ECLI:NL:RBAMS:2012:BV3906

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-661033-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak in vereniging met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 februari 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met braak in vereniging. De tenlastelegging betrof een inbraak in een pand aan de Heemstedestraat 25 te Amsterdam, waarbij een kluis met waardevolle goederen werd weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de nacht van 21 op 22 oktober 2011 de inbraak heeft gepleegd. De verdachte werd omstreeks 02.30 uur aangehouden, kort na de inbraak, met de ontvreemde goederen in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, ondanks de verdediging die stelde dat de kluis op een andere manier was verkregen. De rechtbank heeft de omstandigheden van de inbraak, de aanwezigheid van inbrekerswerktuigen en het gedrag van de verdachte in de beoordeling meegenomen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en het advies van de reclassering. De rechtbank oordeelde dat de strafeis van de officier van justitie proportioneel was, gezien de omstandigheden waaronder de inbraak had plaatsgevonden en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/661033-11
Datum uitspraak: 9 februari 2012
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Havenstraat” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2012.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2011 tot en met 22 oktober 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een pand/bedrijf (gelegen aan de Heemstedestraat 25) heeft weggenomen een kluis (met daarin namen voor alarmpassen en/of een of meer pinbonnen en/of een pinafslag en/of een geldbedrag en/of een geldkistje/geldkluis), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of (cafetaria) Hartig, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door een (toegangs)deur van dat pand/bedrijf open te breken/te forceren, in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2011 tot en met 22 oktober 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een kluis (met daarin namen voor alarmpassen en/of een of meer pinbonnen en/of een pinafslag en/of een geldbedrag en/of een geldkistje/geldkluis) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1 Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. Het eventuele scenario, zoals zijdens de verdediging geopperd, dat de verdachten de kluis van een ander zouden hebben verkregen is, bij gebreke van een plausibel relaas van de kant van verdachte hoe dat in zijn werk zou zijn gegaan, niet geloofwaardig. Redengevend daarvoor is tevens het tijdstip (het was midden in de nacht) en het korte tijdsverloop tussen de inbraak en het aantreffen van de ontvreemde goederen in de box (maximaal drieënhalf uur). De inbraak moet volgens de aangifte na 23.00 uur gepleegd zijn en de verdachten zijn omstreeks 02.30 uur aangehouden door de politie in de box, waarna de box is afgedicht. Bovendien heeft verdachte geen verklaring gegeven voor het feit dat hij in de box aanwezig was en ongeveer hetzelfde geldbedrag als twee medeverdachten in zijn bezit had, wat er op kan duiden dat de bij de inbraak betrokken verdachten de buit gelijkelijk hebben verdeeld. Daarnaast waren er inbrekerswerktuigen aanwezig in de box en in de in de nabijheid van het flatgebouw aangetroffen auto van verdachte.
3.2 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 21 oktober 2011 tot en met 22 oktober 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand/bedrijf gelegen aan de Heemstedestraat 25 heeft weggenomen een kluis met daarin namen voor alarmpassen en pinbonnen en een pinafslag en een geldbedrag en een geldkistje, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door een toegangsdeur van dat pand/bedrijf open te breken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedrijfsinbraak. Bedrijfsinbraken zijn hinderlijke feiten, die naast schade die dikwijls groter is dan alleen de waarde van de bij de inbraak buit gemaakte goederen, veel hinder, extra werk en verlies door onderbreking van de bedrijfsvoering veroorzaken voor de gedupeerden. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en uitsluitend oog gehad voor zijn persoonlijk financieel gewin.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 3 januari 2012, reeds vele malen is veroordeeld voor vermogensdelicten. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om wederom een strafbaar feit te plegen. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 19 december 2011, waarin wordt geadviseerd om een passende straf op te leggen. Verdachte weigert mee te werken aan reclasseringsinterventies gericht op gedragsverandering. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel geen bijzondere voorwaarden verbinden.
De rechtbank acht de strafeis, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, niet onredelijk. Het is juist dat de LOVS oriëntatiepunten voor een bedrijfsinbraak bij recidive een gevangenisstraf voor de duur van tien weken inhouden. Bij dit oriëntatiepunt is echter geen rekening gehouden met het feit dat het strafbare feit in de nacht in vereniging is gepleegd, hetgeen strafverzwarende factoren zijn. Daarnaast heeft verdachte een uitgebreide documentatie op het gebied van vermogensdelicten. Hij valt weliswaar (net) niet onder het begrip frequente recidivist, maar de rechtbank acht zijn documentatie zorgelijk. Gelet op dit alles acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie proportioneel en geboden.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair bewezen verklaarde
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer] aan:
1 Geld Euro
-
220 Euro briefgeld, 30,90 ct losgeld (4160942)
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M. van den Bergh, voorzitter,
mrs. T.H. van Voorst Vader en J.B. Oreel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Bruggen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 februari 2012.