Parketnummer: 13/656833-10 (PROMIS)
Datum uitspraak: 9 februari 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] te [woonplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Haarlem" te Haarlem.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16, 17, 19, 23 en 26 januari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Kramer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.J.C. Verlaan, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd, zoals op de zitting van 16 januari 2012 nader is omschreven, dat
Primair:
Hij op of omstreeks 01 december 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)), van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (krachtig) (fysiek) geweld (verwurging) uitgeoefend op de halsstreek, in elk geval het lichaam van die (mans)persoon (terwijl deze was gekneveld en/of werd vastgehouden en/of werd geslagen en/of gestompt op/tegen het lichaam) tengevolge waarvan voornoemde (mans)persoon is overleden:
Artikel 289 juncto 47 lid 1 sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien terzake van de vorenstaande ten laste gelegde moord geen veroordeling mocht volgen,
Hij op of omstreeks 07 december 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)) van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet (krachtig) (fysiek) geweld (verwurging) uitgeoefend op de halsstreek, in elk geval het lichaam van die (mans)persoon (terwijl deze was gekneveld en/of werd vastgehouden en/of werd geslagen en/of gestompt op/tegen het lichaam) tengevolge waarvan voornoemde (mans)persoon is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van na te noemen strafbaar feit (te weten (poging tot) afpersing, gepleegd in vereniging en/of (poging tot) diefstal met geweld, gepleegd in vereniging), althans enig strafbaar feit, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om. bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren
immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op of omstreeks 07 december 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een manspersoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)) gedwongen tot de afgifte van een som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m( n) [slachtoffer naam 1] en/of [slachtoffer naam 2] en/of [slachtoffer naam 3]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld of bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s),
- naar de woning van voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] en/of [slachtoffer naam 2] en/of [slachtoffer naam 3]) is/zijn gegaan en/of
- (aldaar) heeft/hebben aangebeld en/of
- (nadat voornoemde (mans)persoon de deur van die woning had geopend) een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op voornoemde (mans)persoon heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon die woning heeft/hebben ingeduwd en/of
- die woning is/zijn binnen gegaan en/of
- met zijn/hun hand(en) de mond van voornoemde (mans)persoon dicht gehouden en/of gedrukt en/of zijn/hun hand(en) over de mond van voornoemde (mans)persoon heeft/hebben gedaan en/of gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon in (de richting van) een slaapkamer heeft/hebben geduwd en/of geleid en/of
- die woning heeft/hebben doorzocht;
of
- ter uitvoering van het door verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)) te dwingen tot de afgifte van een som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] en/of [slachtoffer naam 2] en/of [slachtoffer naam 3]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- naar de woning van voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] en/of [slachtoffer naam 2] en/of [slachtoffer naam 3]) gegaan en/of
- (aldaar) aangebeld en/of
- (nadat voornoemde (mans)persoon de deur van die woning had geopend) een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op voornoemde (mans)persoon gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon die woning ingeduwd en/of
- die woning binnen gegaan en/of
- met zijn/hun hand(en) de mond van voornoemde (mans)persoon dicht gehouden en/of gedrukt en/of zijn/hun hand(en) over de mond van voornoemde (mans)persoon gedaan en/of gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon in (de richting van) een slaapkamer geduwd en/of geleid en/of
- die woning heeft/hebben doorzocht;
- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen een som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, geheel of ten dele toebehorende aan een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een of meer van) zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld of bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s),
- naar de woning van voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] en/of [slachtoffer naam 2] en/of [slachtoffer naam 3]) is/zijn gegaan en/of
- (aldaar) heeft/hebben aangebeld en/of
- (nadat voornoemde (mans)persoon de deur van die woning had geopend) een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op voornoemde (mans)persoon heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon die woning heeft/hebben ingeduwd en/of
- die woning is/zijn binnen gegaan en/of
- met zijn/hun hand(en) de mond van voornoemde (mans)persoon dicht gehouden en/of gedrukt en/of zijn/hun hand(en) over de mond van voornoemde (mans)persoon heeft/hebben gedaan en/of gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon in (de richting van) een slaapkamer heeft/hebben geduwd en/of geleid en/of
- die woning heeft/hebben doorzocht;
of
- ter uitvoering van het door verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, geheel of ten dele toebehorende aan een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een of meer van) zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
- naar de woning van voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] en/of [slachtoffer naam 2] en/of [slachtoffer naam 3]) gegaan en/of
- (aldaar) aangebeld en/of
- (nadat voornoemde (mans)persoon de deur van die woning had geopend) een of meer vuurwapen(s) althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op voornoemde (mans)persoon gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon die woning ingeduwd en/of
- die woning binnen gegaan en/of
- met zijn/hun hand(en) de mond van voornoemde (mans)persoon dicht gehouden en/of gedrukt en/of zijn/hun hand(en) over de mond van voornoemde (mans)persoon gedaan en/of gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon in (de richting van) een slaapkamer geduwd en/of geleid en/of
- die woning doorzocht;
Artikel 288 juncto 47 lid 1 sub 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidair:
Hij op of omstreeks 07 december 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld of bedreiging met geweld een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)), heeft gedwongen tot afgifte van een (aanzienlijke) som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die (mans)persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een (aanzienlijke) som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- naar de woning van voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)) is/zijn gegaan en/of
- (aldaar) heeft/hebben aangebeld en/of
- (nadat voornoemde (mans)persoon de deur van die woning had geopend) een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op voornoemde (mans)persoon heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon die woning heeft/hebben ingeduwd en/of
- die woning is/zijn binnen gegaan en/of
- met zijn/hun hand(en) de mond van voornoemde (mans)persoon heeft/hebben dicht gehouden en/of gedrukt en/of zijn/hun hand(en) over de mond van voornoemde (mans)persoon heeft/hebben gedaan en/of gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon in (de richting van) een slaapkamer heeft/hebben geduwd en/of geleid en/of
- (krachtig) (fysiek) geweld (verwurging) heeft/hebben uitgeoefend op de halsstreek, in elk geval het lichaam van die (mans)persoon (terwijl deze was gekneveld en/of werd vastgehouden en/of werd geslagen en/of gestompt op/tegen het lichaam)
terwijl dat feit de dood van die (mans)persoon men gevolge heeft gehad;
Artikel 317/312 lid 3 juncto 47 lid 1 sub 1 Wetboek van Strafrecht
Meest subsidiair:
Hij op of omstreeks 07 december 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het/de door verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld of bedreiging met geweld een (mans)persoon persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)), te dwingen tot afgifte van een som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een som geld en/of een hoeveelheid (hard)drugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)), te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
met (een of meer van) zijn mededader(s), althans alleen,
- naar de woning van voornoemde (mans)persoon (bekend onder de na(a)m(en) [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984] te Nigeria) en/of [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria)), is gegaan en/of
- (aldaar) heeft aangebeld en/of
- (nadat voornoemde (mans)persoon de deur van die woning had geopend) een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op voornoemde (mans)persoon heeft gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon die woning heeft ingeduwd en/of
- die woning is binnen gegaan en/of
- met zijn/hun hand(en) de mond van voornoemde (mans)persoon heeft dicht gehouden
en/of gedrukt en/of zijn/hun hand(en) over de mond van voornoemde (mans)persoon heeft gedaan en/of gehouden en/of
- voornoemde (mans)persoon in (de richting van) een slaapkamer heeft geduwd en/of geleid en/of
- (krachtig) (fysiek) geweld (verwurging) heeft uitgeoefend op de halsstreek, in elk geval het lichaam van die (mans)persoon (terwijl deze was gekneveld en/of werd vastgehouden en/of werd geslagen en/of gestompt op/tegen het lichaam) en/of
- die woning heeft doorzocht
terwijl dat feit de dood van die (mans)persoon ten gevolge heeft gehad;
Artikel 317/312 lid 3 juncto 45 juncto 47 lid 1 sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.1. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1.1. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. De raadsman heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Voor een niet-ontvankelijkheidverklaring van het Openbaar Ministerie is, gezien de jurisprudentie van de Hoge Raad, alleen dan plaats indien er een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan (het Zwolsman-criterium) of in gevallen van zeer fundamentele inbreuken op de behoorlijke procesorde, waarbij de belangen van de verdachte weliswaar niet zijn geschaad, maar het wettelijke systeem in de kern is geraakt (het Karman-criterium).
Primair dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard op grond van het Zwolsman-criterium. Het Openbaar Ministerie had vertrouwelijke rechtbankdocumenten in zijn bezit, die enkel bestemd zijn voor leden van de rechtbank. Het betrof hier voorbereidingsformulieren van de rechtbank, verschillende uitgebreide handgeschreven zittingsaantekeningen en raadkameraantekeningen en e-mailwisselingen.
Daarmee zijn, in ieder geval met grove veronachtzaming en wellicht zelfs doelbewust, de belangen van verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak conform artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) ernstig tekort gedaan. Krachtens deze bepaling heeft een ieder immers recht op een eerlijke (en openbare) behandeling van zijn zaak. Door (i) het schenden van meerdere beginselen van een behoorlijke procesorde, (ii) het schenden van de eigen gedragscode van het Openbaar Ministerie, (iii) het schenden van de wettelijke informatieplicht en (iv) het handelen in strijd met de grondslagen van het Nederlands strafproces, heeft het Openbaar Ministerie bewerkstelligd dat cliënt geen kans meer heeft op een eerlijke behandeling van zijn strafzaak ex artikel 6 EVRM.
(i) Het Openbaar Ministerie heeft, in het meest gunstige geval, onzorgvuldig gehandeld. Vertrouwelijke notities van rechters dienen immers nooit in het dossier van de officier te geraken. De officier van justitie is verantwoordelijk voor de samenstelling, de inhoud en het ordenen van zijn of haar dossiers. Verdachte mag van het Openbaar Ministerie verwachten dat het integer en zorgvuldig te werk gaat.
(ii) en (iii) De officier van justitie heeft ook in strijd met de Gedragscode Openbaar Ministerie gehandeld. Daarin staat immers opgenomen dat de medewerker van het Openbaar Ministerie zijn werkzaamheden uitvoert binnen de grenzen van het recht. Het Openbaar Ministerie heeft in strijd met de wettelijke informatieplicht de voornoemde stukken niet, althans niet tijdig en onbedoeld, onder de aandacht van de verdediging gebracht. Het Openbaar Ministerie heeft voorts in strijd met regelnummer 7 gehandeld, namelijk niet zorgvuldig. Tot slot heeft het OM gehandeld in strijd met specifieke regels ten aanzien van de omgang met rechters omdat door dit handelen de onpartijdigheid van de rechters ter discussie zou kunnen komen te staan. Nu onbekend is op welke wijze de stukken bij het Openbaar Ministerie terecht zijn gekomen, bestaat de mogelijkheid dat er door verdachte vraagtekens geplaatst worden bij de onpartijdigheid van de rechtbank.
(iv) De scheiding tussen de zittende en staande magistratuur is ernstig geweld aangedaan.
Verdachte is dientengevolge geschaad en heeft van de handelwijze van het Openbaar Ministerie nadeel ondervonden. De rechten van cliënt zijn, bewust of onbewust, met voeten getreden. Dit nadeel, of deze schade, is ter terechtzitting niet meer te herstellen.
Aan alle vereisten voor niet-ontvankelijkheid is dus voldaan. Niet-ontvankelijkheid is in casu het enige passende gevolg.
Subsidiair dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard op grond van het Karman-criterium. Daarvan is alleen dan sprake, indien een ernstige schending is vastgesteld van een zo fundamenteel beginsel van een behoorlijke procesorde, dat daarmee het wettelijk systeem in zijn kern wordt geraakt. Het is niet van belang of de verdachte in een belang is geschaad, maar of met de overtreden norm de eerlijkheid van het proces van de verdachte is aangetast. In deze zaak is daar sprake van doordat een fundamenteel beginsel van een behoorlijke procesorde is geschaad. De geconstateerde inbreuk op de beginselen van behoorlijke procesorde ondergraaft het vertrouwen van de burger in dat wat besproken, gedacht of opgeschreven wordt door rechters niet onder ogen komt van de officier van justitie. Nog daargelaten of de officier deze informatie ook daadwerkelijk heeft gebruikt.
Het lijkt er sterk op dat de officier van justitie actief gebruik heeft gemaakt van de vertrouwelijke rechtbankstukken. In ieder geval heeft de officier van justitie passief kennis kunnen nemen van de accenten die door verschillende rechters, met name de voorzitter van de rechtbank, in deze strafzaak zijn gelegd.
Uit het verhoor van parketsecretaris Verhoef op 16 januari 2012 is gebleken dat de officier van justitie wist van het bestaan van deze stukken bij het parket. Zij heeft tijdens verschillende pro forma-zittingen de gelegenheid gehad een en ander aan te geven en te verduidelijken. De officier van justitie heeft dat welbewust nagelaten en heeft de verdediging en de rechtbank welbewust hierover in het ongewisse gelaten. De toezegging van de officier van justitie en de parketsecretaris dat zij geen letter van de stukken hebben gelezen, is zeer lastig te aanvaarden en te geloven.
3.1.2. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen gronden zijn voor niet-ontvankelijkverklaring. Zij heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Er is een fout gemaakt met het versturen van de stukken. Als gevolg daarvan zijn stukken bij de verdediging terecht gekomen die zij niet hadden moeten hebben. Ik wist niets van die stukken. Een officier van justitie werkt met eigen schaduwstukken en niet met het originele dossier. Er is daarom geen omstandigheid aanwezig die zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie of een andere sanctie.
3.1.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt - gelijk aan haar overweging naar aanleiding van het preliminaire verweer van de raadsman - het volgende.
Omdat er in deze zaak meerdere verdachten op verschillende momenten zijn aangehouden en de pro forma-behandelingen tegen die verdachten uit elkaar zijn getrokken, is op enig moment besloten om het originele dossier centraal te bewaren om te voorkomen dat stukken kwijt zouden raken. Het Openbaar Ministerie bewaarde vanaf dat moment het originele dossier, maar heeft kennelijk ook met schaduwstukken gewerkt. Voor de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft de voorzitter het parket verzocht om de zittingscombinatie vier nieuwe kopieën van het originele dossier te verschaffen, ook weer met het oog op volledigheid. Daarnaast is het Openbaar Ministerie gevraagd om stukken aan de verdediging te verstrekken. Hierbij zijn kennelijk stukken bij de verdediging terechtgekomen, die niet voor haar waren bestemd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de officier van justitie ter terechtzitting en de getuigenverklaring van parketsecretaris Verhoef dat zij niet inhoudelijk kennis hebben genomen van voornoemde rechtbankstukken. De stelling van de verdediging dat de nadere omschrijving van de tenlastelegging in de zaak tegen verdachte zou aansluiten op door één of meer ten tijde van pro forma-zittingen door rechters gemaakte en dus verspreide aantekeningen vindt onvoldoende basis in die aantekeningen, nog los van het feit dat de tenlastelegging op overeenkomstige wijze als die van verdachte is aangepast in de zaak van de minderjarige medeverdachte [medeverdachte 6], welke zaak al geruime tijd geleden is afgedaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de gang van zaken met betrekking tot de vertrouwelijke rechtbankstukken weliswaar betreurenswaardig is, maar geen ernstige inbreuk op de beginselen van behoorlijke procesorde heeft opgeleverd. Het verweer van de raadsman wordt dus verworpen en de officier van justitie is ontvankelijk in haar vordering.
3.2. De overige voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.i
- Op 8 december was er een brand in de woning op het adres [A-straat nr. 1] te [plaats] ([plaats]).ii
- Na het blussen van de brand bemerkte de brandweer dat er een lichaam op de badkamervloer lag. De persoon, een man, was niet meer in leven. De man lag op zijn buik, zijn handen waren op zijn rug vastgebonden en ook zijn enkels waren gebonden.iii
- De enkels van de man waren verbrand.iv
- Het stoffelijk overschot is geïdentificeerd als dat van [slachtoffer naam 1], geboren op [1972] te Nigeria.v
- Het dactyloscopische signalement van het stoffelijk overschot kwam overeen met dactyloscopische signalementen van [slachtoffer naam 2], geboren op [1984], en [slachtoffer naam 3], geboren op [1984] in Nigeria. Het staat dus vast dat deze signalementen werden vervaardigd van dezelfde persoon.vi
- Het sectierapport houdt in dat de man ten tijde van de brand niet in leven was. Er zijn uitgebreide inwendige letsels in de hals vastgesteld. Deze letsels waren bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch samendrukkend geweld op de hals, zoals door verwurging. Hiermee kan het overlijden goed worden verklaard door verstikking. Van een andere doodsoorzaak is niet gebleken. Letsel in het gelaat, een breuk aan de laatste rib rechts voorwaarts en bloeduitstortingen in de rugspieren links zijwaarts zijn bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch botsend geweld, zoals door vallen of slaan kan worden opgeleverd.vii
4.2. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feiten bewezen dient te worden verklaard. Zij heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Gebeurtenissen in de woning
[medeverdachte 4] heeft uitgebreid verklaard over wat er in de woning is gebeurd. Na een tip van [medeverdachte 6] is hij samen met [medeverdachte 1], verdachte en [medeverdachte 5] naar de woning gegaan. Bij de woning aangekomen, liepen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] voorop de trap op, gevolgd door [medeverdachte 5] en verdachte. Ze belden aan en het slachtoffer deed open. [medeverdachte 1] dreigde met het vuurwapen en [medeverdachte 4] pakte het slachtoffer vast, deed een hand voor diens mond en trok hem verder de gang in. Uiteindelijk kwamen ze met zijn allen in een slaapkamer terecht. [medeverdachte 4] voelde een klap op zijn hoofd. Hij zag vervolgens dat [medeverdachte 1] het slachtoffer ook nog eens op het hoofd sloeg met het vuurwapen, dat hij aan [medeverdachte 1] had gegeven. Omdat [medeverdachte 4] bloedde, ging hij even weg uit de slaapkamer om iets te zoeken om zijn bloed te stelpen. [medeverdachte 1] nam het slachtoffer van [medeverdachte 4] over. [medeverdachte 4] gaat er van uit dat [medeverdachte 5] op dat moment het vuurwapen van [medeverdachte 1] overnam. Toen hij terug kwam bij de deuropening van de slaapkamer zag hij dat [medeverdachte 1] het slachtoffer aan het wurgen was. [medeverdachte 1] zei in het Surinaams dat hij hem ging doodmaken. [medeverdachte 4] zag dat verdachte het slachtoffer in zijn ballen sloeg en dat [medeverdachte 5] de benen van het slachtoffer vasthield. [medeverdachte 5] waarschuwde [medeverdachte 1]: "Wat doe je nu? Je gaat die man doodmaken." Verdachte zei: "Laat die man los", maar toen was het al te laat en bewoog de man niet meer. [medeverdachte 5] zei toen tegen [medeverdachte 1] dat hij het slachtoffer dood had gemaakt. [medeverdachte 4] geeft aan dat hij ongeveer twee minuten heeft waargenomen dat het slachtoffer werd gewurgd.
Doodsoorzaak
Een patholoog heeft een sectie verricht op het lichaam van het slachtoffer. Daaruit is gebleken dat hij tijdens de brand niet meer in leven was. Zij heeft uitgebreide letsels in de hals vastgesteld, die bij leven zijn ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch samendrukkend geweld op de hals, zoals door verwurging kan worden opgeleverd. Hiermee kan het overlijden volgens de patholoog goed worden verklaard door verstikking. Een andere doodsoorzaak is niet gebleken. Ook andere letsels, te weten, zwellingen en bloeduitstortingen en een ribbreuk, zijn bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch botsend geweld zoals door stoten kan worden opgeleverd. Over de ribbreuk heeft de patholoog ter zitting aangegeven dat voor het toebrengen daarvan een aanzienlijke hoeveelheid geweld vereist was. De patholoog heeft ter zitting uitgelegd dat iemand die wordt gewurgd daaraan snel overlijdt. Dat is een feit van algemene bekendheid. De tijd die daarmee gemoeid is verschilt volgens de patholoog aanmerkelijk per persoon. Zij sprak daarbij van een normale tijd van een aantal minuten.
De letsels rond het rechteroog van het slachtoffer passen, aldus de officier van justitie, bij het slaan op het hoofd met het vuurwapen, waarover door verdachte is verklaard. Ook de overige letsels op het bovenlichaam van het slachtoffer passen bij de verklaring van verdachte. De patholoog heeft, naar aanleiding van vragen daartoe, uitgelegd dat het mogelijk is dat er geweld is uitgeoefend op de schaamstreek van het slachtoffer zonder dat daarvan afkomstig letsel geconstateerd is. Ter terechtzitting heeft zij daaraan toegevoegd dat letsels soms lastiger te zien zijn bij mensen met veel pigment. Het is dus wel degelijk mogelijk dat verdachte geweld heeft uitgeoefend op de schaamstreek van het slachtoffer zonder dat daarvan specifiek letsel te vinden is.
Bewijs ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De verschillende verklaringen van [medeverdachte 4] zijn onderling consistent en in overeenstemming met andere bewijsmiddelen. Hij heeft zijn verklaringen uit eigen beweging afgelegd en geeft daar ook een uitleg voor, namelijk dat hij wil dat de waarheid boven water komt. Hij zit ermee dat er iemand is overleden en realiseert zich dat hij zichzelf belast met zijn bekennende verklaring. Zijn verklaring is dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De ex-vriendin van [medeverdachte 1], [ex-vriendin van medeverdachte 1], heeft verklaard dat ze van [medeverdachte 1] heeft gehoord dat hij samen met [medeverdachte 4], verdachte en [medeverdachte 5] bij het feit betrokken is. Ook haar verklaringen zijn voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te kunnen gebruiken. Haar verklaringen wijken op sommige punten af van wat [medeverdachte 4] verklaart, maar niet voor wat betreft het doel van het bezoek aan de woning van het slachtoffer en de personen die erbij waren. Deze verklaringen worden bovendien ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van [medeverdachte 4] en de bewijsmiddelen die diens verklaring ondersteunen. Ook vertelt zij iets dat later wordt bevestigd door [medeverdachte 5], namelijk dat [medeverdachte 5] bang is voor [medeverdachte 1].
[medeverdachte 5] is gehoord door de politie in Suriname. Ook hij verklaart over wat hij in de woning heeft meegemaakt. Zijn verklaringen zijn voldoende consistent om tot het bewijs te kunnen bijdragen. Op onderdelen verklaart hij weliswaar afwijkend van de verklaringen van [medeverdachte 4] en hij verklaart dat hij een deel van het dossier in Suriname toegestuurd heeft gekregen. Weliswaar had hij dossierkennis, doch dit maakt zijn verklaring niet of niet geheel onbruikbaar voor het bewijs. Wel is het dan noodzakelijk dat er daarnaast ook nog andere bewijsmiddelen zijn en dat is ruimschoots het geval.
[medeverdachte 3] erkent dat zij in dezelfde kamer aanwezig is geweest als [medeverdachte 1], verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] toen er gesproken werd over iets dat ze gezamenlijk gingen doen. Zij heeft ze met zijn allen weg zien gaan. Zij is de volgende dag ook bij de bespreking over de brand aanwezig geweest. Ze verklaart dat ze iets heeft gehoord over iets 'wissen'.
Gelet op de voornoemde bewijsmiddelen kan worden bewezen dat het slachtoffer is gewurgd door [medeverdachte 1], die daarbij werd geholpen door [medeverdachte 5] en verdachte en dat [medeverdachte 4] daarbij aanwezig was. Verdachte sloeg de man in zijn ballen en [medeverdachte 5] hield de benen van de man vast.
Voorbedachten rade
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], verdachte en [medeverdachte 5] op 7 december 2009 uit de woning van [medeverdachte 1] en verdachte zijn vertrokken om een Afrikaanse man te beroven. In de woning van het slachtoffer vond echter een wijziging van het opzet plaats. In de slaapkamer zijn drie verdachten namelijk overgegaan tot het doodmaken van de man.
Moord is een opzettelijke levensberoving met voorbedachten rade. Voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade is voldoende dat vast komt te staan dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn daad en zich daarvan rekenschap te geven. Dat de periode waarin de verdachte zich heeft beraden kort is, doet daar volgens de Hoge Raad niet aan af.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] tijdens het wurgen heeft gezegd dat hij de man ging doodmaken. Hij denkt echter dat [medeverdachte 1] het zo niet bedoelde. In de context van deze zaak kan die uitlating echter lastig anders worden geïnterpreteerd dan een uiting van de wil om iemand om te brengen. Hoewel zowel [medeverdachte 5] als [medeverdachte 4] [medeverdachte 1] waarschuwden voor de gevolgen van hetgeen hij met het slachtoffer deed, ging hij gewoon door met wurgen. Een levensberoving door verwurging kan enkele minuten duren. Uit de verklaringen van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] blijkt dus dat [medeverdachte 1] tijd heeft gehad om na te denken over de gevolgen van zijn handelen. Hij is echter doorgegaan met wurgen. [medeverdachte 5] en verdachte bleven op dat moment ook doorgaan met wat ze al deden. [medeverdachte 5] bleef de benen van de man vasthouden en verdachte bleef de man in zijn ballen slaan. Ook zij hebben op dat moment tijd gehad om zich te beraden op hetgeen zij deden. [medeverdachte 4] stond twee minuten lang te kijken naar wat er gebeurde, en veegde intussen nog wat bloed weg. Hij hield daar pas mee op toen hij zag dat de man niet meer bewoog. Pas nadat hij merkte dat de man dood was en hij zich realiseerde dat er sporen van hem in de woning lagen, raakte hij in paniek en verliet hij de woning.
Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat bij alle vier de verdachten sprake was van voorbedachten rade.
Medeplegen
Voor het bewijs van medeplegen is een bewuste en nauwe samenwerking nodig. Deze kan blijken uit een gezamenlijk plan of een gezamenlijke uitvoering. De bewuste en nauwe samenwerking kan ook blijken uit een nauwe en actieve samenwerking kort voor het strafbare feit, ook als een verdachte geen concrete feitelijke uitvoeringshandelingen verricht. De enkele aanwezigheid bij, stilzwijgende instemming met en het zich niet distantiëren van het feit is niet altijd voldoende voor een bewuste en nauwe samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 1], verdachte en [medeverdachte 5] actieve uitvoeringshandelingen hebben verricht bij het wurgen van het slachtoffer. Het bewijs van medeplegen is in de zaken tegen [medeverdachte 1] en verdachte hiermee geleverd.
[medeverdachte 1], verdachte en [medeverdachte 5] zijn ter uitvoering van een gezamenlijk plan om de man te beroven samen met [medeverdachte 4] de woning binnengekomen. [medeverdachte 4] is verantwoordelijk voor het meebrengen van een dodelijk wapen naar de woning. Hij heeft dat wapen aan [medeverdachte 1] gegeven en heeft het slachtoffer, na binnenkomst in de woning, in een zeer nauwe samenwerking met [medeverdachte 1], overmeesterd. Dit alles gebeurde in de aan de moord voorafgaande fase toen op opzet nog gericht was op de beroving. Het wilsbesluit om de man om het leven te brengen, ontstond toen [medeverdachte 4] het vasthouden van de man even had overgedragen aan [medeverdachte 1]. Toen hij terug kwam, zag hij dat [medeverdachte 1] de man aan het wurgen was, terwijl verdachte hem in de ballen sloeg en [medeverdachte 5] hem vast hield. Terwijl hij hoorde dat [medeverdachte 1] zei dat hij de man ging vermoorden en zag dat [medeverdachte 1] doorging met het wurgen van de man, bleef [medeverdachte 4] gewoon in de kamer staan. Onder die omstandigheden is hij volledig medeverantwoordelijk voor de moord op het slachtoffer, mede gezien de zeer nauwe samenwerking voorafgaand aan het feit en de omstandigheid dat hij [medeverdachte 1] goed kent en daarom weet met wie hij te maken heeft.
4.3. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde feit. De raadsman heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Verklaring [ex-vriendin van medeverdachte 1]
De verklaring van [ex-vriendin van medeverdachte 1] komt, op zijn zachtst gezegd, niet geheel overeen met de verklaring van [medeverdachte 4]. Het is overduidelijk geen versie die rechtstreeks afkomstig is van een directe bron, zoals door [ex-vriendin van medeverdachte 1] wordt beweerd. [ex-vriendin van medeverdachte 1] heeft over een aantal opvallende punten verklaard. Deze punten worden echter niet bevestigd door enige andere verklaring, noch door onderzoeksresultaten in het dossier. De verklaring heeft derhalve zeer veel weg van een versie van de verklaring van [medeverdachte 4], die inmiddels een eigen versie is geworden. Uit het dossier blijkt onvoldoende overtuigend dat deze verklaring afkomstig is van [medeverdachte 1]. Naast het feit van de opvallende discrepanties met overige verklaringen, is deze verklaring pas dertien maanden na het voorval afgelegd, terwijl er in de tussentijd heel veel verdachten zijn aangehouden (en weer vrijgelaten) en [ex-vriendin van medeverdachte 1] in de tussentijd heeft verklaard dat ze van niets wist. Bovendien was ten tijde van het afleggen van de verklaring van [ex-vriendin van medeverdachte 1] de verklaring van [medeverdachte 4] al lang bekend in [plaats]. Er zijn ook grote vraagtekens te plaatsen bij het motief van [ex-vriendin van medeverdachte 1] om een verklaring af te leggen. Haar verklaring over hoe en wanneer [medeverdachte 1] dit verhaal aan haar zou hebben verteld, is ook niet geloofwaardig. Gelet op het voorgaande kunnen er grote vraagtekens worden gezet bij de betrouwbaarheid van de verklaring van [ex-vriendin van medeverdachte 1]. Deze verklaring kan dus niet voor het bewijs worden gebruikt.
Verklaring [medeverdachte 5]
De omstandigheid dat [medeverdachte 5] dossierkennis had op het moment dat hij zich meldde bij de politie, maakt zijn verklaring geheel onbruikbaar. Vast staat dat [medeverdachte 5] in ieder geval delen van de belangrijkste verklaringen heeft gelezen en tevens kan aangeven wat de strekking is van de verklaringen van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4]. Zijn verklaringen zijn dus besmet en dienen van het bewijs uitgesloten te worden. Subsidiair dienen ze als ongeloofwaardig beschouwd te worden doordat [medeverdachte 5] zijn eigen aandeel minimaliseert en stelt dat hij niet vrijwillig mee is gegaan.
Bewijs geweldshandelingen door verdachte
Zowel [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] verklaren dat verdachte het slachtoffer in zijn ballen gestompt zou hebben. Deze verklaringen vinden echter geen steun in het dossier. De patholoog heeft uitgebreid de door haar vastgestelde letsels beschreven. Er wordt in haar rapport echter met geen woord gerept over letsel aan of bloeduitstortingen rond de teelballen van het slachtoffer. Ter terechtzitting heeft de patholoog toegelicht dat het mogelijk is dat er geen letsels zijn ontstaan als het geweld gering is geweest. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] verklaren echter dat verdachte meermalen hard met zijn vuisten in de ballen van het slachtoffer sloeg. Dat kan onmogelijk worden aangemerkt als gering geweld. De geloofwaardigheid van de verklaringen van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] wordt dus door 'hard' forensisch bewijs onderuit gehaald.
Mogelijke andere verdachte
Uit het dossier blijkt van een andere persoon dan verdachte, 'Opa', die in verband kan worden gebracht met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] en die samen met [medeverdachte 4] overvallen zou plegen. [medeverdachte 6] en [ex-vriendin van medeverdachte 1] verklaren ook over deze 'Opa'. Zij verklaren echter niet over verdachte in relatie tot de ten laste gelegde feiten. Ook andere getuigen in het dossier hebben niet verklaard over verdachte in relatie tot de ten laste gelegde feiten.
Telefoongegevens verdachte
Tot slot blijkt uit de telefoongegevens van verdachte dat hij op 7 december 2009 van 17:42 uur tot en met 20:13 uur in [plaats 2] uitpeilde. [medeverdachte 4] plaatst verdachte echter bij de voorbespreking nadat hij het eerste telefoontje van [medeverdachte 6] had gekregen. Dat eerste telefoontje vond plaats om 19:37 uur. Op dat moment kon verdachte onmogelijk thuis zijn geweest.
Het kan niet zo zijn dat [medeverdachte 4] met dat eerste telefoontje het telefoongesprek van 21:52 uur bedoelde. [medeverdachte 4] heeft namelijk verklaard dat hij na het telefonische gesprek met [medeverdachte 6], de tip onmiddellijk besproken heeft in het huis van de familie [achternaam verdachte], dat verschillende personen zich hebben omgekleed, dat zij gezamenlijk naar beneden zijn gegaan en dat hij [medeverdachte 6] vervolgens trof bij de shoarmazaak in [buurt]. Op dat moment was zij volgens [medeverdachte 4] aan het telefoneren met het slachtoffer. Volgens de gegevens van de telefoon van [medeverdachte 6] was haar laatste gesprek met het slachtoffer om 22:22 uur. Als de verdachten na het gesprek om 21:52 uur naar [buurt] zijn gelopen, kan [medeverdachte 4] [medeverdachte 6] dus onmogelijk telefonerend hebben aangetroffen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is er te veel twijfel dat verdachte op 7 december 2009 in de woning van het slachtoffer aanwezig is geweest. Omdat de verklaringen van [medeverdachte 5] en [ex-vriendin van medeverdachte 1] zijn te herleiden tot de verklaring van [medeverdachte 4] en verdachte betwist dat hij in de woning aanwezig was, is er onvoldoende onafhankelijk steunbewijs voor de verklaring van [medeverdachte 4] dat hij daar wel aanwezig was. Het is niet automatisch zo dat de verklaring van [medeverdachte 4] op alle punten betrouwbaar is omdat zijn verklaring op bepaalde punten worden ondersteund door de onderzoeksresultaten van het NFI. De bewezenverklaring in deze zaak valt of staat met de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van [ex-vriendin van medeverdachte 1] en [medeverdachte 5]. Nu deze verklaringen niet bruikbaar, dan wel niet betrouwbaar moeten worden geacht, kan men niet anders dan tot de conclusie komen dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Mocht wel bewezen worden geacht dat verdachte in de woning aanwezig was, dan kan, gelet op de verklaring van [medeverdachte 4], de gebeurtenis hoogstens worden gekwalificeerd als een niet voltooide diefstal met geweldpleging, de dood ten gevolg hebbende. Uit zijn verklaring blijkt immers duidelijk dat er geen vooropgezet plan was en dat er sprake was van een zeer chaotische situatie in het huis, die voorts met een aantal onverwachte ontwikkelingen gepaard is gegaan. Deze voorstelling van zaken staat vrijwel haaks op de aanwezigheid van opzet op de dood en op een situatie van kalm beraad en rustig overleg.
4.4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het hierna bewezen geachte heeft begaan op de in rubriek 4.1 weergegeven vaststaande feiten, de hierna in samenvattende vorm weergegeven feiten en omstandigheden, zoals vervat in de als voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen, en de navolgende bewijsoverwegingen.
- [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op 7 december 2009 bij [medeverdachte 1] was toen hij werd gebeld door [medeverdachte 6]. Zij vertelde dat ze drugs had gezien bij een Afrikaan. [medeverdachte 4] heeft dat verteld aan [medeverdachte 1]. Verdachte en [medeverdachte 5] ([medeverdachte 5]) waren daar toen ook bij. Zij zijn toen met zijn vieren naar [buurt] gegaan. [medeverdachte 4] heeft zijn vuurwapen opgehaald.
Bij de woning aangekomen, liepen ze naar boven. [medeverdachte 4] gaf het vuurwapen op diens verzoek aan [medeverdachte 1]. Er werd aangebeld. Toen de man de deur open maakte, hield [medeverdachte 1] het vuurwapen voor diens hoofd en zette [medeverdachte 4] zijn hand op de mond van de man en duwde hem naar binnen. Hierna trok [medeverdachte 4] de man verder naar binnen. Uiteindelijk zijn ze in de slaapkamer terecht gekomen. [medeverdachte 4] gaf een knietje tegen de knieholtes van de man zodat deze door zijn knieën ging. [medeverdachte 1] vroeg of de man drugs had. De man schudde van niet. Op dat moment voelde [medeverdachte 4] een klap op zijn hoofd. Hij keek op en zag dat [medeverdachte 1] daarna de man met de achterkant van het wapen op zijn hoofd sloeg. [medeverdachte 4] voelde bloed op zijn hoofd en zei tegen [medeverdachte 1] dat hij de man over moest nemen. [medeverdachte 1] hield toen de man vast. [medeverdachte 1] hield de man in een wurggreep bij zijn nek. Hierna liep [medeverdachte 4] naar de keuken omdat hij het bloed wilde opvegen. Toen hij terug liep naar de deuropening van de slaapkamer hoorde hij kabaal. Hij hoorde dat [medeverdachte 5] tegen [medeverdachte 1] zei: "wat doe je nou? Je gaat die man doodmaken". [medeverdachte 4] zag dat [medeverdachte 1] de man nog steeds in een wurggreep had. [medeverdachte 5] had de benen van de man vast en verdachte begon hem in zijn ballen te slaan met zijn vuisten. [medeverdachte 1] schreeuwde dat de voeten van de man goed vastgehouden moesten worden. Hij zei in het Surinaams "ik ga hem doodmaken". Terwijl dit gebeurde, bleef [medeverdachte 4] bij de deuropening staan. Op een gegeven moment ging iedereen van de man af. Toen is [medeverdachte 4] weggegaan.viii
- [medeverdachte 5] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] bij de woning als eerste naar binnen ging, gevolgd door [medeverdachte 4], verdachte en hemzelf. Toen hij bij de deur van de woning was, zag hij dat [medeverdachte 1] de man vasthield. [medeverdachte 4] stond achter het slachtoffer en heeft zijn mond dichtgehouden. [medeverdachte 1] had een vuurwapen in zijn hand en probeerde het slachtoffer op zijn hoofd te slaan. Het was een worsteling. Beetje bij beetje verplaatsten ze zich naar een slaapkamer in de woning. In de slaapkamer ging de worsteling door en kwam [medeverdachte 1] met het slachtoffer op het bed terecht. [medeverdachte 1] hield de man met zijn rechterhand aan zijn hals vast. Hij bleef het slachtoffer wurgen. Hij zei dat hij de man dood zou maken. Toen de man nog tegenstribbelde, sloeg verdachte hem met zijn vuisten in zijn ballen. Op een gegeven moment sprong [medeverdachte 1] op. De man bewoog niet meer.ix
Betrouwbaarheid van getuigen en bruikbaarheid van hun verklaringen
Anders dan door de verdediging is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor weergegeven verklaring van [medeverdachte 5] bruikbaar is voor het bewijs. Het staat weliswaar vast dat [medeverdachte 5] pas geruime tijd na het feit een verklaring heeft afgelegd op een moment dat hij, volgens zijn verklaring, enige tijd de beschikking had over (delen van) het dossier, waaronder de verklaring van [medeverdachte 4]. Dit betekent echter niet op zichzelf dat zijn verklaring daardoor ongeloofwaardig dan wel onbetrouwbaar zou zijn. Ook de omstandigheid dat hij op bepaalde onderdelen, zoals over zijn eigen handelen, anders heeft verklaard over de gebeurtenissen in de woning dan [medeverdachte 4], maakt nog niet dat zijn verklaring onbruikbaar is voor het bewijs. Vast staat immers dat [medeverdachte 5] een ook voor zichzelf zeer belastende verklaring heeft afgelegd. Ook heeft hij verklaard over zijn eigen waarnemingen, die grotendeels overeenkomen met de verklaring van [medeverdachte 4]. De rechtbank acht daarom geen redenen aanwezig om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaring van [medeverdachte 5] en acht deze dus bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] voldoende bewijs opleveren dat verdachte op 7 december 2009 in de woning op de [A-straat nr. 1] aanwezig was. Gelet hierop kan de bespreking van het verweer betreffende de betrouwbaarheid/ongeloofwaardigheid van de verklaring van [ex-vriendin van medeverdachte 1], alsmede het verweer dat er mogelijk een andere persoon, 'Opa', betrokken was bij het feit achterwege blijven.
De omstandigheid dat de telefoon van verdachte om 20:13 uur nog uitpeilde in [plaats 2] staat niet in de weg aan het bewijs dat verdachte aanwezig was bij de overval. Ook hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ten aanzien van het telefoongesprek tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] en hoe dit zich verhoudt tot de ontmoeting tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6], waarbij [medeverdachte 6] met het slachtoffer aan de telefoon zou zijn geweest, doet hier niet aan af. Daarbij merkt de rechtbank op dat [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op de fiets naar [buurt] is gegaan, zodat het dus zeer wel mogelijk is dat het telefoongesprek met [medeverdachte 6] om 21:52 uur plaatsvond en dat hij haar om 22:22 uur ontmoette op het moment dat zij met het slachtoffer in gesprek was.
Bewezenverklaring opzettelijke levensberoving
De rechtbank is op grond van de hiervoor aangehaalde verklaringen van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5], in het bijzondere de omstandigheden dat [medeverdachte 1] het slachtoffer gedurende aanzienlijke tijd heeft gewurgd en dat [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij het slachtoffer dood zou maken, van oordeel dat [medeverdachte 1] ten minste de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat er een aanzienlijke kans is dat iemand komt te overlijden als gevolg van verwurging. De rechtbank acht dus bewezen dat [medeverdachte 1] ten minste voorwaardelijke opzet had op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte, terwijl [medeverdachte 1] het slachtoffer aan het wurgen was, het slachtoffer meermalen met zijn vuisten in zijn teelballen heeft geslagen. Zowel [medeverdachte 4] als [medeverdachte 5] heeft hier over verklaard. Dat deze verklaringen niet zonneklaar blijken uit de bevindingen van de patholoog van het NFI, maakt niet dat de rechtbank aan deze verklaringen twijfelt. De patholoog heeft ter terechtzitting namelijk toegelicht dat niet is uit te sluiten dat er in de teelballen, althans in de schaamstreek, geweldsinwerking is geweest, al zal de geweldsinwerking niet substantieel zijn geweest.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte geweldshandelingen tegen het slachtoffer verrichtte, terwijl het slachtoffer op dat moment door [medeverdachte 1] werd gewurgd, [medeverdachte 1] had geroepen dat hij de man ging doodmaken die door [medeverdachte 5] bij de benen werd vastgehouden, was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bewuste en nauwe samenwerking ten aanzien van de opzettelijke levensberoving. Verdachte kan dus als medepleger daarvan worden aangemerkt.
Vrijspraak moord
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank echter niet bewezen dat [medeverdachte 1] deze handelingen met voorbedachten rade heeft gepleegd. Uit de verklaringen van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] blijkt dat zij, samen met [medeverdachte 1] en verdachte, naar de woning toe zijn gegaan omdat zij van plan waren het slachtoffer te beroven. Er blijkt echter niet uit dat de verdachten ook van plan waren om het slachtoffer te doden. Ook de omstandigheid dat de verdachten een doorgeladen vuurwapen naar de woning hebben meegenomen, rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat de verdachten al hadden besloten om het slachtoffer om te brengen. Op enig moment is deze beroving uit de hand gelopen. Hoewel de rechtbank bewezen acht dat [medeverdachte 1] met zijn handelen het voorwaardelijke opzet had op de dood van het slachtoffer, acht zij [medeverdachte 1]s handelingen dermate aaneengeschakeld dat niet aannemelijk is dat [medeverdachte 1] tijdens het wurgen een moment heeft gehad om zich te beraden over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat het slachtoffer met voorbedachten rade is gedood, hetgeen betekent dat verdachte van moord wordt vrijgesproken.
Bewezenverklaring gekwalificeerde doodslag
De rechtbank is van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag bewezen kan worden. [medeverdachte 1] hield het slachtoffer in bedwang en heeft het slachtoffer op enig moment gewurgd, kennelijk omdat het slachtoffer tegenstribbelde. De rechtbank oordeelt op grond daarvan dat de wurging gericht was op het breken van de weerstand van het slachtoffer, zodat de verdachten de woning daarna konden doorzoeken naar drugs, dan wel andere waardevolle goederen.
De rechtbank acht op grond van de onder 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen het subsidiair ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
op 7 december 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon, bekend onder de namen [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984]) en [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria), van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet krachtig fysiek geweld, verwurging, uitgeoefend op de halsstreek van die persoon, terwijl deze werd vastgehouden en gestompt tegen het lichaam, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd vergezeld van na te noemen strafbaar feit, te weten poging tot diefstal met geweld, gepleegd in vereniging, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken
immers hebben en/of zijn verdachte en zijn mededaders op 7 december 2009 te [plaats], gemeente [gemeente],
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een som geld en/of een hoeveelheid drugs, toebehorende aan een persoon, bekend onder de namen [slachtoffer naam 1] (geboren op [1972] te Nigeria) en [slachtoffer naam 2] (geboren op [1984]) en [slachtoffer naam 3] (geboren in [1984] te Nigeria), en die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken,
- naar de woning van voornoemde persoon, bekend onder de namen [slachtoffer naam 1] en [slachtoffer naam 2] en [slachtoffer naam 3], gegaan en
- aldaar aangebeld en
- nadat voornoemde persoon de deur van die woning had geopend een vuurwapen op voornoemde persoon gericht en gericht gehouden en
- voornoemde persoon die woning ingeduwd en
- die woning binnen gegaan en
- een hand over de mond van voornoemde persoon gedaan en gehouden en
- voornoemde persoon in een slaapkamer geleid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren, met aftrek van voorarrest. Zij heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Deze zaak gaat over zeer ernstige feiten. Het verhaal over wat er op 7 en 8 december 2009 is gebeurd in de woning aan de [A-straat nr. 1] is indrukwekkend om te horen, ook voor mensen die er totaal buiten staan en er alleen over horen vertellen. Het slachtoffer is gewurgd door [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] werd daarbij feitelijk geholpen door verdachte en [medeverdachte 5] en ook [medeverdachte 4] kan worden aangemerkt als medepleger van de moord. Mocht de voorbedachte raad niet bewezen kunnen worden, dan is in ieder geval sprake van gekwalificeerde doodslag. Het strafmaximum bij gekwalificeerde doodslag is gelijk aan het strafmaximum bij moord. Hier dient rekening mee te worden gehouden bij de beoordeling van de strafmaat.
Bij de bepaling van de strafmaat dient in strafverhogende zin rekening te worden gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd: het slachtoffer wordt in zijn eigen woning, de plaats waar men zich bij uitstek veilig moet achten, bedreigd met een vuurwapen, ruw vastgepakt en als hij terugvecht gewurgd door [medeverdachte 1] met feitelijke hulp van verdachte en [medeverdachte 5]. [medeverdachte 4] werkt zo nauw samen met deze drie dat ook hij medeverantwoordelijk is. Opvallend bij de werkwijze van [medeverdachte 4] is dat hij zo koelbloedig te werk gaat: hij haalt zijn vuurwapen, ontmoet de anderen, neemt samen met [medeverdachte 1] de leiding bij het vastpakken van de man die volgens plan beroofd wordt. Als het mis gaat, heeft hij minder oog voor het belang van het slachtoffer dan voor zichzelf: hij blijft zijn eigen bloed opvegen en staan kijken naar de levensberoving en vertrekt vervolgens uit de woning, terwijl de anderen nog bezig zijn om te proberen om de man weer bij te brengen. Hij werkt alle bewijsstukken stelselmatig weg. De professionele wijze waarop hij zich ontdoet van de bebloede kleding veronderstelt dat hij dit vaker heeft gedaan: ieder DNA-spoor wordt verwijderd door deze wijze van handelen.
Voor de verdachten is het kennelijk niet genoeg dat de echtgenote van het slachtoffer haar man heeft verloren door een ernstig geweldsdelict: er moest voorkomen worden dat zij zouden worden opgespoord en gestraft voor deze wrede daad. Dat gebeurt, zoals hiervoor al aangegeven, door een brand te stichten. Hierdoor verliest de echtgenote van het slachtoffer niet alleen haar man, maar ook haar huis met veel dierbare voorwerpen en herinneringen.
Verdachte heeft een actieve rol gehad tijdens de levensberoving en is daarmee medeverantwoordelijk voor de moord. Hij is één keer eerder veroordeeld voor geweldsfeiten, en daarbij gaat het om mishandeling van zijn vriendin [vriendin van verdachte] op twee achtereenvolgende dagen in juli 2009. Verder staan er verkeersovertredingen en een werkstraf wegens joyriding op zijn strafblad. In deze zaak dient in strafverminderende zin rekening te worden gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en de omstandigheid dat hij wel eerder is veroordeeld voor twee geweldsfeiten, maar dat deze geweldsfeiten geen overvallen of andere ernstige geweldsfeiten zijn. Het is ook geen serie geweldsfeiten te noemen.
Ondanks de redenen om tot een lagere straf te komen dan in de zaken tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] dient een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf te volgen om recht te doen aan de ernst van het door verdachte gepleegde feit.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de strafeis van de officier van justitie te hoog is en dat deze gematigd dient te worden. De raadsman heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Mocht de officier van justitie niet niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, dan dient conform artikel 359a lid 1 sub a van het Wetboek van Strafvordering rekening te worden gehouden met de omstandigheden zoals weergegeven in rubriek 3.1.1.
De strafeis van de officier van justitie is buiten elke proportie. Er is onvoldoende rekening gehouden is met de leeftijd van verdachte, het gebrek aan relevante documentatie en de persoonlijkheid en achtergrond van verdachte. Hij wordt gehouden voor een agressief en egocentrisch persoon, maar zijn omgeving karakteriseert hem juist als een vrolijke, beleefde jongen.
Daarnaast heeft de verdediging betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering nu verdachte vrijgesproken dient te worden.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met drie anderen het slachtoffer in diens woning overvallen. Daarbij is grof geweld gebruikt, onder meer is het slachtoffer met een vuurwapen op het hoofd geslagen. Daarna is het slachtoffer naar de slaapkamer gesleurd waar hij, terwijl hij onder bedwang werd gehouden door onder meer verdachte, door een mededader is gewurgd. Tijdens het wurgen is het slachtoffer door verdachte nog in de kruisstreek geslagen. Het leed dat het slachtoffer in de laatste minuten van zijn leven in zijn eigen woning is toegebracht, is nauwelijks voorstelbaar, doch moet verschrikkelijk zijn geweest.
Feiten als deze leiden tot afgrijzen, grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft zich door zijn gedrag getoond als een persoon die zijn eigen belang in het algemeen en financieel gewin in het bijzonder heeft gesteld boven het meest fundamentele recht dat mensen hebben, het recht op leven. De weduwe is onherstelbaar leed aangedaan, waarvan zij ter terechtzitting blijk heeft gegeven. De ervaring leert dat nabestaanden zeer lang kampen met het verlies van naasten.
De rechtbank is - mede vanuit een oogpunt van vergelding - van oordeel dat als reactie op dergelijke feiten een gevangenisstraf van zeer lange duur passend en geboden is.
Het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van het medeplegen van moord kan hem bij de strafoplegging niet baten, aangezien de wetgever op de bewezen geachte gekwalificeerde doodslag hetzelfde strafmaximum heeft gesteld als op moord. Bij het bepalen van de duur van de straf voor dit feit heeft de rechtbank acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten - moord of gekwalificeerde doodslag - die met het onderhavige geval vergelijkbaar zijn. Aan de hand daarvan heeft de rechtbank als sanctie voor de gekwalificeerde doodslag een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren als uitgangspunt genomen.
In strafverhogende zin weegt de rechtbank mee de directe rol die verdachte bij het ombrengen van het slachtoffer heeft gehad en zijn gebrek aan medeleven met het verdriet van de ter zitting aanwezige weduwe van het slachtoffer.
Verdachte heeft niet meegewerkt aan onderzoek naar zijn persoon, waardoor geen inzicht is ontstaan in aspecten van verdachtes persoonlijkheid, die mogelijk strafverlagend zouden moeten meewegen. In verdachtes voordeel weegt mee dat de geweldsmisdrijven die op zijn strafblad staan vermeld van een geheel andere orde zijn dan het onderhavige. Ook heeft de rechtbank gelet op de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit nog maar drie maanden meerderjarig was. De rechtbank houdt voorts rekening met veroordelingen die van latere datum zijn dan de onderhavige feiten.
Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank in paragraaf 3.1.3 inhoudelijk heeft opgemerkt, ziet de rechtbank geen reden om de gang van zaken rond de verspreiding van de stukken in strafverlagende zin ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering mee te laten wegen, nu geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in dat artikel.
Alles afwegende ziet de rechtbank meer punten die strafverzwarend dan -verlichtend zijn. Aldus komt de rechtbank tot oplegging van een zeer langdurige gevangenisstraf, langer dan genoemd uitgangspunt.
8.3.2. Beslissingen ten aanzien van het beslag
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1 1.00 STK Zaktelefoon Kl: ZWART
SAMSUNG
(3913695)
Dit voorwerp behoort aan verdachte toe. Het zal derhalve aan verdachte worden teruggegeven.
8.3.3. Beslissingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [benadeelde partij], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 subsidiair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank waardeert de materiële schade op € 6.169,73 (zesduizendhonderdnegenenzestig euro en drieënzeventig cent), nu van de gevorderde materiële schade van € 7.645, - reeds €1.475,27 is vergoed door of namens [medeverdachte 6]. Verdachte kan voor deze schade hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade niet aan verdachte kan worden toegerekend, nu deze betrekking heeft op de brand in de woning van de benadeelde partij. Verdachte is voor deze brand niet strafrechtelijk aansprakelijk gesteld.
De vordering kan dan ook tot het bedrag van € 6.169,73 (zesduizendhonderdnegenenzestig euro en drieënzeventig cent) worden toegewezen. Op dit bedrag is de wettelijke rente, vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, van toepassing.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 288 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken.
* Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 (vijftien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
* Gelast de teruggave aan [verdachte] van de op de beslaglijst beschreven goederen.
* Wijst de vordering van [benadeelde partij], wonende op het adres [adres] te [plaats], toe tot € 6.169,73 (zesduizendhonderdnegenenzestig euro en drieënzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart [benadeelde partij] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij], aan de Staat € 6.169,73 (zesduizendhonderdnegenenzestig euro en drieënzeventig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 65 (vijfenzestig) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. van Eijk, voorzitter,
mrs. H.P.H.I. Cleerdin en P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Spliet, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 februari 2012.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii p. D 1, D 7 en R 5.
iii p. D 3.
iv p. B 14.
v p. D. 16.
vi p. C. 27.
vii Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 12 februari 2010, opgemaakt door dr. V. Soerdjbalie - Maikoe, inhoudende een pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood (p. C 64 t/m 66).
viii Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 1 februari 2011 van de rechter-commissaris, mr. A.M. Ruige, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 4].
ix p. A9 28 en 29.