ECLI:NL:RBAMS:2012:BV6450

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.706.349-2011 RK nummer: 11/5559
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot meerdere vonnissen in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 februari 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld tot verschillende vrijheidsstraffen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB is uitgevaardigd door de Regional Court Judge in Bielsko-Biala, Polen, en dat het vijf vonnissen betreft, die zijn gewezen door de District Court te Zywiec. De opgeëiste persoon is bij verstek veroordeeld, wat aanleiding gaf tot discussie over de vraag of de overlevering kan worden geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet persoonlijk was gedagvaard, terwijl de officier van justitie stelde dat de betekening aan een lid van het huishouden gelijkstaat aan een persoonlijke betekening.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraffen, die nog geheel moeten worden uitgezeten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de relevante wetsbepalingen heeft toegepast en de procedurele waarborgen in acht heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.706.349-2011
RK nummer: 11/5559
Datum uitspraak: 21 februari 2012
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 augustus 2011 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 maart door de Regional Court Judge, verbonden aan de Regional Court in Bielsko-Biala (Polen), 3rd Criminal Division en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats], Polen, op [1986],
wonende op het adres [adres], [woonplaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 oktober 2011. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
Bij interlocutoire uitspraak van 26 oktober 2011 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en onmiddellijk geschorst, voor het stellen van nadere vragen aan de Poolse justitiële autoriteiten in verband met de toepasselijkheid van artikel 12 van de OLW bij het vonnis met referentienummer II K 88/06.
Bij brief van 16 december 2011 hebben de Poolse justitiële autoriteiten de vragen beantwoord.
De behandeling is hervat op de openbare zitting van 7 februari 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat voornoemde termijn in verband met het stellen van vragen aan de Poolse justitiële
autoriteiten intussen is overschreden.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
Zoals reeds is vastgesteld door de rechtbank in haar interlocutoire uitspraak van 26 oktober 2011, liggen aan het EAB vijf vonnissen ten grondslag, alle gewezen door de District Court te Zywiec in Polen:
1. een vonnis gedateerd 23 november 2004, onherroepelijk sinds 30 november 2004, referentienummer: II K 353/04
2. een vonnis gedateerd 8 juli 2005, onherroepelijk sinds 15 juli 2005, referentienummer:
II K 297/04
3. een vonnis gedateerd 21 september 2004, onherroepelijk sinds 28 september 2004, referentienummer: II K 185/04
4. een vonnis gedateerd 28 april 2006, onherroepelijk sinds 5 mei 2006, referentienummer: II K 88/06
5. een vonnis gedateerd 18 april 2005, onherroepelijk sinds 25 april 2005, referentienummer: II K 64/05
en wordt de overlevering verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat van vrijheidsstraffen, bestaande uit:
1. t.a.v. II K 353/04 (feit1) een gevangenisstraf van 8 maanden;
2. t.a.v. II K 297/04 (feit 2) een gevangenisstraf van 2 jaar;
3. t.a.v. II K 185/04 (feiten 3 en 4) een gevangenisstraf van 1 jaar;
4. t.a.v. II K 88/06 (feit 5) een gevangenisstraf van 10 maanden;
5. t.a.v. II K 64/05 (feiten 6 t/m 10) een gevangenisstraf van 1 jaar en 6 maanden.
De straffen moeten nog geheel worden uitgezeten.
De vonnissen betreffen de feiten zoals deze zijn omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van het EAB.
De rechtbank verwijst voor de beoordeling van de strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd naar rechtsoverweging 4 van het tussenvonnis van 26 oktober 2011, welke overweging als hier ingelast moeten worden beschouwd.
4 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW ten aanzien van het vonnis met
referentienummer II K 88/06
Zakelijk weergegeven heeft de verdediging aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon bij verstek is veroordeeld.
In artikel 4bis van het Kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel (hierna: KEAB) wordt gesproken over “persoonlijk gedagvaard volgens het recht van de uitvaardigende justitiële autoriteit”. In artikel 12 van de OLW wordt de term ‘in persoon gedagvaard’ gebruikt. De verdediging ziet verschil in betekenis en meent dat voor de terminologie van het KEAB moet worden gekozen. De opgeëiste persoon had de dagvaarding zelf moeten krijgen maar deze is aan zijn grootmoeder uitgereikt. De Poolse justitiële autoriteiten stellen in hun antwoord van
16 december 2012 dat “Such service is equivalent to personal service of the relevant summons or writ.” Daarbij is de vraag of equivalent “gelijk aan” betekent, of “in plaats van”.
Het is aldus nog steeds niet duidelijk of de opgeëiste persoon persoonlijk is gedagvaard. De verdediging stelt zich derhalve op het standpunt dat de overlevering voor het vonnis met nummer II K 88/06 moet worden geweigerd.
Zakelijk weergegeven heeft de officier van justitie hiertegen het navolgende aangevoerd.
Hij stelt zich op het standpunt dat ook voor het vonnis met nummer II K 88/06 de overlevering kan worden toegestaan. De opgeëiste persoon wist dat er een zitting zou gaan plaatsvinden, dat was duidelijk voor hem. De vraag is of hij op de hoogte is gebracht van de tijd en de plaats van deze zitting. Dat is het geval gelet op hetgeen de Poolse justitiële autoriteiten hebben aangevoerd. De Poolse justitiële autoriteiten vinden dat er van een “personal service of the relevant summons or writ” sprake is en sluiten daarmee aan bij het vereiste in artikel 12 aanhef en onder a van de OLW. De conclusie is dan ook dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard in de zaak met nummer II K 88/06 en dat de overlevering daarom ook voor de tenuitvoerlegging van de bij dit vonnis opgelegde straf kan worden toegestaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
De Poolse justitiële autoriteiten hebben bij brief van 5 oktober 2011 gemeld dat de opgeëiste persoon een overeenkomst met de officier van justitie heeft gesloten. Op 25 december 2005 is hij schriftelijk akkoord gegaan (written statement) met een onvoorwaardelijke straf van tien maanden, op te leggen door de rechtbank zonder dat een hoorzitting (hearing) zal plaats vinden.
Bij schrijven van 16 december 2011 hebben de Poolse justitiële autoriteiten op vragen van de rechtbank, zakelijk weergegeven, het volgende meegedeeld.
Ook indien een dergelijke overeenkomst is gesloten, volgt er naar Pools recht altijd een terechtzitting. De verdachte (de opgeëiste persoon) heeft het recht om daarbij aanwezig te zijn. Hij heeft voor deze zitting een oproeping ontvangen op het door hem opgegeven adres (“by serving him a registered letter requiring acknowledgment of receipt, sent to the service address indicated by him”). Hij is vervolgens niet ter zitting verschenen, ondanks dat de oproeping aan een “adult member of the household”, te weten zijn grootmoeder, is uitgereikt. De Poolse rechter heeft daarna gevonnist conform de afspraak die de opgeëiste persoon met de officier van justitie heeft gemaakt.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet bij de behandeling ter terechtzitting aanwezig is geweest die tot het vonnis heeft geleid waarvan overlevering ten behoeve van
executie wordt gevraagd door de Poolse justitiële autoriteiten.
Ingevolge artikel 12 aanhef en onder a van de OLW dient de rechtbank de overlevering in een dergelijk geval te weigeren, tenzij in het EAB is vermeld dat overeenkomstig de procedurevoorschriften van de uitvaardigende lidstaat:
a. de verdachte tijdig en in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting
Voornoemd artikel 12 van de OLW is de implementatie van artikel 4 bis, eerste lid, van het KEAB, dat, voor zover van belang, als volgt luidt:
De uitvoerende rechterlijke autoriteit kan de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel voor de uitvoering van een tot vrijheidsbeneming strekkende straf of maatregel ook weigeren, indien de betrokkene niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij in het Europees aanhoudingsbevel is vermeld dat, overeenkomstig nadere in het nationale recht van de uitvaardigende lidstaat bepaalde procedurevoorschriften:
a. de betrokkene tijdig
i) persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen
proces;
en
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen principieel verschil tussen de terminologie van artikel 12 aanhef en onder a van de OLW en de bewoordingen van artikel 4 bis van het KEAB. Ook geeft de Memorie van Toelichting bij de wijziging van artikel 12 van de OLW geen aanleiding te veronderstellen dat de wetgever inhoudelijk af heeft willen wijken van artikel 4 bis van het KEAB.
Bij interlocutoir vonnis van 26 oktober 2011 heeft de rechtbank tevens gevraagd of de oproeping die door de grootmoeder in ontvangst is genomen, naar Pools recht als een oproeping in persoon zoals bedoeld in artikel 4 bis sub a van het KEAB geldt.
De Poolse justitiële autoriteiten hebben hierop als volgt geantwoord in hun brief van
16 december 2011:
“Pursuant to Article 132 § 2 of the Code of Criminal Procedure if the addressee is temporarily absent from his place of residence, a document shall be served upon an adult member of the household of the addressee. Such service is equivalent to personal service of the relevant summons or writ.”
De Poolse justitiële autoriteiten hebben hiermee aangegeven dat de betekening naar Pools recht geldt als een betekening in persoon. Aldus is naar Pools recht van een dagvaarding in persoon sprake geweest. Dit houdt in dat van de in artikel 12 aanhef en onder a van de OLW geschetste situatie sprake is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit als gevolg dat ook de overlevering met betrekking tot het vonnis met registratienummer II K 88/06 moet worden toegestaan.
5. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen, opgelegd bij de vonnissen
II K 353/04, II K 297/04, II K 184/04, II K 88/06 en II K 64/05.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 45, 47, 300, 302, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 7 en 12 van de OLW.
7. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Regional Court Judge, verbonden aan de Regional Court in Bielsko-Biala (Polen), 3rd Criminal Division ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen, opgelegd bij de vonnissen II K 353/04, II K 297/04, II K 184/04, II K 88/06 en II K 64/05, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C.W. Bianchi, voorzit¬ter,
mrs. M.J. Diemer en N.J. Koene, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 februari 2012.
Ingevolge artikel 29, lid 2 OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]