Parketnummers: 13/676447-11 (A), 13/670330-11 (B) & 13/462882-08 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 24 januari 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] te [woonplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring "Havenstraat" te Amsterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2012.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.A. van de Vliet en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Mulder, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 februari 2011 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (auto)sleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn binnengelopen en/of binnengedrongen en/of
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (aan) die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of(daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Meewerken, meewerken of ik ga schieten" en/of "boven, boven" althans een of meer woord(en) van gelijke dreigende aard of strekking en/of
die [slachtoffer 1] (met kracht) met voornoemd vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of een stroomstootwapen in/tegen de nek, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of gehouden,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een schedelbreuk en/of drie, in elk geval een of meer diepe hoofdwond(en)), in elk geval enig lichamelijk letsel heeft bekomen
die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen (op de grond) te gaan liggen en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: "Ga liggen en handen op je rug" en/of "Bek houden. Handen op de rug", althans (telkens) een of meer woord(en) van gelijke dreigende aard of strekking en/of
die [slachtoffer 2] (terwijl zij op de grond lag) eenmaal of meermalen op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt;
hij op of omstreeks 11 februari 2011 te [plaats], in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn binnengelopen en/of binnengedrongen, waarna hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (aan) die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Meewerken, meewerken of ik ga schieten" en/of "boven, boven", althans een of meer woord(en) van gelijke dreigende aard of strekking en/of
die [slachtoffer 1] (met kracht) met voornoemd vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of een stroomstootwapen in/tegen de nek, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of gehouden,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een schedelbreuk en/of drie, in elk geval een of meer diepe hoofdwond(en)), in elk geval enig lichamelijk letsel heeft bekomen
die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen (op de grond) te gaan liggen en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: "Ga liggen en handen op je rug" en/of "Bek houden. Handen op de rug", althans (telkens) een of meer woord(en) van gelijke dreigende aard of strekking en/of
die [slachtoffer 2] (terwijl zij op de grond lag) eenmaal of meermalen op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt;
hij op of omstreeks 06 april 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg de Zilverschoonstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (merk: Oudemars Piquet, kleur: oranje) en/of een of meer (gouden) (zegel)ring(en) en/of een tas (merk: Louis Vuitton, kleur: bruin) en/of een
ID-kaart en/of een OV-kaart en/of een sjaal (merk: Louis Vuitton, kleur: bruin) en/of 70 euro, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- naar die [slachtoffer 3] toe is/zijn gerend en/of gegaan en/of
- die [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer 3] tegen een hek heeft/hebben gegooid en/of geduwd (waarna die [slachtoffer 3] op de grond is gevallen) en/of
- (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag) die [slachtoffer 3] in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen/op/in zijn buik, althans tegen het lichaam, heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer 3] in het gezicht en/of tegen het (achter)hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- een stroomstootwapen tegen het (rechter)(boven)been, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 3] heeft/hebben geduwd en/of gedrukt en/of gehouden;
hij op of omstreeks 06 april 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de Zilverschoonstraat, althans op of aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge (merk: Oudemars Piquet, kleur: oranje) en/of een of meer (gouden) (zegel)ring(en) en/of een tas (merk: Louis Vuitton, kleur: bruin) en/of een
ID-kaart en/of een OV-kaart en/of een sjaal (merk: Louis Vuitton, kleur: bruin) en/of 70 euro, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- naar die [slachtoffer 3] toe is/zijn gerend en/of gegaan en/of
- die [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer 3] tegen een hek heeft/hebben gegooid en/of geduwd (waarna die [slachtoffer 3] op de grond is gevallen) en/of
- (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag) die [slachtoffer 3] in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen/op/in zijn buik, althans tegen het lichaam, heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer 3] in het gezicht en/of tegen het (achter)hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- een stroomstootwapen tegen het (rechter)(boven)been, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 3] heeft/hebben geduwd en/of gedrukt en/of gehouden;
hij op of omstreeks 06 april 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is in beide zaken bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs in zaak A
4.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
Op 11 februari 2011 omstreeks 19.58 uur bereikte de politie Amsterdam-Amstelland een melding van een woningoverval aan de [A-straat nr] te [plaats].ii Getuige [getuige 1] liep die avond omstreeks 20.00 uur in de [A-straat]. Hij zag daar een man voor de deur van nummer [nr] staan en hoorde kort daarna een hoop geschreeuw. Hij zag nog net dat de man die hij eerder voor de deur had zien staan, naar binnen ging, direct gevolgd door twee andere mannen. Daarna werd de voordeur gesloten. [getuige 1] hoorde geschreeuw en gestommel uit de woning. Het geschreeuw werd veroorzaakt door een mannelijke en een vrouwelijke stem. Terwijl [getuige 1] naar de woning liep, zag hij de voordeur weer open gaan en een hevig bloedende man naar buiten komen, gevolgd door een man die in het zwart gekleed ging. Toen laatstgenoemde man [getuige 1] waarnam, rende hij terug de woning in. [getuige 1] zag de man daarop samen met de twee mannen die nog in de woning waren door de tuindeur naar buiten rennen. Vervolgens zag hij een hevig bloedende vrouw uit de voordeur naar buiten komen.iii
De bewoners van voornoemde woning, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) en zijn echtgenote [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]), zijn bij de woningoverval gewond geraakt.iv In zijn aangifte heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij met [slachtoffer 2] aan tafel zat op het moment dat de bel ging. Toen hij door het raam keek, zag hij voor de deur een man staan die een klapper omhoog hield. [slachtoffer 1] dacht dat hij te maken had met een enquêteur en opende de deur voor de man. De deur werd vervolgens met kracht verder opengeduwd, waarna drie mannen de woning betraden. Twee van hen droegen een bivakmuts, de andere was de man die zich voordeed als enquêteur. De mannen sloten de voordeur snel en één van de mannen met een bivakmuts hield een vuurwapen gericht op [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] hoorde deze man zeggen: "Meewerken, meewerken of ik ga schieten". [slachtoffer 1] kreeg vervolgens meerdere klappen op zijn hoofd, vermoedelijk met het vuurwapen. Ook kreeg hij een stroomstootwapen in zijn nek gedrukt. [slachtoffer 1] probeerde zich te verdedigen en merkte dat hij hevig bloedde. Op een gegeven moment kwamen [slachtoffer 1] en de drie mannen in de woonkamer van de woning terecht, waarbij twee daders zich richting [slachtoffer 2] begaven. [slachtoffer 1] hoorde één van de mannen nog zeggen: "Boven, boven". [slachtoffer 1] kon zich, op het moment dat twee van de mannen bij [slachtoffer 2] waren, ontworstelen en is naar buiten gerend.v [slachtoffer 2] hoorde op het moment dat [slachtoffer 1] de voordeur opende een hoop kabaal en geschreeuw. Zij zag een persoon met een bivakmuts op haar af komen rennen, die tegen haar schreeuwde "Ga liggen en handen op je rug!" en "Bek houden! Handen op je rug!". De man had tie-wraps in zijn handen. [slachtoffer 2] weigerde haar handen op haar rug te doen, waarop zij op haar hoofd werd geslagen. [slachtoffer 2] hoorde een tweede man de woonkamer binnen komen en hoorde kort daarna de schuifpui open gaan, waarna het stil werd. Voor haar gevoel zijn er drie mannen in de woning geweest.vi
In de woning zijn op de vloer tie-wraps, in de keuken de klapper van de man die zich voordeed als enquêteur en een handschoen achtergebleven. [slachtoffer 1] heeft aangegeven zijn autosleutel te missen.vii Bij [slachtoffer 1] zijn drie diepe hoofdwonden vastgesteld met daarbij veel zwelling en een schedelbreuk. Gezien het "zéér forse hoofdletsel" van [slachtoffer 1], heeft de arts "een redelijk risico op ernstige complicaties" vastgesteld "die tot de dood zouden kunnen leiden".viii Bij [slachtoffer 2] zijn een wond boven haar wenkbrauw en een wond op haar voorhoofd vastgesteld.ix
Op het stroomstootwapen dat verdachte bij zijn aanhouding op 6 april 2011 weggooidex is bloed aangetroffen houdende celmateriaal waarvan het DNA-profiel matcht met dat van slachtoffer [slachtoffer 1].xi Op een paar schoenen afkomstig uit de slaapkamer van verdachte is eveneens bloed aangetroffen houdende celmateriaal waarvan het DNA-profiel matcht met dat van slachtoffer [slachtoffer 1].xii
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich, in zijn schriftelijk requisitoir uitgebreid en hier verkort weergegeven, op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte één van de mannen is geweest die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun woning hebben overvallen. Er is bloed van aangever [slachtoffer 1] aangetroffen op het stroomstootwapen dat verdachte bij zijn aanhouding op 6 april 2011 weggooide. Pas ter terechtzitting van 10 januari 2012 heeft verdachte daaromtrent een verklaring willen geven. Deze verklaring is strijdig met zijn eerder afgelegde verklaring en daarnaast ongeloofwaardig. Op schoenen die in de woning van verdachte in beslag zijn genomen, is bloed van [slachtoffer 1] gevonden. De verklaring die verdachte daarvoor ter terechtzitting van 10 januari 2012 heeft gegeven, te weten dat hij op 11 februari 2011 bij medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) in de auto heeft gezeten waarbij het bloed op zijn schoenen moet zijn terechtgekomen, is eveneens ongeloofwaardig.
De uiterlijke kenmerken van verdachte komen overeen met het signalement van de man die zich voordeed als enquêteur en onder verdachte is een grijs joggingvest aangetroffen. Verdachte heeft op 11 februari 2011 aantoonbaar contact met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]), terwijl hij dat zelf ontkent dan wel bagatelliseert. De telefoon van verdachte straalt op 11 februari 2011 een mast aan vlakbij de plaats delict aan de [A-straat]. Daarnaast heeft verdachte op 11 februari 2011 veel contact met [medeverdachte 3], hetgeen overeenkomt met diens verklaring dat hij snorder moest rijden voor verdachte. Verdachte en [medeverdachte 3] bevinden zich blijkens de peilgegevens van hun telefoons op 11 februari 2011 om 19.03 uur in de omgeving van de woning van verdachte en om 20.31 uur in [plaats 2]. Verdachte heeft daar ter terechtzitting van 10 januari 2012 een verklaring voor gegeven die strijdig is met zijn eerder afgelegde verklaringen omtrent zijn aanwezigheid op de verjaardag van zijn nichtje. Deze ter terechtzitting afgelegde verklaring is ongeloofwaardig en moet terzijde worden geschoven. Gelet op het voornoemde bewijs kan het ten laste gelegde vervolgens wettig en overtuigend worden bewezen, aldus de officier van justitie.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, in haar schriftelijke pleitnotities uitgebreid en hier verkort weergegeven, op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. De verklaring van [medeverdachte 3], die verdachte aanwijst als één van de mannen die hij op 11 februari 2011 naar [buurt] heeft vervoerd, is onbetrouwbaar. Door de verhorende verbalisanten is zoveel informatie op voorhand verstrekt, dat [medeverdachte 3] de gelegenheid heeft gehad zijn verklaring af te stemmen op het technisch bewijs. [medeverdachte 3] heeft er daarnaast alle belang bij om anderen, waaronder verdachte, de schuld in de schoenen te schuiven om zijn eigen rol te verkleinen. Verdachte heeft ter terechtzitting een andere verklaring gegeven voor het technisch bewijs dan zijn aanwezigheid op de plaats delict. Op de plaats delict zijn bovendien geen sporen van verdachte gevonden. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting op 10 januari 2012 een aanvullende, deels nieuwe verklaring afgelegd over waar hij was en wat hij deed rond het tijdstip van de woningoverval. Met betrekking tot de verschillende onderdelen van die verklaring overweegt de rechtbank het volgende.
4.4.1 Contact met [medeverdachte]
In zijn verklaring bij de politie wilde verdachte geen antwoord geven op de vraag of hij [medeverdachte] kent.xiii Verdachte heeft ter terechtzitting allereerst betoogd dat hij [medeverdachte] oppervlakkig kent. Hij heeft één keer contact met hem gehad via Skype en ook wel eens via de telefoon. Verdachte en [medeverdachte] spraken elkaar niet vaak, maar kwamen elkaar wel eens tegen in [buurt].xiv
Uit onderzoek naar de laptop die in de woning van [medeverdachte] in beslag is genomen, blijkt dat verdachte en [medeverdachte] in de periode na het ten laste gelegde feit ten minste tweemaal met elkaar contact hebben gehad via Skype.xv Op de in beslag genomen BlackBerry van verdachte is een foto van [medeverdachte] en een foto van [medeverdachte] en verdachte samen aangetroffen.xvi [medeverdachte] is, terwijl verdachte gedetineerd was in het Huis van Bewaring "Havenstraat" te Amsterdam, tweemaal enkele uren bij hem op bezoek geweest.xvii Nadat hem voornoemde contactmomenten zijn voorgehouden, heeft verdachte toegegeven dat deze momenten er zijn geweest, maar niet méér dan deze contactmomenten.
Dat uit de stukken van het dossier alle contactmomenten die er ooit tussen verdachte en [medeverdachte] zijn geweest zouden blijken, acht de rechtbank niet waarschijnlijk. Het komt de rechtbank voor dat verdachte heeft geprobeerd de indruk te wekken dat hij en [medeverdachte] elkaar nauwelijks kennen. Gelet op het voornoemde technische bewijs voor contacten tussen verdachte en [medeverdachte] echter, kan naar het oordeel van de rechtbank worden gezegd dat verdachte en [medeverdachte] elkaar meer dan oppervlakkig kenden.
4.4.2 Verkeersgegevens op 11 februari 2011
Verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie aangegeven dat hij op 11 februari 2011 de hele dag, althans vanaf 18.00 uur op de verjaardag van zijn nichtje is geweest.xviii Verdachte heeft ter terechtzitting echter verklaard dat hij pas rond 22.00 uur naar de verjaardag van zijn nichtje is gegaan. De rechtbank acht het opmerkelijk dat verdachte pas in een dergelijk laat stadium van het onderzoek voormelde verklaring bijstelt en ook overigens opheldering lijkt te willen geven. Inhoudelijk overweegt de rechtbank over dit deel van deze verklaring het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 11 februari 2011 rond 19.00 uur telefonisch contact heeft gezocht met [medeverdachte] om hem te vragen wat hij die avond zou gaan doen.xix Zijn telefoon heeft hij nooit uitgeleend.xx Uit historische verkeersgegevens blijkt dat verdachte op 11 februari 2011 om 17.31 uur telefonisch contact heeft gehad met het nummer eindigend op [tel.nr] dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte]. Om 18.51 uur heeft hij geprobeerd nogmaals telefonisch contact met hem te zoeken, maar dat heeft niet tot daadwerkelijk contact geleid.xxi Gelet daarop moet het dan ook het gesprek van 17.31 uur zijn geweest waarin verdachte aan [medeverdachte] zou hebben gevraagd wat hij die avond zou gaan doen. In dat gesprek zou [medeverdachte] hebben aangegeven dat hij die avond thuis wilde blijven. Op vragen van de rechtbank naar het uitpeilen van zijn telefoon in de buurt van de [A-straat] om 19.19 uur heeft verdachte verklaard dat hij, in de hoop dat [medeverdachte] met hem wilde afspreken, vast richting diens woning was gegaan.xxii Echter, uit de peilgegevens blijkt dat de telefoon van verdachte op 11 februari 2011 tenminste tot 19.03 uur nog uitpeilde aan de [B-straat] te [plaats], welke zendmast gelegen is in de buurt van de woning van verdachte.xxiii Nu verdachte reeds om 17.31 uur contact heeft gehad met [medeverdachte] en niet is gebleken van gesprekken die daarna hebben plaatsgevonden, is de verklaring van verdachte omtrent de reden van zijn aanwezigheid in de buurt van de [A-straat] om 19.19 uur ongeloofwaardig.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij op 11 februari 2011 meermalen contact heeft gezocht met [medeverdachte 3], omdat hij het stroomstootwapen terug wilde dat hij enige tijd daarvoor aan [medeverdachte 3] had uitgeleend. [medeverdachte 3] zou verdachte in de buurt van de bushalte in de omgeving van het [C-plein] te [plaats] ophalen. Deze bushalte is gelegen in de omgeving van de plaats delict. Omdat [medeverdachte 3] op zich liet wachten, heeft verdachte hem meermalen gebeld. Het voelde volgens verdachte alsof hij bij de bushalte uren op [medeverdachte 3] heeft staan wachten.xxiv
Dit onderdeel van de verklaring van verdachte acht de rechtbank onaannemelijk. Ten eerste heeft het er alle schijn van dat verdachte om 19.03 uur in de omgeving van zijn woning in contact is gekomen met [medeverdachte 3]. De telefoons van verdachte en [medeverdachte 3] stralen op dat moment immers beide een zendmast aan de [B-straat] te [plaats] aan.xxv Daarnaast blijkt uit de historische verkeersgegevens dat verdachte tenminste tot 19.03 uur in de omgeving van zijn woning is geweest. Pas om 19.19 uur straalt de telefoon van verdachte een zendmast in de omgeving van de [A-straat] aan, welke in de buurt ligt van het [C-plein].xxvi Verdachte heeft zich in de tussen voornoemde tijdstippen gelegen tijd wellicht verplaatst naar het [C-plein], waar hij volgens zijn eigen verklaring lange tijd op [medeverdachte 3] heeft staan wachten. Dit lange wachten is de reden geweest voor het veelvuldige contact met [medeverdachte 3]. Echter, na 19.03 uur heeft verdachte geen telefonisch contact meer gezocht met [medeverdachte 3], terwijl hij volgens zijn verklaring ter terechtzitting pas op een tijdstip na het moment (kort voor 19.58 uur) waarop de overval plaatsvond, door [medeverdachte 3] is opgepikt in de omgeving van de [A-straat].
Op een paar schoenen van verdachte is bloed van aangever [slachtoffer 1] aangetroffen. Verdachte heeft deze schoenen nooit uitgeleend.xxvii Verdachte heeft tegengesproken dat hieruit moet worden geconcludeerd dat hij tijdens de overval op de woning van [slachtoffer 1] daar aanwezig was. Volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting moet dit bloed op zijn schoenen terecht zijn gekomen toen hij op 11 februari 2011 bij [medeverdachte 3] in de auto zat. Hij verklaart in de auto zijn veters te hebben gestrikt. Verdachte is op 11 februari 2011 door [medeverdachte 3] in diens auto opgepikt.
Deze verklaring van verdachte brengt mee dat hij, enkel door het plaatsnemen in de auto van [medeverdachte 3] of het aldaar strikken van zijn veters, bloed van aangever [slachtoffer 1] op zijn schoenen heeft gekregen. Uit de bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) blijkt dat op de rechterschoen van verdachte aan de rechter zijkant iets onder de enkel bloed is gevonden waarvan het DNA-profiel matcht met dat van aangever [slachtoffer 1]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurige persoon matcht met dit DNA-profiel wordt kleiner dan één op één miljard genoemd.xxviii Het door verdachte geschetste scenario dat bloed van [slachtoffer 1] via de auto van [medeverdachte 3] op zijn schoen is gekomen, lijkt, ook gelet op de plek waarop dit bloed op de schoen is gevonden, op voorhand minder waarschijnlijk. Op grond van het navolgende acht de rechtbank deze verklaring bovendien in strijd met de overige gegevens in het dossier.
Volgens de verklaring van verdachte moet hij, nadat de ten laste gelegde overval heeft plaatsgevonden en het bloed van aangever [slachtoffer 1] in de auto van [medeverdachte 3] terechtgekomen zou zijn, door [medeverdachte 3] zijn opgepikt. Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens ten minste "enige tijd" met [medeverdachte 3] samen is geweest.xxix
De melding van de woningoverval aan de [A-straat nr] is op 11 februari 2011 om 19.58 uur bij de politie binnengekomen en de overval heeft kort daarvoor plaatsgevonden. Als de verklaring van verdachte zou worden gevolgd, moeten de daders van de overval omstreeks dat tijdstip in de auto van [medeverdachte 3] zijn ontkomen en dit voertuig weer hebben verlaten, nog voordat [medeverdachte 3] verdachte met zijn auto heeft opgepikt in de buurt van het [C-plein] te [plaats]. Vervolgens zou [medeverdachte 3] met verdachte naar [plaats 2] zijn gereden. Daar peilt de telefoon van verdachte op 11 februari 2011 om 20.31 uur uit.xxx
Gelet op de tijdsspanne waarbinnen dit alles plaats zou hebben moeten vinden, acht de rechtbank dit onderdeel van de verklaring van verdachte fysiek onmogelijk en ook overigens onaannemelijk.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 januari 2012 een verklaring afgelegd om het technische bewijs tegen hem te verklaren. Deze verklaring is in strijd met zijn eerder afgelegde verklaring, ongeloofwaardig en in strijd met de overige informatie uit het dossier. De rechtbank schuift de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dan ook terzijde.
Nu verdachte geen aannemelijke redengevende verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van het bloed van slachtoffer [slachtoffer 1] op zijn schoenen en zijn aantoonbare aanwezigheid in de omgeving van de plaats delict terwijl deze omstandigheden wel om een dergelijke verklaring vragen, is de conclusie van de rechtbank dat verdachte ten tijde van de overval in de woning is geweest. De rechtbank acht om deze reden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één van de drie mannen is geweest die aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun woning hebben overvallen. Gelet op dit oordeel gaat de rechtbank niet in op hetgeen de verdediging heeft aangevoerd over de voor verdachte belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3].
De rechtbank overweegt ten aanzien van de hierna volgende bewezenverklaring nog dat het vuurwapen waarover aangever [slachtoffer 1] spreekt, niet is gevonden. Derhalve is niet komen vast te staan of het om een vuurwapen als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie gaat. Gelet daarop zal de rechtbank het gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bewezen verklaren. Vanwege het ernstige letsel bij [slachtoffer 1], acht de rechtbank tevens bewezen dat de [slachtoffer 1] met dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp is geslagen.
5. Waardering van het bewijs in zaak B
5.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, wat de bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten betreft, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte de aan hem in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft bekend en de raadsvrouw voor geen van de ten laste gelegde feiten vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met de hierna genoemde opgave van de bewijsmiddelen worden volstaan.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals weergegeven in rubriek 6, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2012;
- een proces-verbaal van aangifte met nummer 2011086390-1 van 6 april 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11], doorgenummerde pag. 1-5 van het dossier in zaak B, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3];
- een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011086390-6 van 6 april 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 12] en [verbalisant 13], doorgenummerde pag. 31-33 van het dossier in zaak B, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren;
- een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011086390-9 van 6 april 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 14] en [verbalisant 15], doorgenummerde pag. 34-36 van het dossier in zaak B, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren;
- een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011086390-30 van 7 april 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 16], doorgenummerde pag. 45 van het dossier in zaak B, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals weergegeven in rubriek 6, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2012;
- een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011086390-9 van 6 april 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 14] en [verbalisant 15], doorgenummerde pag. 34-36 van het dossier in zaak B, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren;
- een proces-verbaal van onderzoek wapen met nummer 2011086390-29 van 7 april 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 17], doorgenummerde pag. 41 van het dossier in zaak B, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar.
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 en 5 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 11 februari 2011 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autosleutel, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders
de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn binnengedrongen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] hebben getoond en voorgehouden en op het lichaam van die [slachtoffer 1] hebben gericht en daarbij tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Meewerken, meewerken of ik ga schieten" en "boven, boven" en die [slachtoffer 1] met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd hebben geslagen en een stroomstootwapen in de nek van die [slachtoffer 1] hebben gehouden,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk en drie diepe hoofdwonden, heeft bekomen en
die [slachtoffer 2] hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en daarbij hebben gezegd: "Ga liggen en handen op je rug" en "Bek houden. Handen op je rug" en die [slachtoffer 2] terwijl zij op de grond lag op het hoofd hebben geslagen;
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 6 april 2011 te Amsterdam, op of aan de openbare weg de Zilverschoonstraat, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, merk Oudermars Piquet, kleur oranje, een gouden zegelring, een tas, merk Louis Vuitton, kleur bruin, een ID-kaart, een OV-kaart en 70 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader
- naar die [slachtoffer 3] toe zijn gerend en
- die [slachtoffer 3] hebben vastgepakt en
- die [slachtoffer 3] tegen een hek hebben gegooid, waarna die [slachtoffer 3] op de grond is gevallen en
- terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag, die [slachtoffer 3] in het gezicht en op/in zijn buik hebben geschopt en getrapt en
- die [slachtoffer 3] in het gezicht en tegen het achterhoofd hebben gestompt en
- een stroomstootwapen tegen het rechterbovenbeen van die [slachtoffer 3] hebben gehouden;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 6 april 2011 te Amsterdam een wapen van categorie II onder 5, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
7. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
8. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
9. Motivering van de straf en maatregelen
9.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 (zes) jaren, met aftrek van voorarrest.
9.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden moet worden opgelegd. De raadsvrouw wijst daarbij op de jonge leeftijd van verdachte en de mogelijkheden die de reclassering ziet tot gunstige beïnvloeding.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich wat het in zaak A bewezen verklaarde betreft schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf. Hij heeft, samen met zijn mededaders, de aangevers onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp overvallen in hun woning. Verdachte en zijn mededaders hebben de aangevers daarbij mishandeld, waarbij aangever [slachtoffer 1] ernstig letsel heeft opgelopen dat tot zijn dood had kunnen leiden. De gevolgen van de woningoverval zijn voor de aangevers, zo blijkt uit de toelichting op hun vorderingen benadeelde partij, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2011 (pag. 406-408) en de toelichting van hun zoon ter terechtzitting van 10 januari 2012, buitengewoon ernstig geweest en hadden nog veel ernstiger zijn. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Dat aangevers zich blijkens hun verklaringen niet langer veilig voelen in hun woning, rekent de rechtbank verdachte en zijn medeverdachten zwaar aan. Slachtoffers van misdrijven als het onderhavige kunnen nog lang last houden van de psychische gevolgen daarvan. Bovendien heeft het - op het eerste gezicht willekeurige - handelen van verdachte en zijn mededaders bijgedragen aan de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Daaraan draagt ook bij dat verdachten geen inzicht hebben gegeven in de achtergrond en beweegredenen van hun handelen.
Dat, zoals eerder overwogen, niet kan worden vastgesteld of de overvallers daadwerkelijk een vuurwapen hebben gebruikt of enkel een daarop gelijkend voorwerp, doet aan de beleving van de aangevers niet af. Zij zagen zich tijdens de overval geconfronteerd met een voorwerp dat hen angst aanjaagde. De aangevers hebben tijdens de overval gevreesd voor hun leven. Verdachte en zijn mededaders hebben door het slaan en stompen van de aangevers, inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze personen.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich bij hun handelen enkel laten leiden door eigen geldelijk gewin en er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de woning, de eigendommen en de lichamelijke integriteit van anderen. Verdachte en zijn mededaders hebben de woning van de aangevers in georganiseerd verband en op listige wijze, door gebruikmaking van de "enquêtetruc", overvallen. Zij hebben daarbij tie-wraps, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en bivakmutsen voorhanden gehad. De rechtbank acht dit alles bijzonder ernstig.
Ook wat het in zaak B bewezen verklaarde betreft, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een tweetal ernstige feiten. Verdachte heeft, samen met een ander, de toen nog maar net 16-jarige aangever [slachtoffer 3] op gewelddadige wijze beroofd. Zij hebben [slachtoffer 3] daarbij vastgepakt, tegen een hek gegooid en hem terwijl hij op de grond lag in zijn gezicht en zijn buik geschopt en in zijn gezicht en tegen zijn hoofd gestompt. Ook hebben zij een stroomstootwapen tegen zijn rechterbovenbeen gezet en het gebruikt. [slachtoffer 3] heeft van het handelen van verdachte en zijn mededader niet alleen pijn ondervonden, maar ook angst bekomen. Verdachte en zijn mededader hebben zich enkel laten leiden door eigen geldelijk gewin en hebben geen enkel respect getoond voor de eigendommen en de lichamelijke integriteit van anderen. Het behoeft geen betoog dat slachtoffers van dergelijke delicten, zich nog lang onveilig kunnen voelen als zij zich op straat begeven. Straatroven dragen, mede omdat zij op de openbare weg plaatsvinden, bovendien in hoge mate bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Het aanwezig hebben van dergelijke wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en maken een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het idee om [slachtoffer 3] te beroven aan zijn brein is ontsproten. Verdachte "had het financieel niet breed" en wilde "dingen kopen die te duur waren", maar wenste zijn moeder "daar niet mee lastig te vallen". Twee minuten voordat verdachte het feit pleegde, wist hij nog niet dat hij het zou gaan doen. Aangever [slachtoffer 3] liep langs en toen dacht verdachte "die pakken we". De rechtbank is geschokt door het kennelijke gemak waarmee verdachte vanuit deze door hem gestelde financiële situatie, wat daar verder van zij, overgaat tot het beroven van een medemens om zijn honger naar dure goederen te kunnen stillen. De rechtbank maakt zich voorts ernstige zorgen om het aanzienlijke geweld dat verdachte daarbij heeft gebruikt en waarover hij schijnbaar onbewogen een verklaring heeft afgelegd. Verdachte heeft verklaard een stroomstootwapen te hebben gebruikt, maar zich niet te hebben gerealiseerd dat aangever daar pijn van zou ondervinden. "Ik dacht: als hij geen gevoel meer heeft in zijn been, dan heeft hij ook geen pijn." Wat het stompen van aangever betreft, heeft verdachte verklaard dat dit "misschien niet nodig was, maar ik vond van wel. Ik zag die andere jongens en uit extra opwinding ben ik hem toen ook gaan slaan". Het is moeilijk voorstelbaar dat een dergelijke handelwijze voor iemand van zijn leeftijd normaal is, maar verdachte heeft er onvoldoende blijk van gegeven zijn handelen en met name het gebruikte geweld achteraf af te keuren. Desgevraagd heeft verdachte weliswaar aangegeven spijt te hebben, maar gelet op zijn uit zijn overige verklaringen blijkende zeer berekenende houding kan de rechtbank niet uitsluiten dat deze spijt meer te maken heeft met zijn verblijf in het Huis van Bewaring dan met oprecht berouw.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages van Reclassering Nederland d.d. 11 mei 2011 en 14 oktober 2011 betreffende verdachte. Daaruit is het beeld ontstaan van dreigende voortekenen voor een criminele carrière. Verdachte lijkt enerzijds te hebben gekozen voor een attitude van verharding, terwijl hij, anderzijds, in relatie tot zijn familie een andere attitude kiest. Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 januari 2012 aangegeven zich te herkennen in het door de reclassering geschetste beeld.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van psycholoog W.M. Knol-Schoonhoven d.d. 4 oktober 2011 betreffende verdachte. De psycholoog maakt daarin melding van het ingeklemd zijn tussen de criminele cultuur van zijn woonbuurt met de uitdaging hieraan deel te nemen en de gelovige kerkcultuur waarin hij is opgevoed. Thuis gedraagt verdachte zich aangepast en hulpvaardig, in de buurt en op school beheerst en onverschrokken. Verdachte praat rustig over criminele mogelijkheden om snel rijk te worden. Het zich trainen in zelfbeheersing en niet tonen van emoties of spijt over gedrag is een dreigend voorteken van een gekozen attitude van verharding. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven zich in dit beeld niet te herkennen. De houding van verdachte ter terechtzitting komt naar het oordeel van de rechtbank echter wel degelijk met voornoemde bevindingen overeen. Verdachte heeft blijk gegeven van een uiterst berekenende en duale houding. Kennelijk in het licht van het massieve bewijs in zaak B heeft verdachte, hoewel hij eerst ontkende, dit feit bekend. Geconfronteerd met de bewijzen die er tegen hem in zaak A liggen heeft hij een uiterst gecompliceerde en ongeloofwaardige verklaring afgelegd om dit bewijs te kunnen verklaren. Hoewel verdachte heeft aangegeven dat hij geld verdienen op criminele wijze niet acceptabel vindt, geven zijn beweegredenen tot het begaan van feit 1 in zaak B een heel ander beeld. De rechtbank acht dit uiterst zorgelijk.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de hoven en de rechtbanken (LOVS). In deze zogenaamde LOVS-richtlijnen is voor diverse delicten een oriëntatiepunt voor de op te leggen straf geformuleerd. Het oriëntatiepunt voor een woningoverval met daarbij ander dan licht geweld is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren. Strafvermeerderende factoren daarbij zijn de kwetsbaarheid van de slachtoffers, de aard en ernst van het letsel, een samenwerkingsverband, professionele werkwijze, recidive en het soort wapen. Het toepasselijke oriëntatiepunt voor een straatroof is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden. De rechtbank is echter van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden gelet op de ernst van het feit, de jeugdigheid van het slachtoffer en het gebruikte geweld in dit geval meer op haar plaats zou zijn. De LOVS-richtlijnen bevatten geen oriëntatiepunten voor overtreding van de Wet Wapens en Munitie.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 juli 2011 niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Tenslotte houdt de rechtbank enerzijds ten voordele van verdachte rekening met zijn jonge leeftijd. Anderzijds acht de rechtbank het zeer verontrustend dat verdachte zich op deze jonge leeftijd aan voornoemde strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
Gelet op de ernst van de feiten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf. Alles afwegende acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden. Gelet op de duur daarvan is een voorwaardelijk strafdeel niet mogelijk en acht de rechtbank het moment van de uitspraak daarnaast niet geschikt voor het opleggen van enige behandeling of begeleiding. De laatste fase van de detentie is daarvoor beter geschikt.
Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1 1.00 STK Horloge Kl:grijs
FOSSIL
4037106; zilver met zwarte wijzerplaat
2 1.00 STK Ring Kl:goud/zwart
-
4037107; zegelring met zwarte steen
3 1.00 STK Ring Kl:zilver
-
4037108;
4 1.00 STK Zaktelefoon Kl:zwart
BLACKBERRY
4037109; t-mobile blackberry
5 1.00 STK Jas Kl:zwart
MONCLER
4037116; gewatteerde korte nylon jas
6 1.00 STK Mes Kl:zwart
-
4037111; lengte lemmet ongeveer 10 cm
7 1.00 STK Stroomstootwapen Kl:grijs
-
4037114; pocket formaat
Onttrekking aan het verkeer
Nu met behulp van het onder 7 in beslag genomen voorwerp het bewezen geachte is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Onttrekking aan het verkeer
Nu het onder 6 in beslag genomen voorwerp is aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl het kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
De onder 1, 2, 3, 4 en 5 in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden geretourneerd aan de rechthebbende.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 2], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 950,41 (negenhonderdvijftig euro en eenenveertig eurocent), waarvan € 50,41 (vijftig euro en eenenveertig eurocent) voor materiële schade en € 900,00 (negenhonderd euro) voor immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal in het belang van [slachtoffer 2], als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opleggen, omdat verdachte jegens [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht. De rechtbank waardeert deze op
€ 950,41 (negenhonderdvijftig euro en eenenveertig eurocent), waarvan € 50,41 (vijftig euro en eenenveertig eurocent) voor materiële schade en € 900,00 (negenhonderd euro) voor immateriële schade, bij niet voldoen te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 (achttien) dagen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 1], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 4.002,80 (vierduizendtwee euro en tachtig eurocent), waarvan € 2.752,28 (tweeduizend zevenhonderdtweeënvijftig euro en achtentwintig eurocent) voor materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) voor immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Waar de raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering wat betreft de kosten voor extra beveiligingsmaatregelen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, merkt de rechtbank op dat de vordering zo is gewijzigd dat deze niet langer kosten voor de voornoemde maatregelen inhoudt.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal in het belang van [slachtoffer 1], als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opleggen, omdat verdachte jegens [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht. De rechtbank waardeert deze op € 4.002,80 (vierduizendtwee euro en tachtig eurocent), waarvan € 2.752,28 (tweeduizend zevenhonderdtweeënvijftig euro en achtentwintig eurocent) voor materiële schade en
€ 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) voor immateriële schade, bij niet voldoen te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 13 april 2011 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/462882-08, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 27 maart 2009 van de kinderrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 30 (dertig) uren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de bijzondere voorwaarde zou hebben overtreden.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 77bb van het Wetboek van Strafrecht, aan verdachte is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het in beide zaken ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
6 1.00 STK Mes Kl:zwart
-
4037111; lengte lemmet ongeveer 10 cm
7 1.00 STK Stroomstootwapen Kl:grijs
-
4037114; pocket formaat
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
1 1.00 STK Horloge Kl:grijs
FOSSIL
4037106; zilver met zwarte wijzerplaat
2 1.00 STK Ring Kl:goud/zwart
-
4037107; zegelring met zwarte steen
3 1.00 STK Ring Kl:zilver
-
4037108;
4 1.00 STK Zaktelefoon Kl:zwart
BLACKBERRY
4037109; t-mobile blackberry
5 1.00 STK Jas Kl:zwart
MONCLER
4037116; gewatteerde korte nylon jas
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen
[slachtoffer 2]
Wijst de vordering van [slachtoffer 2], wonende op het adres [A-straat nr] te [plaats], toe tot € 950,41 (negenhonderdvijftig euro en eenenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, waarvan € 50,41 (vijftig euro en eenenveertig eurocent) voor materiële schade en € 900,00 (negenhonderd euro) voor immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2], aan de Staat € 950,41 (negenhonderdvijftig euro en eenenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, waarvan € 50,41 (vijftig euro en eenenveertig eurocent) voor materiële schade en € 900,00 (negenhonderd euro) voor immateriële schade, te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 18 (achttien) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[slachtoffer 1]
Wijst de vordering van [slachtoffer 1], wonende op het adres [A-straat nr] te [plaats], toe tot € 4.002,80 (vierduizendtwee euro en tachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, waarvan € 2.752,28 (tweeduizend zevenhonderdtweeënvijftig euro en achtentwintig eurocent) voor materiële schade en
€ 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) voor immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1], aan de Staat € 4.002,80 (vierduizendtwee euro en tachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, waarvan € 2.752,28 (tweeduizend zevenhonderdtweeënvijftig euro en achtentwintig eurocent) voor materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) voor immateriële schade, te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 50 (vijftig) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 27 maart 2009, namelijk een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, subsidiair 15 (vijftien) dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Bade, voorzitter,
mrs. C.W. Inden en K.M. van Hassel, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Jaakke-van den Berg en mr. G. Veldman, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2012.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011037350-2 van 11 februari 2011, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pag. 1-3, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren.
iii Het proces-verbaal van bevindingen, aangehaald in noot 2 & een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011037350-8 van 12 februari 2011, opgemaakt door [verbalisant 3], pag. 18-19, inhoudende de verklaring van [getuige 1].
iv Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2011037350-18 van 17 februari 2011, opgemaakt door [verbalisant 5], pag. 26-30, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] & Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2011037350-1 van 17 februari 2011, opgemaakt door [verbalisant 3], pag. 36-39, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2].
v Het proces-verbaal van aangifte, aangehaald in noot 4, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].
vi Het proces-verbaal van aangifte, aangehaald in noot 4, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2].
vii De processen-verbaal van aangifte, aangehaald in noot 4.
viii Een geschrift, zijnde een medische verklaring, inhoudende een beschrijving van het letsel van [slachtoffer 1] van 28 februari 2011, opgemaakt door een geneeskundige van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis te Amsterdam, pag. 31.
ix Een geschrift, zijnde een medische verklaring, inhoudende een beschrijving van het letsel van [slachtoffer 2] van 2 mei 2011, opgemaakt door een geneeskundige van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis te Amsterdam, pag. 236.
x Een proces-verbaal met nummer 2011037350 van 24 mei 2011, opgemaakt door [verbalisant 5], pag. 282-283, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar.
xi Een geschrift, zijnde een onderzoek naar biologische sporen en (vergelijkend) DNA-onderzoek met nummer 2011.02.15.223 van 20 mei 2011, opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut, pag. 290-297.
xii Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011037350-110 van 30 mei 2011, opgemaakt door [verbalisant 9], pag. 301, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar & een geschrift, zijnde een onderzoek naar biologische sporen en (vergelijkend) DNA-onderzoek met nummer 2011.02.15.223 van 1 juni 2011, opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut, pag. 304-313.
xiii Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2011037350-118 van 9 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 8] en [verbalisant 7], pag. 344-359, inhoudende de verklaring van verdachte, pag. 352 van dat proces-verbaal.
xiv Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2012.
xv Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011037350 van 30 mei 2011, opgemaakt door [verbalisant 6], pag. 240-241, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar.
xvi Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011037350 van 20 mei 2011, opgemaakt door [verbalisant 5], pag. 264-265, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar.
xvii Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011037350-112 van 2 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 9], pag. 302-303, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar.
xviii Het proces-verbaal, aangehaald in noot 13, pag. 356 van dat verhoor.
xix Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2012.
xx Het proces-verbaal, aangehaald in noot 13, pag. 352 van dat verhoor.
xxi Een proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens met nummer 2011037350-111 van 8 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 9], pag. 314-317, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar & een proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens met nummer 2011037350-113 van 9 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 9], pag. 331-333, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar.
xxii Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2012.
xxiii Het proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens, aangehaald in noot 21, pag. 331-333, pag. 332 van dat proces-verbaal.
xxiv Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2012.
xxv Het proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens, aangehaald in noot 21, pag. 331-333, pag. 332 van dat proces-verbaal & een proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens met nummer 2011037350-123 van 14 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 9], pag. 396-399.
xxvi Het proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens, aangehaald in noot 21, pag. 331-333, pag. 332 van dat proces-verbaal
xxvii Het proces-verbaal, aangehaald in noot 13, pag. 353.
xxviii Het geschrift, aangehaald in noot 12, pag. 308 en 309.
xxix Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2012.
xxx Het proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens, aangehaald in noot 21, pag. 331-333, pag. 332 van dat proces-verbaal