt verdachte in de loop van 10 juli 2011 zelf contact met [zoon 2] en eist hij opnieuw losgeld van [zoon 2] in ruil voor [aangeefster], zoals blijkt uit de onder 4.4.1. aangehaalde tapgesprekken. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij niet met [zoon 2] heeft onderhandeld maar dat [zoon 2] hem uit zichzelf een bedrag aanbood in ruil voor [aangeefster] en dat hij ook zonder geldbedrag [aangeefster] zou hebben laten gaan. De rechtbank gaat hier niet in mee. Uit de tapgesprekken blijkt duidelijk dat verdachte het initiatief voerde tijdens deze gesprekken en dat hij van [zoon 2] geld wilde hebben, hoeveel hij wilde hebben en waar de overdracht moest plaatsvinden.
4.1.3. Uit het hiervoor genoemde onder 4.1.1. en 4.1.2. blijkt dat de samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader [medeverdachte] zodanig nauw en bewust is geweest dat sprake is van medeplegen, alsmede dat de verdachte opzet op de gijzeling van [aangeefster] en opzet op de wederrechtelijke vrijheidberoving van [aangever] had.
4.1.4. De rechtbank grondt op basis van het hiervoor genoemde haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan zoals hieronder is weergegeven.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
in de periode van 9 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 te [plaats 1] en te [plaats 2] en te Reeuwijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
[aangeefster], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk [zoon 2] en/of een of meer andere familieleden van voornoemde [aangeefster], te dwingen iets te doen, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander,
- aangebeld bij de woning aan de [A-straat nr] te [plaats 1] van voornoemde [aangeefster]
en telkens onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- die woning betreden,
- en de aldaar aanwezige [aangeefster] en haar partner [aangever] verder die woning ingeduwd, en
- tegen die [aangeefster] en [aangever] gezegd: "Neer!, neer!", en hen gedwongen om op de grond te gaan liggen, en
- tegen voornoemde [aangeefster] gezegd dat zij mee moest werken en dat hij haar anders zou opensnijden, en die [aangeefster] het knetterende geluid heeft laten horen van een taser en daaraan heeft toegevoegd "of moet ik dit gebruiken", althans woorden van gelijke aard of strekking, en
- tegen voornoemde [aangeefster], en
- toen die [aangeefster] op de grond lag, haar hoofd heeft opgetild en een geluiddemper heeft getoond en daarbij heeft gezegd: "dit is een geluiddemper dus niemand hoort je", en
- vervolgens tegen voornoemde [aangeefster] gezegd dat zij met haar gezicht in de richting van de muur moest gaan staan, en
- voornoemde [aangever] met gebruikmaking van tie-wraps tegen zijn wil aan zijn polsen en enkels vastgebonden, en
- die [aangeefster] bij haar arm en pols stevig vastgepakt en gedwongen mee naar buiten te lopen, en
- die [aangeefster] gedwongen op de achterbank van haar eigen auto (te weten Fiat Stilo, zwart van kleur) plaats te nemen, en
- vervolgens voornoemde [aangeefster] gedwongen om telefonisch contact te leggen met haar schoondochter en [zoon 2] (zoon van [aangeefster]), en
- via de luidspreker van de telefoon tegen die [zoon 2] gezegd dat er 2,7 miljoen euro losgeld aan hem, verdachte, en/of zijn mededader betaald moest worden, en
- vervolgens die [aangeefster] tegen haar wil meegenomen naar een woning gelegen aan de [B-straat nr] te [plaats 2] en die [aangeefster] aldaar tegen haar wil vastgehouden, en
- [zoon 2] telkens aanwijzingen gegeven hoe hij het losgeld moest betalen aan hem, verdachte en/of zijn mededader, en
- telkens onderhandelingen gevoerd met [zoon 2] over de betaling van het losgeld en het vrijlaten van [aangeefster], en
- het losgeld opgehaald, en
- vervolgens [zoon 2] telefonisch benaderd en van hem opnieuw losgeld geëist, en
- voornoemde [aangeefster] vanuit de woning [B-straat nr] te [plaats 2], met gebruikmaking van een bestelbus naar een locatie vervoerd, en
- voornoemde [aangeefster] gedwongen mee te lopen naar een parkeerterrein in Reeuwijk, zulks, terwijl hij in het bezit was van een vuurwapen;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 9 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 te [plaats 2] en te Reeuwijk een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk BBM, model 315 auto, omgebouwd van 8 mm knal naar 6.35 mm en munitie van categorie III, te weten 6 patronen, kaliber 6.35 mm browning, volmantel rondneus, voorzien van bodemstempel GECO 6,35 br., voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 9 juli 2011 te [plaats 1], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [aangever] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader:
- aangebeld bij de woning aan de [A-straat nr] te [plaats 1] van [aangeefster], en
telkens onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- die woning betreden, en
- de aldaar aanwezige [aangever] en zijn partner [aangeefster] verder die woning ingeduwd, en
- tegen die [aangever] gezegd: "Neer!, neer!", en die [aangever] gedwongen om op de grond te gaan liggen, en
- aan die [aangever] gevraagd of er andere personen in de woning aanwezig waren, en
- de kamers in voornoemde woning doorzocht, en
- aan die [aangever] (uitleg van) de sleutels van de woning gevraagd, en
- tegen die [aangever] gezegd dat zij hem gingen vastbinden, en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het achterhoofd van die [aangever] gedrukt en gedrukt gehouden, en
- de polsen en enkels van voornoemde [aangever], tegen zijn wil, vastgebonden met gebruikmaking van tie-wraps en/of touw.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gijzeling. Gijzeling is, gelet op het daarop gestelde strafmaximum (15 jaren gevangenisstraf), een van de zwaarste misdrijven die de Nederlandse strafwetgeving kent. Het is een misdrijf waarmee niet alleen geweld wordt aangedaan aan het recht om zich veilig te voelen, maar ook geprobeerd wordt munt te slaan uit de angsten van naasten van het slachtoffer. Het is bovendien een feit waardoor de rechtsorde wordt geschokt en dat bijdraagt aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. In de regel kan daarom niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In het onderhavige geval geldt dat naar het oordeel van de rechtbank te meer, nu het gaat om de gijzeling van een 57 jarige vrouw, waarbij niet is geschuwd om een vuurwapen te trekken en een taser te gebruiken. Bij deze gijzeling was behalve de partner van de vrouw, die ook wederrechtelijk van zijn vrijheid was beroofd, een zevenjarig kind in de woning in [plaats 1] aanwezig. Vervolgens hebben verdachte en zijn mededader, na de vrouw van [plaats 1] naar [plaats 2] te hebben vervoerd en de man vastgebonden te hebben achtergelaten in de woning in [plaats 1], de vrouw een hele nacht en dag vastgehouden in de woning van de ouders van verdachte. Zodoende is het bewezen verklaarde een misdrijf dat niet alleen naar zijn aard, maar ook zeker in feitelijke zin, een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de geestelijke en lichamelijk integriteit van de slachtoffers.
De verdachte heeft bij de volvoering van het bewezen verklaarde een meer uitvoerende rol gehad dan dat hij als intellectuele dader moet worden aangemerkt. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting kan immers worden afgeleid dat (de inmiddels overleden) mededader [medeverdachte] verdachte heeft meegevraagd om naar [plaats 1] te gaan naar de woning van het slachtoffer en dat hij het plan voor de gijzeling had bedacht en dat verdachte daarmee heeft ingestemd. Echter dient te worden opgemerkt dat verdachte, toen hij zijn mededader niet meer te pakken kreeg, zelfstandig te werk is gegaan om alsnog een geldbedrag los te krijgen van de zoon van het slachtoffer.
Voorts doet aan het voorgaande niet af dat, zoals de raadsvrouw ter terechtzitting heeft benadrukt, [aangeefster] in haar aangiftes heeft verklaard dat verdachte niet gewelddadig tegenover haar is geweest en dat zij vanaf het moment dat zij in [plaats 2] werd vastgehouden niet bang is geweest. Immers blijkt uit de verklaringen van [aangever] en haar zoon [zoon 1] dat gezien is dat zij in [plaats 1] erg bang was. Dat door haar is verklaard dat vervolgens in de woning te [plaats 2] haar angst was afgenomen moet in het licht van de omstandigheden worden bezien. Zij heeft immers verklaard dat zij het in haar woning in [plaats 1] heel bedreigend heeft ervaren en dat zij meer ontspannen werd in [plaats 2] doordat het allemaal zo chaotisch verliep. Desalniettemin durfde zij niet te vluchten omdat zij toch te bang was.
8.2. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder feit 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf wil de officier van justitie de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, te weten een meldingsgebod en een behandelverplichting, verbonden zien. De officier van justitie heeft bij haar vordering rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet als de intellectuele dader moet worden aangemerkt.
8.3. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde straf een passende straf is. Wel verzoekt de verdediging de rechtbank om bij het opleggen van een straf rekening te houden met de rol die verdachte heeft gehad voorafgaande aan en ten tijde van de ontvoering. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn medeverdachte en tot op het laatste moment wist hij niet om welke bedragen het ging. Vanaf dat moment was zijn doel om het slachtoffer veilig thuis te laten komen. Voorts verzoekt de verdediging om bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft zijn schuldeiser ter wille willen zijn om zo de druk van zijn eigen schuld (als gevolg van zijn gokverslaving) tijdelijk weg te nemen.
8.4. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder, naast hetgeen al is vermeld onder 8.1. het volgende laten meewegen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het hem betreffend uitreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 februari 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen voor (soortgelijke) strafbare feiten, doch enkel voor een economisch delict.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het omtrent verdachte opgestelde reclasseringsadvies van GGZ Palier Leiden van 11 oktober 2011. Hierin wordt opgemerkt dat er een verband is tussen de gepleegde feiten en zijn gokverslaving. Verdachte is niet in staat geweest hulp te vragen voor zijn gokverslaving. Zo ontstond een vicieuze cirkel van gokken en daaruit volgende financiële problemen die uiteindelijk hebben geresulteerd in het delictgedrag. Verdachte is in staat zijn eigen aandeel te herkennen en lijkt gemotiveerd om zijn problemen aan te pakken. Rapporteur is van mening dat de kans op recidive af zal nemen als verdachte de juiste begeleiding en behandeling zal ontvangen vanwege zijn gokproblematiek en vanwege de angst om hulp te vragen. De rapporteur adviseert daarom om naast een onvoorwaardelijke een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan de bijzondere voorwaarden gekoppeld van een meldingsgebod en een behandelverplichting bij de Brijder verslavingszorg of soortgelijke instelling.
De rechtbank neemt dit advies van de rapporteur over.
Gelet op het hiervoor genoemde is de rechtbank van oordeel dat zij geen reden ziet om van de gevorderde straf van de officier van justitie af te wijken. Derhalve zal aan verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd van hieronder vermelde duur, met daarvan een groot deel voorwaardelijk. Dit grote voorwaardelijke deel dient ertoe verdachte ervan te weerhouden zich in het vervolg weer aan (dergelijke) strafbare feiten schuldig te maken indien verdachte mogelijk weer in een dergelijke benarde financiële situatie terecht komt.
9. Beslag
9.1.Verbeurdverklaring
De officier van justitie heeft ten aanzien van een groot aantal goederen op de beslaglijst (te weten hetgeen is vermeld onder de nummers 14, 15, 27 tot en met 40, 62 en 66 van aan dit vonnis gehechte beslaglijst) gevorderd te bepalen dat deze worden verbeurd verklaard om te vernietigen. Dit zijn echter beslissingen die de rechtbank op grond van de wet niet kan nemen. Nu ten aanzien van deze goederen onttrekking aan het verkeer of verbeurdverklaring geen optie is, bepaalt de rechtbank conform het bepaalde in artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering dat deze goederen bewaard dienen te worden ten behoeve van, de (onbekende) rechthebbende. Hierbij zij overigens opgemerkt dat artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering de officier van justitie voorafgaand aan de behandeling ter terechtzitting zelf wel de mogelijkheid biedt om een machtiging te verlenen teneinde in beslag genomen goederen te laten vernietigen.
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, genoemd onder nummer 12, 13, 18, 20, 21 en 22 op de als bijlage 1 aan dit vonnis gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, dienen wel te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het onder feit 1 primair bewezen geachte is begaan.
9.2. Onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, genoemd onder nummer 1, 2, 3 ( de nummers 63, 64 en 65 betreffen dezelfde in beslag genomen voorwerpen als de nummers 1, 2 en 3, gelet op de itemnummers) op de als bijlage 1 aan dit vonnis gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer nu met betrekking tot of met behulp van deze voorwerpen de bewezen geachte feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 282 en 282a van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder feit 1 primair bewezen geachte:
medeplegen van gijzeling
Ten aanzien van het onder feit 2 bewezen geachte:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van het onder feit 3 bewezen geachte:
medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 9 (negen) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als verdachte tijdens de proeftijd de volgende bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- Meldingsgebod; verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. Daartoe moet verdachte zich melden bij GGZ Reclassering Palier op het volgende adres: Witte Singel 8, 2311 BG te Leiden. Hierna moet verdachte zich gedurende de proeftijd blijven melden zolang als GGZ Reclassering Palier dit gedurende deze periode nodig acht;
- Behandelverplichting: verdachte wordt verplicht om een behandeling gericht op zijn gokverslaving te volgen bij Brijder verslavingszorg of soortgelijke instelling.
Verklaart verbeurd hetgeen is vermeld onder nummer 12, 13, 18, 20, 21 en 22 van de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Verklaart onttrokken aan het verkeer hetgeen is vermeld onder nummer 1, 2, 3 (de nummers 63, 64 en 65 betreffen dezelfde in beslag genomen voorwerpen als de nummers 1, 2 en 3, gelet op de itemnummers) van de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachte van hetgeen is vermeld onder nummer 5 tot en met 11 van de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Gelast de bewaring ten behoeve van de (onbekende) rechthebbende van hetgeen is vermeld onder nummer 14 tot en met 17, 19, 23 tot en met 62 en 66 van de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. M.R. Jöbsis en J.L. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Zuithoff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 februari 2012.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 februari 2012.
iii Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], blz. 163 - 164; alsmede een proces-verbaal van aangifte van [aangever], blz. 172 -173.
iv Proces-verbaal van verhoor getuige/slachtoffer [aangever], blz. 74.
v Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], blz. 164.
vi Proces-verbaal van derde verhoor aangeefster [aangeefster], blz. 455 - 456.
vii Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], blz. 164.
viii Proces-verbaal van aangifte van [aangever], blz. 173.
ix Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], blz. 165.
x Proces-verbaal van verhoor getuige/slachtoffer [aangever], blz. 74.
xi Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 februari 2012.
xii Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], blz. 165.
xiii Proces-verbaal van aangifte van [aangever], blz. 173.
xiv Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], blz. 165.
xv Proces-verbaal van verhoor getuige/slachtoffer [aangever], blz. 74.
xvi Proces-verbaal van verhoor getuige/slachtoffer [aangever], blz. 74.; alsmede de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 februari 2012.
xvii Proces-verbaal van aangifte van [aangever], blz. 174.
xviii Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 februari 2012.
xix Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], blz. 166.
xx Proces-verbaal van eerste verhoor getuige [zoon 1], blz. 71 - 72.
xxi Proces-verbaal van bevindingen, blz. 1 - 2.
xxii Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], blz. 166.
xxiii Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 februari 2012.
xxiv Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 februari 2012.
xxv Proces-verbaal van bevindingen, blz. 812 - 814 en 817 - 851; alsmede het proces-verbaal van derde verhoor aangever [aangeefster], blz. 456 voor het deel dat [medeverdachte] haar telefoon niet had teruggegeven.
xxvi Proces-verbaal van stelselmatige observatie, blz. 25 - 28; alsmede proces-verbaal van bevindingen, blz. 16; alsmede proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, blz. 41, 43 - 44.
xxvii Proces-verbaal van bevindingen, blz. 812 en 814 - 815 en 852 - 854, 856.
xxviii Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], blz. 168 - 169.
xxix Proces-verbaal van bevindingen, blz. 812, 814 - 816; alsmede blz. 856 - 885.
xxx Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 februari 2012.
xxxi Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 februari 2012.
xxxii Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], blz. 170; alsmede proces-verbaal van aanhouding, blz. 102, 104.
xxxiii Proces-verbaal van aanhouding, blz. 104.
xxxiv Proces-verbaal van onderzoek aantreffen vuurwapen verdachte [verdachte], blz. 184 - 188.
xxxv Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], blz. 171.